ECLI:NL:RBDHA:2024:6400

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
09-022413-23 en 10-335138-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor straatroven, bezit van verdovende middelen en steekwapen door minderjarige

Op 25 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van twee straatroven, het bezit van verdovende middelen en het in bezit hebben van een steekwapen. De zaak werd behandeld op tegenspraak en de verdachte was aanwezig op de zitting. De officier van justitie, mr. N.C. Neelis, eiste een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 75 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 100 uren. De verdediging pleitte voor vrijspraak van enkele tenlastegelegde feiten, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de straatroven en het bezit van verdovende middelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in nauwe samenwerking met een medeverdachte had gehandeld en dat de geweldshandelingen gericht waren op het beroven van de slachtoffers. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 120 dagen, met aftrek van voorarrest, en een werkstraf van 100 uren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, die schade hadden geleden door de gepleegde feiten. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de ernst van de feiten bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09-022413-23 en 10-335138-22 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 25 april 2024
Tegenspraak
Vonnis (vul parketnummer in)van de rechtbank Den Haag in de (kies tussen de alternatieven)zaken tegen de verdachte:
[verdachte 1](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum 1] 2005 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzitting van 11 april 2024.
De officier van justitie in deze zaak is mr. N.C. Neelis en de advocaat van de verdachte is mr. M. Nentjes te Rotterdam. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
09-022413-23 (hierna: dagvaarding I)
1
hij op of omstreeks 18 januari 2023 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een tas (Louis Vuitton), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde partij 1] meermalen tegen het lichaam te slaan en/of met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, in de schouder, althans (in de richting van) het hoofd en/of de nek, althans het lichaam van die [benadeelde partij 1] , te steken en/of te zwaaien;
2
hij op of omstreeks 18 januari 2023 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een mobiele telefoon, handschoenen en/of een geldbedrag (van ongeveer 30 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde partij 2] meermalen in het gezicht te slaan en/of tegen die [benadeelde partij 2] te zeggen dat ze hem neer zouden steken en/of (daarbij) meermalen naar zijn broeksband te grijpen;
3
hij, op of omstreeks 28 februari 2023 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 9 XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende XTC/MDMA, zijnde XTC/MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
4
hij, op of omstreeks 28 februari 2023 te Rotterdam, terwijl hij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, een wapen van categorie IV, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een machete, voorhanden heeft gehad;
10-335138-22 (hierna: dagvaarding II)
hij op of omstreeks 23 december 2022 te Hellevoetsluis, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een iPhone, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- om die [benadeelde partij 3] heen te gaan staan en met de handen in de jaszakken van die [benadeelde partij 3] te voelen en/of te zitten, en/of
- de telefoon van die [benadeelde partij 3] weg te nemen, en/of
- vervolgens) weg te rennen, en/of
(vervolgens) met zijn vuist op de wang, althans het gezicht, van die [benadeelde partij 3] te slaan;
subsidiair:
hij op of omstreeks 23 december 2022 te Hellevoetsluis, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een iPhone, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding I onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding II primair ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van het bij dagvaarding I onder 1 ten laste gelegde en het bij dagvaarding II ten laste gelegde.
Ten aanzien van het bij dagvaarding I onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verdachte erkent de aangever te hebben beroofd maar van andere spullen dan de aangever heeft gemeld.
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot het bij dagvaarding I onder 3 en 4 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat deze feiten bewezen kunnen worden verklaard.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Ten aanzien van het bij dagvaarding II tenlastegelegde (10-335138-22): vrijspraak
Aangeefster [benadeelde partij 3] heeft aangifte gedaan van de diefstal van haar telefoon met daarin haar pinpas. In haar aangifte heeft zij verklaard dat zij op 23 december 2022 met twee jongens aan het chillen was. Zij was met deze twee jongens aan het dollen. Volgens haar voelden deze jongens ook aan haar jas. Het was alsof zij iets zochten. Toen de jongens weg waren gelopen, merkte de aangeefster dat haar telefoon was verdwenen, terwijl zij die voor het dollen nog in bezit had gehad. Zij is de jongens achterna gegaan, maar zij is vervolgens door één van de jongens geslagen toen zij vroeg of de jongens haar telefoon konden teruggeven, aldus de aangeefster.
De verdachte heeft zich bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen en heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op de bewuste dag inderdaad samen met een vriend met aangeefster aan het chillen/dollen was en dat de aangeefster op enig moment bij hem heeft gevoeld of hij haar telefoon bij zich had. Dit was echter niet het geval. Ook de medeverdachte heeft bij de politie ontkend dat hij de telefoon van de aangeefster heeft gestolen. Nu de aangifte niet ondersteund wordt door andere verklaringen of stukken in het dossier is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de telefoon van de aangeefster. Dat de telefoon een jaar later wel bij de verdachte is aangetroffen, maakt dat oordeel niet anders. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het hem bij dagvaarding II ten laste gelegde.
