ECLI:NL:RBDHA:2024:6456
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak
In de zaak tussen [naam], verzoeker, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 april 2024 uitspraak gedaan. Verzoeker had tegen het besluit van 23 februari 2024, waarbij zijn asielaanvraag als kennelijk ongegrond was afgewezen, beroep ingesteld. Tevens verzocht hij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit opgeschort zouden worden totdat er op het beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In een eerdere uitspraak, met nummer NL24.7964, heeft de rechtbank reeds beslist op het beroep dat verband houdt met dit verzoek om een voorlopige voorziening. Hierdoor was een voorlopige voorziening niet meer nodig, en werd het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.