ECLI:NL:RBDHA:2024:642

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
NL23.40621
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en zicht op uitzetting van een Marokkaanse vreemdeling

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 11 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling. De maatregel van bewaring was op 27 september 2023 opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en de vreemdeling had beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, met een verzoek om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling al meer dan acht maanden in vreemdelingendetentie verblijft zonder dat er zicht is op uitzetting naar Marokko. De vreemdeling voerde aan dat de Staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelt en dat er wekelijks bij de Marokkaanse autoriteiten gerappelleerd moet worden om de bewaring niet onnodig te verlengen.

De rechtbank overwoog dat de Staatssecretaris afhankelijk is van de Marokkaanse autoriteiten voor de afgifte van een laissez passer (lp) en dat er geen aanwijzingen zijn dat deze autoriteiten geen lp zullen verstrekken. De rechtbank concludeerde dat het aan de Staatssecretaris is om te bepalen hoe vaak en op welke wijze er gerappelleerd wordt. De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de Staatssecretaris hadden moeten aanzetten om de bewaring op te heffen, en dat de belangenafweging in het voordeel van de Staatssecretaris uitvalt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 januari 2024, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.40621
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V nummer] (gemachtigde: mr. E. El Assrouti),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 27 september 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2000.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 30 november 2023 (in de zaak NL23.36646) volgt dat de
maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. Eiser voert aan dat er geen zicht op uitzetting is en dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Eiser verblijft inmiddels langer dan acht maanden in vreemdelingendetentie en is nog steeds niet uitgezet naar Marokko. Tot op heden is er ook nog geen reactie op de aanvraag om een laissez passer (lp) gekomen en is er ook nog geen afspraak gemaakt met de consul. Het ziet er niet uit dat er op korte termijn een lp zal worden afgegeven. Er is laatstelijk op 12 december 2023 gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten. In dit stadium van de bewaring dient er wekelijks bij de Marokkaanse autoriteiten te worden gerappelleerd zodat de bewaring niet onnodig lang hoeft te duren. Gelet hierop stelt eiser zich op het standpunt dat de toepassing van de maatregel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
Zicht op uitzetting en het voortvarendheidsvereiste
6. Op 13 december 2023 hebben de Marokkaanse autoriteiten de nationaliteit van eiser bevestigd, waarna verweerder op 15 december 2023 deze autoriteiten heeft verzocht om de afgifte van een lp ten behoeve van eisers uitzetting. De rechtbank overweegt dat verweerder voor wat betreft de afgifte van een lp afhankelijk is van de Marokkaanse autoriteiten en hij hier in beperkte mate invloed op kan uitoefenen. Ook is niet gebleken dat deze autoriteiten te kennen hebben gegeven geen lp te zullen verstrekken. Dat er nog geen datum voor de afgifte van een lp bekend is, maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen aanleiding verweerder op te dragen wekelijks te rappelleren bij de Marokkaanse autoriteiten. Het is in beginsel aan verweerder om te bepalen welke wijze en frequentie van rappelleren in een specifiek geval het meest geschikt is. Daarnaast heeft verweerder op 20 december 2023 een vertrekgesprek gevoerd met eiser. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat er geen zicht op uitzetting is of dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Deze beroepsgronden slagen daarom niet.

Belangenafweging

7. Over wat eiser in het kader van de belangenafweging aanvoert, oordeelt de rechtbank dat er geen feiten of omstandigheden zijn die, gelet op de duur van deze bewaring, voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn de bewaring bij een afweging van de belangen op te heffen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het kader van de belangenafweging voldoende gemotiveerd waarom hij de bewaring nog niet heeft opgeheven. Daarbij heeft verweerder kunnen betrekken dat eiser tot op heden onvoldoende invulling geeft aan zijn plicht volledig en actief mee te werken aan zijn uitzetting. Zo blijkt uit de verslagen van de vertrekgesprekken dat eiser getracht heeft telefonisch in contact te komen met de Marokkaanse autoriteiten. Echter, hij heeft nagelaten nieuwe initiatieven te ontplooien toen zijn pogingen zonder succes bleven. Zo heeft eiser geen brief geschreven aan de Marokkaanse autoriteiten met het verzoek om hem te ontvangen voor een persoonlijk gesprek. In het vertrekgesprek van 20 december 2023 heeft eiser ook gezegd dat hij geen brief aan de ambassade zal schrijven. De rechtbank wijst er nog op dat op eiser de rechtsplicht rust Nederland te verlaten. Deze plicht brengt onder meer mee dat hij volledige
en actieve medewerking dient te verlenen aan het onderzoek naar zijn identiteit en nationaliteit om zijn terugkeer naar zijn land van herkomst of enig ander land waar zijn toelating is gewaarborgd, te bewerkstelligen. Op grond van het voorgaande heeft verweerder zijn belang bij voortduring van de maatregel van bewaring zwaarder kunnen laten wegen dan dat van eiser bij opheffing daarvan. De beroepsgrond slaagt evenmin.
Ambtshalve toetsing
8. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe de rechtbank is gehouden, is er geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
11 januari 2024

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.