3.3.2
Ten aanzien van het bij dagvaarding I onder 3 en 4 tenlastegelegde
De rechtbank zal voor de feiten 3 en 4 met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Gebruikte bewijsmiddelen feiten 3 en 4 met het parketnummer 09-022413-23
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal Alhena met het nummer 2023018462, van de politie eenheid Den Haag, DR Zoetermeer – Leidschendam/Voorburg Omega team, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 422).
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 11 april 2024;
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 2 maart 2023 (p. 335-337);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 maart 2023 (p. 269-270).
3.3.3
Ten aanzien van het bij dagvaarding I onder 1 tenlastegelegde
De verdachte wordt ervan verdacht dat hij op 18 januari 2023 aangever [benadeelde partij 1] op straat heeft beroofd. Door de raadsvrouw is het verweer gevoerd dat de verdachte wel gewelddadig is geweest tegen de aangever, maar dat hij niets heeft gestolen. De verdachte had niet het oogmerk om de aangever te beroven. De verdachte en zijn medeverdachte zouden verhaal zijn gaan halen omdat de aangever op enig moment ‘vies’ naar hen zou hebben gekeken.
Uit het dossier komt naar voren dat de verdachte met zijn medeverdachte de aangever vanuit de tram zijn gevolgd, op enig moment om hem heen gingen staan en tegen hem zeiden dat hij een mooie tas had en deze moest afgeven. Toen aangever zei dat zij de tas niet kregen hebben de verdachte en diens medeverdachte hem aangevallen. De verdachten hebben de aangever geslagen, geschopt en de aangever is gestoken in de rug. De verklaring van de verdachte, die overigens pas op de zitting is gegeven, en die er feitelijk op neer komt dat de medeverdachte de aangever heeft beroofd strookt niet met de verklaring van aangever en vindt evenmin steun in andere bewijsmiddelen. Integendeel, de rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de aangever. Te meer omdat bij een huiszoeking bij de medeverdachte de tas, de ID-kaart en twee schoolpassen van de aangever zijn aangetroffen.
Het handelen van de verdachten was – gelet op de aangifte, de uiterlijke verschijningsvorm van hun gedragingen (het volgen van aangever, het slaan door beide verdachten nadat tegen aangever is gezegd “geef me jouw tas” en vervolgens rennend achtervolgen en wederom toepassen van geweld door beide verdachten, waarna de tas wordt buitgemaakt), alsmede de bij de medeverdachte aangetroffen spullen van aangever - gericht op het beroven van de aangever. De verdachten hebben naar het oordeel van de rechtbank gezamenlijk uitvoering gegeven aan de geweldshandelingen tegen de aangever en elkaar versterkt in hun handelen. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte in een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte heeft gehandeld. De rechtbank is daarom van oordeel dat de bij dagvaarding I onder 1 tenlastegelegde straatroof in vereniging wettig en overtuigend is bewezen.
3.3.4
Ten aanzien van het bij dagvaarding I onder 2 tenlastegelegde
Door de raadsvrouw is namens de verdachte het verweer gevoerd dat het slachtoffer een drugsdealer van de verdachte betrof die hem, de verdachte, in het verleden zou hebben bedreigd in verband met een vermeende schuld. De verdachte zou hem op 18 januari 2023 toevallig zijn tegengekomen en hem naar aanleiding van deze vermeende eerdere bedreigingen hebben aangevallen. De verdachte en zijn medeverdachte zouden van de verdachte een klein weegschaaltje (verpakt in een handschoen van The North Face) en 9 XTC-pillen hebben afgenomen maar niet de goederen die in de tenlastelegging staan.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte (die ook pas op de zitting is gegeven), alles afwegend, onaannemelijk en schuift deze dan ook terzijde.
