In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het verzet beoordeeld dat opposanten hebben ingesteld tegen een eerdere uitspraak van 13 december 2023. In die uitspraak verklaarde de rechtbank het beroep van opposante kennelijk niet-ontvankelijk, omdat de beroepsgronden niet tijdig waren ingediend. Opposanten, die asiel aanvragen, hadden op 2 oktober 2023 beroep ingesteld tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hun asielaanvragen niet-ontvankelijk werden verklaard. De rechtbank heeft in deze procedure vastgesteld dat opposanten niet om een zitting hebben verzocht, waardoor zij zonder zitting uitspraak kon doen.
De rechtbank heeft in deze uitspraak enkel beoordeeld of de eerdere beslissing om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren terecht was. Het verzet is niet-ontvankelijk verklaard omdat de opposanten niet de vereiste gronden voor het verzet hebben ingediend. De rechtbank heeft hen herhaaldelijk de gelegenheid gegeven om de gronden in te dienen, maar dit is niet gebeurd. De rechtbank concludeert dat er geen verschoonbare redenen zijn voor de termijnoverschrijding en dat de eerdere uitspraak van 13 december 2023 in stand blijft. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus, rechter, en is openbaar uitgesproken op 29 april 2024.