Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. M. de Jong).
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
N.S.e.a..
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 20 februari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat betekent dat hij ervan uit mag gaan dat andere lidstaten het unierecht en de grondrechten respecteren, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn. Eiser heeft niet aangetoond dat er structurele tekortkomingen zijn in het Duitse asiel- en opvangsysteem die een reëel risico voor hem zouden vormen. De rechtbank wijst erop dat de informatie die eiser heeft aangevoerd, niet voldoende is om te concluderen dat Duitsland zijn internationale verplichtingen niet nakomt.
Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat zijn echtscheidingsprocedure en het belang van zijn kinderen in Nederland niet voldoende zijn meegewogen door de staatssecretaris. De rechtbank oordeelt echter dat de enkele aanwezigheid van familieleden in Nederland niet voldoende is om aan te nemen dat overdracht aan Duitsland onevenredig hard zou zijn. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij niet in Duitsland een eerlijke echtscheidingsprocedure kan voeren of dat zijn aanwezigheid in Nederland noodzakelijk is voor de belangen van zijn kinderen.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol en is openbaar gemaakt op 19 maart 2024.