De rechtbank komt op basis van de verklaring van het slachtoffer, die wordt ondersteund door objectieve bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van de bij dagvaarding I onder 2 ten laste gelegde straatroof in vereniging.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Dagvaarding I (09-022413-23)
1
hij op 18 januari 2023 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander, een tas (Louis Vuitton), die aan [benadeelde partij 1] , toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld tegen die [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door die [benadeelde partij 1] meermalen tegen het lichaam te slaan en met een mes in de schouder van die [benadeelde partij 1] , te steken;
2
hij op 18 januari 2023 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander, een mobiele telefoon, handschoenen en een geldbedrag (van ongeveer 30 euro), die aan [benadeelde partij 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die
[benadeelde partij 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door die [benadeelde partij 2] meermalen in het gezicht te slaan en tegen die [benadeelde partij 2] te zeggen dat ze hem neer zouden steken en daarbij meermalen naar zijn broeksband te grijpen;
3
hij, op 28 februari 2023 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 9 XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende XTC/MDMA, zijnde XTC/MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
hij, op 28 februari 2023 te Rotterdam, terwijl hij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, een wapen van categorie IV, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een machete, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straffen

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd daarvan 75 dagen voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals deze door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) zijn geadviseerd.
De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis gevorderd. Tenslotte heeft de officier van justitie verzocht het toezicht en de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de verdachte niet terug te sturen naar de gevangenis. De verdachte loopt al meer dan een jaar in een schorsing van zijn voorlopige hechtenis. Hij heeft in deze periode de Harde Kern Aanpak goed doorlopen. Hij houdt zich keurig aan de voorwaarden en stelt zich ook begeleidbaar op. Een beperkte stok achter de deur is voldoende om de verdachte uit de problemen te houden: een voorwaardelijke werkstraf is dan passender dan een voorwaardelijke jeugddetentie. Met betrekking tot de hoogte van de verzochte werkstraf wordt opgemerkt dat verdachte al veel op zijn bord heeft met school en begeleiding. Verzocht wordt de werkstraf, indien opgelegd, te matigen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich als zeventienjarige onder andere schuldig gemaakt aan twee straatroven op dezelfde dag. Hij heeft met zijn medeverdachte de twee jonge slachtoffers achtervolgd en vervolgens beroofd van hun eigendommen. Bij de eerste straatroof hebben de verdachten ook nog eens gestoken met een mes waardoor het slachtoffer letsel heeft opgelopen. Bij de tweede straatroof hebben de verdachten naast het feit dat zij fysiek geweld hebben toegepast ook gedreigd met meer geweld. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij bij de straatroven alleen oog heeft gehad voor zijn eigen financieel gewin en dat hij niet aan de gevolgen hiervan voor de slachtoffers heeft gedacht. Dat de gevolgen voor deze jonge slachtoffers enorm zijn geweest, blijkt wel uit de verklaring die namens de moeder van het eerste slachtoffer ter zitting is afgelegd, alsmede uit het feit dat het tweede slachtoffer te bang was om aangifte te doen.
De verdachte heeft zich naast voornoemde straatroven ook schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van verdovende middelen en het in bezit hebben van een steekwapen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verachte van 21 maart 2024.
Persoon van de verdachte
GZ-psycholoog K.T.E. Zászlós heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 26 mei 2023. Daaruit volgt – kort samengevat – dat er bij de verdachte sprake is van een oppositioneel opstandige stoornis waaraan hechtingsproblematiek ten grondslag ligt. Hiermee samenhangend is sprake van een wantrouwende en zelfbepalende houding, moeite met regels en gezag, een egocentrische houding en een beperkt empathisch vermogen, hetgeen een negatieve invloed heeft op zijn gewetensontwikkeling. De verdachte wordt ondanks zijn stoornis voldoende in staat geacht het strafrechtelijk ontoelaatbare van de hem ten laste gelegde feiten 1, 2 en 3 in te zien en bij bewezenverklaring wordt hij ook in staat geacht zijn wil conform dit besef te bepalen. Om die reden is er geen aanleiding te adviseren de hem ten laste gelegde feiten in een verminderde mate toe te rekenen.
De kans op delict gedrag in algemene zin wordt als matig tot hoog ingeschat.
