ECLI:NL:RBDHA:2024:6434
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. M.A.C. de Vilder-van Overmeire, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag is op 28 oktober 2022 ingediend, en de wet vereist dat er binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beslissing moet worden genomen. De Staatssecretaris heeft deze termijn echter met negen maanden verlengd, en vervolgens nogmaals met drie maanden, waardoor de termijn voor het nemen van een besluit is overschreden.
Eiser heeft de Staatssecretaris op 13 februari 2024 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling prematuur was. Dit betekent dat eiser niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier L.M. Kalkman, en is op 11 april 2024 openbaar gemaakt.