ECLI:NL:RBDHA:2024:6398

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
NL24.15356
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Algerijnse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen het besluit van 9 april 2024, waarin de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft het beroep op 17 april 2024 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank overwoog dat de maatregel van bewaring noodzakelijk was voor de vaststelling van de identiteit en nationaliteit van eiser, en om gegevens te verkrijgen die essentieel zijn voor de beoordeling van zijn asielaanvraag. Eiser had eerder in bewaring gezeten in het kader van een terugkeerprocedure en er bestond een risico op onttrekking aan het toezicht. De rechtbank oordeelde dat de rechtsgrondslagen voor de maatregel juist waren en dat de gronden die aan de maatregel ten grondslag lagen feitelijk juist waren. Eiser had aangevoerd dat een lichter middel had moeten worden opgelegd, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende had gemotiveerd dat dit niet doeltreffend zou zijn. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.15356

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. B.A. Zevenbergen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. I. Vugs).

Procesverloop

Bij besluit van 9 april 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a, b en c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 17 april 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Khabote. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op de vaststelling van de identiteit of nationaliteit van eiser en met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van eisers asielaanvraag, terwijl er sprake is van een risico op onttrekking. Tevens heeft verweerder in de maatregel van bewaring overwogen dat eiser eerder in bewaring werd gehouden in het kader van een terugkeerprocedure uit hoofde van de Terugkeerrichtlijn, reeds de mogelijkheid van toegang tot de asielprocedure heeft gehad en op redelijke gronden kan worden aangenomen dat hij zijn huidige asielaanvraag louter heeft ingediend om de uitvoering van het terugkeerbesluit uit te stellen of te verijdelen.
Ter onderbouwing van het aan te nemen risico op onttrekking staan in de maatregel als zware gronden [1] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden [2] vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser heeft de rechtsgrondslagen voor de maatregel, noch de genoemde gronden betwist. De rechtbank acht de gekozen rechtsgrondslagen juist en stelt vast dat de in de maatregel vermelde gronden feitelijk juist zijn. Verweerder heeft daarnaast voldoende toegelicht dat de lichte gronden bijdragen aan een significant risico op onttrekking aan het toezicht. De zware en lichte gronden konden daarom ten grondslag worden gelegd aan de maatregel en kunnen de maatregel ook dragen.
4. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder had moeten volstaan met het opleggen van een lichter middel. Verweerder heeft echter voldoende gemotiveerd dat het toepassen van een lichter middel onvoldoende doeltreffend zal zijn om het risico op onttrekking te ondervangen. Daarbij is van belang dat eiser eerder met onbekende bestemming is vertrokken en ook heeft aangegeven bij zijn familie en vriendin in Frankrijk te willen verblijven. Daaruit, en gelet op de -niet betwiste- gronden die aan de maatregel ten grondslag liggen, heeft verweerder mogen afleiden dat eiser zich niet beschikbaar zal houden gedurende de behandeling van zijn asielaanvraag.
5. Ook overigens is niet gebleken dat de maatregel van bewaring tot aan het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is geweest.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.3, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.Artikel 5.3, vierde lid, van het Vb.