Indien de feiten bewezen worden geacht is er sprake van een zorgelijke ontwikkeling. In dat geval is juridisch toezicht noodzakelijk in de vorm van jeugdreclasseringsbegeleiding. Het is van belang dat er meer zicht wordt verkregen op zijn sociaal netwerk en de risico’s die hij loopt gezien de bedreigingen die hij ervaart Daarnaast is een ambulant behandeltraject bij een forensische polikliniek zoals de Waag noodzakelijk. Bij bewezenverklaring van de hem ten laste gelegde feiten dient er een delictanalyse plaats te vinden, zodat meer zicht wordt verkregen op de factoren die een rol hebben gespeeld bij zijn handelswijze. Tevens is het van belang dat hij gedragsalternatieven leert te ontwikkelen. Wat betreft het strafrechtelijk kader wordt gedacht aan een (deels) voorwaardelijke straf, met als bijzondere voorwaarde dat hij meewerkt aan een behandeltraject bij een forensische polikliniek zoals de Waag.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 28 november 2023 en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige M.S. van der Bom ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat het recidiverisico uit komt op hoog. De verdachte is gebaat bij voorwaarden vanuit een justitieel kader waarbij er periodiek gekeken wordt wat er mogelijk meer passend zou zijn bij de ontwikkelingen die de verdachte doormaakt. Het is daarbij helpend dat hij behandeling volgt bij een gespecialiseerde instelling waarbij er toezicht is op de naleving van de voorwaarden. Daarbij kan ook gedacht worden aan een delictanalyse.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het rapport van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond van 29 maart 2024.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en naar de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Daarin is als uitgangspunt voor een straatroof een taakstraf vanaf 60 uren dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie vermeld. Er kan sprake zijn van strafverzwarende omstandigheden. Die zijn er in dit geval. De verdachte heeft fysiek geweld toegepast, de slachtoffers hebben letsel opgelopen waaronder een steekwond en de verdachte heeft de straatroven samen met een ander gepleegd. Tot slot waren de slachtoffers minderjarig.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten en de hiervoor genoemde strafverzwarende omstandigheden, acht de rechtbank het opleggen van jeugddetentie passend. De rechtbank ziet aanleiding om een gedeelte daarvan voorwaardelijk op te leggen. De voorwaardelijke straf is een waarschuwing voor de verdachte om niet nogmaals een strafbaar feit te begaan. Ook maakt het voorwaardelijke strafdeel het mogelijk dat de verdachte zich met hulp van toezicht en begeleiding zo gunstig mogelijk verder kan ontwikkelen.
Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf opleggen om recht te doen aan de ernst van de feiten.
Alles afwegende zal de rechtbank een jeugddetentie opleggen voor de duur van 120 dagen, met aftrek van de voorlopige hechtenis, waarvan 75 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 100 uren, te vervangen door 50 dagen jeugddetentie. De bijzondere voorwaarden en de begeleiding door de jeugdreclassering zijn daarbij passend en geboden.
Dadelijke uitvoerbaarheidDe verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten diefstal met geweld. Gelet op de ernst van de feiten en de rapportages van de psycholoog en de Raad, waaruit naar voren komt dat er bij de verdachte sprake is van een oppositioneel opstandige stoornis en hiermee samenhangend sprake is van een wantrouwende en zelfbepalende houding, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van dit Wetboek uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

I. [benadeelde partij 1] , wettelijk vertegenwoordigd door F.Z. Maât Allah en ter zitting bijgestaan door mr. I. Baggerman-Scherpenisse, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert een vergoeding van schade van een bedrag van € 4.328,98 te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op € 1.828,98 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
[benadeelde partij 2] , wettelijk vertegenwoordigd door L. Kuipers, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert een vergoeding van schade van een bedrag van € 189,99, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op materiële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen geheel voor toewijzing vatbaar zijn, hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ten aanzien van de materiële schade gedeeltelijk toe te wijzen. Het gevorderde bedrag voor de kleding is te hoog. Het gaat om nepkleding wat zou betekenen dat de kleding niet zo duur zou moeten zijn. Bovendien wordt deze schade niet onderbouwd met bonnen van de kleding. De kosten voor de zaakschade zou beperkt moeten worden tot € 250,-. De overige gevorderde materiële schade wordt niet betwist. Ten aanzien van de immateriële schade is de verdachte van mening dat ook dit bedrag te hoog is. De verdachte is bereid om een totaalbedrag van
€ 1.000,- te betalen als schadevergoeding.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft de verdediging verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. De verdachte heeft de tenlastegelegde goederen niet gestolen en het is onvoldoende duidelijk of de schade aan de jas voldoende is onderbouwd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bij dagvaarding I onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding is voor een deel genoegzaam onderbouwd en deze zal worden toegewezen tot een bedrag van € 428,98. Deze materiële schade bestaande uit € 138,98 aan reiskosten, € 30,00 aan medische kosten, € 250,00 aan kledingschade en € 10,00 aan telefoonkosten. Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de kledingschade (de dagwaarde van de Dior-jas en de namaak maar niettemin kennelijk zeer prijzige Burberry kleding) is thans onvoldoende onderbouwd en het toestaan van nadere onderbouwing zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.500,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 18 januari 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank zal bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van [benadeelde partij 1] geopende spaarrekening met een zogenoemde BEM-clausule (NL90ABNA0121154947). Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en zijn wettelijke vertegenwoordiger(s) kunnen aldus slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken tot hij achttien jaar is.
De benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en door de verdachte niet (voldoende gemotiveerd) is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 18 januari 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij I. [benadeelde partij 1] een schadevergoeding betalen van
€ 2.928,98, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 2] een schadevergoeding betalen van
€ 189,99 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10 van de Opiumwet;
- 26, 54 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding II ten laste gelegde (parketnummer 10-335138-22) heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten (parketnummer 09-022413-23) heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.4 bewezen zijn verklaard en kwalificeert dit als:
ten aanzien van feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van feit 2:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
ten aanzien van feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, vijfde lid, van de Wet wapens en munitie
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straffen
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, groot
75 (vijfenzeventig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. gedurende de proeftijd mee werkt aan Seedz zorg;
2. gedurende de proeftijd meewerkt aan de begeleiding vanuit Welzijn E25 en eventueel behandeling bij De Waag, en zich houdt aan de afspraken die daarbij met hem worden gemaakt;
3. gedurende de proeftijd onderwijs volgt of een andere zinvolle en door de jeugdreclassering goedgekeurde dagbesteding heeft;
4. gedurende de proeftijd mee werkt aan delictanalyse bij De Waag, indien de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden
toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek
van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de
jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht,
daaronder begrepen.
beveelt dat de bovengenoemde voorwaarden en het – op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht – uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
100 (honderd) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
de vordering van de benadeelde partij
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij I. [benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van
€ 2.928,98 (zegge: tweeduizend negenhonderdachtentwintig euro en achtennegentig eurocent), bestaande uit € 428,98 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader van de verdachte aan
de benadeelde partij I. [benadeelde partij 1], zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart
de benadeelde partij I. [benadeelde partij 1]niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door
de benadeelde partij I. [benadeelde partij 1]gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
de benadeelde partij I. [benadeelde partij 1]te betalen
€ 2.928,98 (zegge: tweeduizend negenhonderdachtentwintig euro en achtennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op
0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan
de benadeelde partij I. [benadeelde partij 1], waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding aan benadeelde partij I. [benadeelde partij 1] zal worden gestort op de hiervoor genoemde spaarrekening met een BEM-clausule;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [benadeelde partij 2], te betalen een bedrag van
€ 189,99 (zegge: honderdnegenentachtig euro en negenennegentig eurocent), bestaande uit
materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader van de verdachte aan
de benadeelde partij [benadeelde partij 2], zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door
de benadeelde partij [benadeelde partij 2]gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
de benadeelde partij [benadeelde partij 2]te betalen
€ 189,99 (zegge: honderdnegenentachtig euro en negenennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op
0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan
de benadeelde partij [benadeelde partij 2], waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, voorzitter,
mr. C.M. van der Kleijn, kinderrechter,
en mr. A.P. Sno, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 april 2024.
Bijlage I
Bewijsmiddelen 09-022413-23, feiten 1 en 2
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal Alhena met het nummer 2023018462, van de politie eenheid Den Haag, DR Zoetermeer – Leidschendam/Voorburg Omega team, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 422).
1. Het proces-verbaal van aangifte van I. [benadeelde partij 1] , opgemaakt op 18 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 184-190):
Op 18 januari 2023 omstreeks 15:30 uur stapte ik in mijn tram bij Centrum West, te Zoetermeer. Ik zag twee jongens ook in mijn tram stappen.
Vervolgens kwam ik aan bij mijn station, Voorweg Laag te Zoetermeer. Ik liep op het perron. Ik zag dat de jongens ook uitstapten. Ik zag dat ze nu beiden een bivakmuts op hadden. Op een gegeven moment gingen zij om mij heen staan. Ik hoorde hun zeggen "Jij hebt wel een mooie tas." "Geef me jou tas." Vervolgens kreeg ik een klap door jongen 1. Jongen 1 sloeg mij met een vuist tegen mijn linkerkant van mijn gezicht aan. Jongen 2 begon mij nu ook te slaan. Ik probeerde vervolgens weg te rennen, omdat ik doorhad dat ik het gevecht niet ging winnen. Tijdens het rennen voelde ik, ongeveer drie keer, alsof zij voorwerpen naar mij toe gooiden. Een jongen haalde mij in en ik draaide me om en sloeg hem. De andere jongen trapte mij onderuit waardoor ik op de grond terecht kwam. Ik kwam op de grond terecht. Toen ik op de grond lag bleven zij slaan en schoppen. Ik zei op een gegeven moment "pak mijn tas". Ik zag dat zij mijn tas van het merk Louis Vuitton pakten en ik rende weg.
