ECLI:NL:RBDHA:2024:6397

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
NL24.15088
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring wegens gebrek aan financiële middelen voor vertrek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan de eiser, een Angolese nationaliteit hebbende vreemdeling zonder rechtmatig verblijf in Nederland, was opgelegd. De maatregel was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had op 5 april 2024 een besluit ontvangen waarin hem de maatregel van bewaring werd opgelegd, omdat er een risico bestond dat hij zich aan het toezicht zou onttrekken en de voorbereiding van zijn vertrek of uitzettingsprocedure zou ontwijken of beletten. Eiser stelde dat hij wel de intentie had om terug te keren naar Portugal, maar dat hij dit niet kon doen vanwege een gebrek aan financiële middelen. Hij voerde aan dat hij medewerking had verleend aan het vaststellen van zijn identiteit en dat hij in Nederland bij vrienden verbleef die hem financieel ondersteunden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet daadwerkelijk naar Portugal is vertrokken en zich na de gegeven vertrekperiode niet meer heeft gemeld bij de autoriteiten. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat de zware gronden voor de maatregel van bewaring feitelijk juist waren. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en dat het beroep ongegrond was. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. E.C. Jacobs, en werd openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.15088

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. R.E. Temmen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 april 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft zich akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Eiser heeft op 8 april 2024 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid een verweerschrift in te dienen. De rechtbank heeft het onderzoek op 17 april 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Angolese nationaliteit te hebben. Hij heeft geen rechtmatig verblijf in Nederland.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. In de maatregel staan als zware gronden [1] vermeld dat eiser:
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden [2] vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser heeft tegen de zware gronden 3b en 3c aangevoerd dat hij wel de intentie had zijn terugreis te regelen, maar dat hij hiervoor niet voldoende financiële middelen had. Daarnaast stelt hij dat hij wel medewerking heeft verleend aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit door openheid van zaken te geven en een kopie van zijn Portugese verblijfsdocument te overleggen. Tegen de lichte grond 4a wordt aangevoerd dat hij zich wel heeft gehouden aan zijn verplichtingen en zo snel mogelijk naar Portugal wil terugkeren. Tot slot voert eiser aan dat hij in Portugal staat geregistreerd en in Nederland bij vrienden en kennissen verblijft die hem ook financieel ondersteunen.
4. De rechtbank stelt vast dat niet is betwist dat eiser niet daadwerkelijk naar Portugal is vertrokken en zich na de gegeven vertrekperiode niet meer heeft gemeld bij de autoriteiten. Daaruit volgt dat de zware gronden 3b en 3c feitelijk juist zijn. Verweerder heeft reeds op grond hiervan terecht aangenomen dat sprake is van een risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en hij de voorbereiding van zijn vertrek ontwijkt of belemmert. De overige gronden behoeven daarom geen bespreking meer.
5. Ook overigens is niet gebleken dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is geweest.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af..
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr.E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist over het verlengingsbesluit hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.
Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist over het voortduren van de bewaring geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 5.3, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.Artikel 5.3, vierde lid, van het Vb.