ECLI:NL:RBDHA:2024:6463

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
NL24.17195
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en voortvarend handelen in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 april 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was op 31 januari 2024 opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en is sindsdien voortgezet. De rechtbank heeft op 19 april 2024 kennisgenomen van het voortduren van deze maatregel, wat door eiser als een beroep werd beschouwd. De rechtbank heeft besloten om het onderzoek ter zitting achterwege te laten en heeft het onderzoek op 23 april 2024 gesloten.

Eiser heeft aangevoerd dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelt, aangezien er bijna drie weken verstreken zijn zonder verdere uitzettingshandelingen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er sinds 7 februari 2024 meerdere acties zijn ondernomen door de staatssecretaris, waaronder drie rappelbrieven naar de Marokkaanse autoriteiten en een vertrekgesprek met eiser. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om te oordelen dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelt in de uitzetting van eiser.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat het voortduren van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. Ook het verzoek om schadevergoeding is afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. dr. E.J. Govaers, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.17195

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 31 januari 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Verweerder heeft de rechtbank op 19 april 2024 in kennis gesteld van het voortduren van de maatregel van bewaring. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 23 april 2024.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 12 februari 2024 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 7 februari 2024, rechtmatig was. [2] Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds 7 februari 2024.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. De laatste uitzettingshandelingen dateren van 3 april 2024. Er zijn dus bijna drie weken verstreken zonder dat verweerder een handeling heeft verricht. Ten aanzien van het zicht op uitzetting refereert eiser zich aan het oordeel van de rechtbank.
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder sinds 7 februari 2024 drie keer heeft gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten, laatstelijk op 28 maart 2024. Daarnaast heeft verweerder op 3 april 2024 een vertrekgesprek met eiser gevoerd. Aan een eerdere oproep om op 5 maart 2024 een vertrekgesprek te voeren heeft eiser geen gehoor gegeven. Verder heeft verweerder op 3 april 2024 een zoekvraag over eisers identiteit bij de liaison Spanje uitgezet. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser werkt.
6. De ambtshalve toetsing leidt verder niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. dr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Zaaknummer NL24.3543.