De agenten pakten mijn jas en wij zagen dat in de jas, van het merk Dior, een drietal messteken zaten. Hierop controleerde ik of ik ook was gestoken. Hierdoor kwam ik erachter dat ik ook één keer gestoken was in mijn rechter schouderblad, waar ik dus ook al pijn had. De wond betrof een snijwond van ongeveer 5 cm groot.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 223-230):
Ik zag dat op 18 januari 2023 om 15.14 uur meerdere personen bij een halte van de randstadrail stonden. Ik herkende de halte ambtshalve als zijnde Centrum West te Zoetermeer. Ik zag dat een persoon met zijn handen in zijn jaszakken over het perron liep. Ik herkende deze persoon, aan zijn kleding en gelaatskenmerken, als [benadeelde partij 1] . Ik zag dat [benadeelde partij 1] op stilstond op het perron met zijn gezicht richting het spoor. Ik zag dat [benadeelde partij 1] over zijn linkerschouder een zwarte tas droeg.
lk zag dat er om 15.15 uur twee jongens richting halte Centrum West liepen. lk zag dat er op dat moment een randstadrail kwam aanrijden, die stopte bij de halte Centrum West. Ik zag dat de randstadrail stopte aan de zijde waar de twee jongens en [benadeelde partij 1] zich bevonden.
Ik zag dat de twee jongens in de randstadrail stapte, waarbij één van de jongens in de richting van [benadeelde partij 1] keek. Ik zag dat [benadeelde partij 1] , via een andere toegangsdeur, in dezelfde randstadrail als de jongens stapte.
Ik zag om 15.15 uur dat [benadeelde partij 1] door de randstadrail liep en in het voorste gedeelte bleef stilstaan.
Ik zag dat om 15.15 uur de twee jongens door de randstadrail liepen, en naast elkaar plaatsnamen op een bank. Ik zag dat de twee jongens vanaf hun positie rechtstreeks zicht hadden op [benadeelde partij 1] , die zich op ongeveer 10 meter afstand van hen bevond. lk zag dat om 15.16 uur [benadeelde partij 1] door de randstadrail liep, in de richting van de twee jongens. Ik zag dat [benadeelde partij 1] lopend de twee jongens passeerde. ik zag geen interactie tussen Nadir en de twee jongens.
Ik zag dat enkele seconden nadat Nadir de twee jongens passeerde, één van de jongens omkeek in de richting van [benadeelde partij 1] .
Ik zag dat om 15.17 uur de twee jongens opstonden, terwijl de randstadrail nog in beweging was. Ik zag dat de twee jongens voor het eerst duidelijk in beeld verschenen.
Ik zag dat om 15.17 uur [benadeelde partij 1] uitstapte op de halte Voorweg Laag. Ik zag nnman1 en nnman2 direct na [benadeelde partij 1] ook uitstapten op halte Voorweg Laag. Ik zag dat nnman1 en nnman2, op enkele meters afstand, achter Nadir aanliepen. Ik zag dat nnman1 en nnman2 beiden geen handschoenen meer droegen.
Ik zag dat om 15.18 uur nnman1 en nnman2 langs een fietsenstalling liepen, ik zag dat nnman1 en nnman 2 beiden hun capuchons ophadden. lk zag dat nnman1 een telefoon in zijn rechterhand vasthield, en met zijn gezicht naar het telefoonscherm keek. Ik zag dat nnman 1 en nnman 2 buiten het bereik van de camera verdwenen, ik herkende de omgeving van de camerabeelden ambtshalve. Ik zag dat nnman1 en nnman 2 richting het fietspad op de Godfried Bomanspad liepen, toen zij uit beeld verdwenen. Uit de verklaring van [benadeelde partij 1] bleek dat de diefstal met geweld plaatsvond op het Godfried Bomanspad te Zoetermeer.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 234-238):
Op 19 januari 2023, omstreeks 11.30 uur, hoorde ik, het slachtoffer [benadeelde partij 2] , die op 18 januari 2023 slachtoffer was geworden van een beroving.
lk hoorde dat hij mij het volgende vertelde:
Op 18 januari 2023, omstreeks 20.45 uur, wilde ik vanaf de halte Segwaert de randstadrail nemen naar de halte Willem Dreeslaan om zo naar huis te gaan. Ik stond op het perron en zag dat er twee jongens naar mij toe kwamen. Ik hoorde dat zij direct met dreigende taal mij aanspraken en het werd mij wel duidelijk dat ze mij wilden beroven. Ik ben hierop op het perron met deze jongens in gevecht geraakt. Hierop is een man die daar ook stond tussen ons in gesprongen en kozen de jongens ervoor om hun poging te staken.
