ECLI:NL:RBDHA:2024:6386

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
NL23.35973
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.M. van Veelen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Tadzjiekse eiser met kritiek op de Taliban en de afwijzing door de staatssecretaris

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Tadzjiekse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die van Afghaanse nationaliteit is, heeft op 26 januari 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvraag op 18 oktober 2023 afgewezen als ongegrond. Eiser stelt dat hij gevaar loopt vanwege de kritiek die zijn vader, een dorpsoudste, op de Taliban heeft geuit. Hij heeft e-mails van landenexperts overgelegd die de kwetsbaarheid van zijn situatie bevestigen, maar de staatssecretaris heeft deze informatie niet in zijn besluit betrokken.

De rechtbank heeft op 15 maart 2024 de zaak behandeld en vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de asielaanvraag ongegrond is verklaard. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet adequaat is ingegaan op de specifieke situatie van eiser en de overgelegde landeninformatie. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.750,-.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag ten onrechte heeft afgewezen en dat eiser wel degelijk risico loopt bij terugkeer naar Afghanistan, gezien de context van geweld en onderdrukking door de Taliban.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.35973

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. A. Berends),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Afghaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 26 januari 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 18 oktober 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 15 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris. Als tolk was M. Malwand aanwezig.

Overwegingen

Het asielrelaas
1. Eiser is Tadzjiek en afkomstig uit [dorpsnaam], [district 1] , provincie Baghlan. De vader van eiser was dorpsoudste en heeft zich uitgesproken tegen de Taliban. Hij had veel invloed en was belangrijk. Eiser vermoedt dat zijn vader hierdoor regelmatig is mishandeld door de Taliban. Hij herinnert zich één keer, dat zijn vader onderweg naar de hoofdstad van de provincie, Pol-e Chomri, door de Taliban is gemarteld en in elkaar geslagen. Eisers vader is in 2019 in Iran overleden aan een hartaanval. Daarna heeft [persoon] de vader van eiser als dorpsoudste vervangen. Hij is in oktober 2022 door de Taliban gedood.
Vanwege de onveilige situatie in Baghlan zijn eiser en zijn moeder en twee zussen naar Iran gevlucht in augustus 2021. Eiser heeft de grens kunnen passeren, maar zijn moeder en zussen zijn teruggestuurd. Vervolgens hebben de Taliban verschillende huiszoekingen gedaan in het dorp, waarbij alleen bij de huiszoeking in eisers ouderlijk huis zijn gegevens door de Taliban zijn genoteerd. Eiser vreest van de zijde van de Taliban omdat hij de zoon van zijn vader is. Verder is de zus van eiser op jonge leeftijd beloofd aan een man, maar wilde zij niet met hem trouwen. De familie van de man is machtig en wilde dit niet accepteren. Zij hebben de familie van eiser bedreigd en geprobeerd eisers zus te ontvoeren. Eiser vreest ook van de zijde van die familie, omdat zij hem ook hebben bedreigd.
Het bestreden besluit
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. de vader van eiser heeft vanuit zijn rol als één van de dorpsoudsten kritiek geuit op de Taliban;
3. in 2021 hebben 4 huiszoekingen plaatsgevonden door de Taliban, volgens eiser vanwege het feit dat ze wisten wie zijn vader was en dat de Taliban wist hoe hij over hen dacht;
4. de zus van eiser is beloofd aan de zoon van de familie [X] maar wil niet met hem trouwen.
De staatssecretaris heeft elementen 1, 2 en 4 geloofwaardig geacht. Element 3 heeft de staatssecretaris deels geloofwaardig geacht: dat huiszoekingen door de Taliban hebben plaatsgevonden heeft verweerder geloofwaardig geacht, maar de reden die eiser heeft gegeven voor die huiszoekingen niet. Hij heeft in dit kader tegengeworpen dat eisers vader al enige jaren voor eisers vertrek was overleden, het gezin tot aan de gestelde huiszoekingen geen problemen heeft ondervonden van de zijde van de Taliban en de stelling van eiser dat zijn vader gemarteld zou zijn door de Taliban slechts is gebaseerd op vermoedens.
Volgens de staatssecretaris is eiser geen vluchteling omdat niet is gebleken dat eiser vanwege negatieve uitlatingen en de rol van zijn vader als dorpsoudste in de negatieve aandacht van de Taliban staat. Hij heeft de taken van zijn vader niet overgenomen en zelf geen negatieve uitlatingen gedaan. Ook is het niet aannemelijk dat hij vier jaren na het overlijden van zijn vader alsnog in de problemen zou raken. Daarnaast bestaat volgens de staatssecretaris voor eiser bij terugkeer geen risico op ernstige schade. De staatssecretaris vindt de mensenrechten- en humanitaire situatie in Afghanistan beroerd en die situatie is kenbaar meegenomen in de besluitvorming. De situatie is echter niet zodanig dat een besluit- en vertrekmoratorium geldt. Eiser heeft zijn persoonlijke vrees voor de Taliban niet aannemelijk gemaakt en hij behoort niet een risicogroep of kwetsbare minderheidsgroep.
Het oordeel van de rechtbank
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat de staatssecretaris de asielaanvraag ten onrechte heeft afgewezen als ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiser heeft - onder meer - aangevoerd dat de staatssecretaris zijn verklaringen over de huiszoekingen door de Taliban, zijn vader die als dorpsoudste kritiek heeft geuit op de Taliban, de mishandelingen die zijn vader als gevolg daarvan heeft ondervonden en het gebied waar hij vandaan komt niet in het licht van de huidige complexe veiligheidssituatie in Afghanistan beoordeeld.
Eiser heeft ter onderbouwing verwezen naar landeninformatie [1] . Verder had de staatssecretaris daarbij ook de door hem bij de zienswijze overgelegde e-mails van de twee landenexperts, Melissa Chiovenda en Thomas Ruttig, moeten betrekken. Volgens eiser blijkt uit die e-mails genoegzaam dat hij als etnisch Tadzjiek en zoon van een voormalig dorpsoudste die in het verleden kritiek heeft geuit op de Taliban en afkomstig is uit een 'armed resistance stronghold' wel degelijk te vrezen heeft voor de Taliban.
5. De rechtbank stelt vast dat Melissa Chiovenda in haar e-mail heeft aangegeven dat het zeer aannemelijk is dat een zoon van een dorpsoudste die kritiek heeft geuit op de Taliban gevaar loopt. Daarnaast worden personen die afkomstig zijn uit een gebied dat sympathie heeft voor het NRF [2] gezien als supporters van NRF. Met name Tadzjieken uit deze gebieden krijgen te maken met grof geweld. Thomas Ruttig heeft aangegeven dat het [district 1] (waar eiser vandaan komt) een verzetsbolwerk is en de gemeenschappen in dit gebied bijzonder kwetsbaar zijn. Er wordt door de Taliban geweld gebruikt tegen gemeenschappen die verdacht worden van steun aan het verzet. De Taliban registreert de namen van mensen die kritiek hebben geuit op de Taliban, inclusief hun familie en de Taliban verdenkt ze ervan dat ze dicht bij het verzet staan.
6. De staatssecretaris is in het bestreden besluit niet ingegaan op de twee e-mails van deze landenexperts en de gemachtigde van de staatssecretaris heeft ter zitting desgevraagd slechts verwezen naar de eerder door de staatssecretaris aangehaalde landeninformatie. Naar het oordeel van de rechtbank had de staatssecretaris concreet op deze specifiek op eiser toegespitste informatie in moeten gaan. De door de staatssecretaris aangehaalde landeninformatie zegt namelijk niets over de situatie op districtsniveau en dateert van voor de e-mails van de landenexperts.
7. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat eisers stelling dat zijn vader is gemarteld en mishandeld door de Taliban weliswaar is gebaseerd op een vermoeden maar dat dit vermoeden wel steun vindt in zowel de door de staatssecretaris als door eiser aangehaalde landeninformatie dat mensen die kritiek uiten op de Taliban dan wel zich openlijk verzetten tegen de Taliban te maken krijgen met geweld van de zijde van de Taliban. Daarbij komt dat eiser heeft verklaard dat de man die met zijn vader samenwerkte en die zijn vader als dorpsoudste heeft opgevolgd, [persoon], in oktober 2022 is vermoord door de Taliban. In dat licht bezien heeft de staatssecretaris niet enkel kunnen volstaan met de stelling dat eiser de mishandelingen en marteling van zijn vader slechts gebaseerd heeft op vermoedens en het derde element mede om die reden niet geloofwaardig is.
8. De staatssecretaris heeft zich daarom onvoldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het derde element deels ongeloofwaardig is. Daarnaast is de staatssecretaris onvoldoende ingegaan op de overgelegde landeninformatie waaruit volgt dat etnisch Tadzjieken niet alleen in de provincie Panjshir maar ook in aangrenzende provincies als Baghlan, en specifiek het [district 1], worden aangemerkt als supporters van het NRF.

Conclusie en gevolgen

9. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep al gegrond. De overige beroepsgronden behoeven daarom op dit moment geen bespreking. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit vanwege strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet op de aard van de geconstateerde gebreken ziet de rechtbank geen aanleiding het geschil finaal te beslechten. De staatssecretaris zal daarom een nieuw besluit op de aanvraag moeten nemen en daarbij rekening moeten houden met deze uitspraak.
10. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 18 oktober 2023;
- draagt de staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. van Veelen, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.H. van Veen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.waaronder paragraaf 3.4 van Country Guidance: Afghanistan van januari 2023 van het European Union Agency for Asylum, een artikel van het VN News van 23 juni 2022 en een artikel van de Fair Observer van 15 april 2022.
2.het National Resistance Front of Afghanistan.