Hierop wilde ik in de aangekomen randstadrail stappen maar zag dat de twee jongens ook achterin de tram stapten en daar plaats namen. Hierop stapte ik rond 20.50/20.55 uur uit bij de halte Willem Dreeslaan uit en zette het direct op een lopen richting huis. lk zag en hoorde dat de twee jongens de achtervolging in zetten en rennend achter mij aan kwamen. Ik was bijna thuis toen zij mij inhaalden en mij vastpakten. Ook hier ben ik in gevecht geraakt met de twee jongens en heb diverse klappen op mijn gezicht gehad. Helaas wisten zij toch mijn telefoon en handschoenen uit mijn zakken te pakken. Ook hebben zij 30 euro van mij weggenomen wat ook in mijn jaszak zat. Tevens probeerden zij mijn jas weg te nemen maar dit heb ik kunnen voorkomen. Tijdens de beroving dreigden de twee jongens mij ook neer te steken. lk heb geen mes gezien maar één van de jongens greep hierbij wel naar zijn broeksband.
Ik kan de weggenomen goederen als volgt beschrijven:
- Zwarte handschoenen van het merk The North Face met logo zichtbaar op de handschoenen.
- Telefoon van het merk Samsung, type A21 in regenboog kleur en voorzien van een zwart hoesje.
- 30 euro cash geld
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 241-258):
De camerabeelden van halte Segwaert en halte Willem Dreeslaan werden veiliggesteld voor onderzoek. Op vrijdag 20 januari 2023 heb ik de veiliggestelde camerabeelden van beide perrons bekeken en onderzocht.
Ik zag dat de camerabeelden in meerdere fragmenten waren opgeslagen. ik ben begonnen met fragment: ZSW 2407 _ SP 2 OVZ 2-2023-01-18_20h41min00s000ms.g64
Ik, zag dat de camerabeelden in kleur waren opgenomen en dat ze van goede kwaliteit waren. Ik hoorde dat de camerabeelden niet voorzien waren van geluid. Ik zag dat de tijd overeen kwam met de werkelijke tijd. Verder zag ik dat de camera gericht stond op het perron van de Randstad Rail tram halte Segwaert en dat er al een tram stond.
Om 20:47 uur zag ik dat er een tram aankwam rijden en ik zag dat het slachtoffer wilde instappen.
Ik zag dat het slachtoffer, ten tijde van het instappen, meteen werd aangevallen door een persoon. Ik zag een gestrekte arm uit de opening van de elektronische toegangsdeur van de tram richting het slachtoffer gaan. Vervolgens zag ik dat het slachtoffer door twee jongens, welke uit de tram kwamen, werd aangevallen. Ik zag dat zij hem vuistslagen en trappen gaven.
Ik zag om 20:51 uur beide verdachten het beeld in komen lopen en dat zij zich op hetzelfde perron bevonden als het slachtoffer. Ik zag dat zij richting het slachtoffer liepen welke op het bankje zat.
Ik zag dat beide verdachten naast het slachtoffer gingen staan en dichterbij kwamen staan. Om 20:52:16 uur zag ik dat de verdachte, met gezichtsbedekking en smaller van postuur was, zijn rechterarm optilde en hiermee slaande bewegingen richting het slachtoffer maakte. Ik zag dat het slachtoffer zich verdedigde. Ik zag dat het slachtoffer van het bankje opstond. Ik zag beide verdachten slaande en trappende bewegingen richting het slachtoffer maken. Ik zag dat het slachtoffer zichzelf probeerde te verdedigen.
Ik zag om 20:53:37 uur dat het gevecht was gestopt. Ik zag dat de verdachte, welke smaller van postuur was, een telefoon in zijn linkerhand hield. Ik vermoed dat deze verdachte het slachtoffer met zijn telefoon aan het filmen was. Vervolgens zag ik dat de verdachte, terwijl hij zijn telefoon in zijn hand hield, een slaande beweging maken richting het slachtoffer. lk zag dat hij dit twee keer deed.
Ik zag om 20:54:08 uur dat de verdachte, welke smaller van postuur was, een wijzende vinger richting het slachtoffer opstak. Tevens zag ik dat zijn mond op en neer ging zoals dat gebeurd wanneer men aan het praten is. Vervolgens zag ik dat beide verdachten op het bankje gingen zitten en zag ik dat het slachtoffer van hen wegliep. Het slachtoffer bleef twee meter verder van de verdachten wachten op de tram.
Ik zag om 20:59 uur de tram aankomen rijden, ik zag dat het slachtoffer instapte. ik zag beide verdachten in dezelfde tram stappen als het slachtoffer.
Het derde fragment welke ik bekeken heb betrof: ZWN 3209 _ SP 2 Toegang-2023-01-18_21h0Omin00s000ms.g64
Ik zag dat de camera gericht stond op de trap welke bij het perron van spoor 2 hoorde. Om 21:01:36 uur zag ik het slachtoffer de trap af komen lopen van de halte Willem Dreeslaan. Ik zag dat hij samen met een man liep. Vervolgens zag ik dat het slachtoffer, zodra hij de trap af was, wegrende.
Ik zag om 21:01:49 uur beide verdachten de trap, behorende bij het perron van spoor 2, af komen rennen. Vervolgens zag ik dat zij elk een andere kant op renden. Zij splitsten zich als het ware op.
Het vierde fragment welke ik bekeken heb betrof: ZWN 3210 _ SP 1 Toegang-2023-01-18_21h0Omin00s000ms.g64
Om 21:01:42 uur zag ik het slachtoffer, rennend, het beeld in komen. Ik zag dat hij rende in de richting van Hazerswoudestraat te Zoetermeer.
Ik zag om 21:01:52 uur een verdachte in beeld komen welke van de trap af kwam lopen. Ik zag dat de verdachte ook rende in de richting van Hazerswoudestraat te Zoetermeer. Ik zag dat het slachtoffer een kleine voorsprong had.
5. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 11 april 2024, voor zover inhoudende:
Het was een domme situatie. Er was een bepaalde vorm van oogcontact. Wij zijn hem achterna gegaan naar de tram. Ik ben achter hem aangelopen. Ik heb hem aangesproken. Het ging om niets. Toen ik hem aansprak, voelde hij zich aangevallen. Het is fysiek geworden. Daarna is er inderdaad gestoken. Het klopt dat wij hem achterna hebben gezeten. Er is niet gestoken toen hij wegrende. Het was in het gevecht. U vraagt mij of ik gemerkt heb dat er dingen werden gestolen. Ja. Bij de achtervolging hoorde ik dat het over een mooie jas en tas ging.
Ik heb ook iets te maken met het incident later op die dag. Er is eerder al iets voorgevallen met die jongen. Hij heeft mij lopen bedreigen. Ik kwam hem toen een paar weken later tegen. Toen viel ik hem gelijk aan. Vervolgens volg ik de jongen in de tram. Ik rende achter hem aan. Vervolgens heb ik hem beroofd van 9 XTC-pillen. Het enige wat ik heb meegenomen zijn de pillen, wiet, hasj en een weegschaal. In de handschoen zaten deze spullen. De handschoen heb ik uit zijn zak gehaald. Er is gedreigd, maar ik kan mij niet herinneren met wat hij is bedreigd.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 28 februari 2023, voor zover inhoudende (p. 72-113):
Op 28 februari 2023 om 06.01 uur werd de verdachte [verdachte 2] buiten heterdaad en op last van officier van justitie N.C. Neelis aangehouden in de woning gelegen aan de [adres 2] te [plaatsnaam] . Na aanleiding van het lopende onderzoek, met de naam Alhena, vond er op 28 februari 2023 een doorzoeking plaats in de woning waar de verdachte werd aangehouden.
De gehele woning mocht doorzocht worden. Het opsporingsteam is in alle vertrekken van de gehele woning geweest, maar heeft alleen gezocht in de slaapkamer van [verdachte 2] (ruimte A.1.2) en de keuken (ruimte A.0.2). Tijdens de doorzoeking werden de volgende goederen inbeslaggenomen:
A.1.2: Slaapkamer [verdachte 2]
A.1.2.0 grond:
- A.1.2.0.2: Een schoudertas van het merk Louis Vuitton met het logo als motief
A.1.2.1 Bed:
- A.1.2.1.1: Een schoudertas van het merk Louis Vuitton met een blokjesmotief (aangetroffen door de TPE)
A.1.2.2 Kledingkast:
- A.1.2.2.8: ID kaart, met de volgende gegevens: [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum 2] -2023
- A.1.2.2.9: Een schoolpas van het ONC Clauslaan, met de volgende gegevens: [benadeelde partij 1] , [nummer] , [code 1]
- A.1.2.2.10: Een schoolpas van het ONC Clauslaan, met de volgende gegevens: [benadeelde partij 1] , [nummer] , [code 2]
Alle hierboven genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en de voor het bewijs gebezigde inhoud daarvan is telkens zakelijk weergegeven.