ECLI:NL:RBDHA:2024:6377

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
AWB 24/2032
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het verzet beoordeeld dat opposanten hebben ingesteld tegen een eerdere uitspraak van 13 december 2023. In die uitspraak verklaarde de rechtbank het beroep van opposante kennelijk niet-ontvankelijk, omdat de beroepsgronden niet tijdig waren ingediend. Opposanten, die asiel aanvragen, hadden op 2 oktober 2023 beroep ingesteld tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hun asielaanvragen niet-ontvankelijk werden verklaard. De rechtbank heeft in deze procedure vastgesteld dat opposanten niet om een zitting hebben verzocht, waardoor zij zonder zitting uitspraak kon doen.

De rechtbank heeft in deze uitspraak enkel beoordeeld of de eerdere beslissing om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren terecht was. Het verzet is niet-ontvankelijk verklaard omdat de opposanten niet de vereiste gronden voor het verzet hebben ingediend. De rechtbank heeft hen herhaaldelijk de gelegenheid gegeven om de gronden in te dienen, maar dit is niet gebeurd. De rechtbank concludeert dat er geen verschoonbare redenen zijn voor de termijnoverschrijding en dat de eerdere uitspraak van 13 december 2023 in stand blijft. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus, rechter, en is openbaar uitgesproken op 29 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/2032 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 april 2024 op het verzet van

[opposant], v-nummer: [nummer],

[opposante], v-nummer: [nummer],
mede namens hun minderjarige kinderen:
[kind 1], v-nummer: [nummer],
[kind 2], v-nummer: [nummer],
[kind 3], v-nummer: [nummer],
opposanten
(gemachtigde: [naam gemachtigde]),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzet dat opposanten hebben ingesteld tegen de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 13 december 2023, waarin de rechtbank het beroep van opposante kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard. [1]
1.1.
Opposanten hebben op 2 oktober 2023 beroep ingesteld tegen de besluiten van 27 september 2023, waarin de staatssecretaris de asielaanvragen van eisers niet-ontvankelijk hebben verklaard. De rechtbank heeft dit beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard vanwege het niet tijdig ontvangen van de beroepsgronden.
1.2.
Opposanten hebben niet verzocht om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank kan daarom zonder zitting uitspraak doen en zal dat in deze zaak ook doen, omdat zij meent dat een uitspraak niet nodig is. [2]

Beoordeling door de rechtbank

2. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in haar uitspraak van
13 december 2023 terecht heeft geoordeeld dat het beroep van opposanten kennelijk niet-ontvankelijk is vanwege het ontbreken van de beroepsgronden.
3. Het verzet is niet-ontvankelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Voldoet het verzetschrift aan de voorwaarden?
4. In de wet staat dat een verzetschrift aan een aantal voorwaarden moet voldoen. Eén van de voorwaarden is dat in het verzetschrift de gronden van het verzet moeten staan. [3] Als de gronden ontbreken, dan kan de rechtbank het verzet niet-ontvankelijk verklaren. De indiener van het verzet moet eerst wel de gelegenheid krijgen om alsnog de gronden op te sturen. [4]
4.1.
Opposanten hebben op 17 januari 2024 [5] verzet ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 13 december 2023. [6] In het verzetschrift hebben opposanten de rechtbank verzocht om de termijn voor het indienen van de verzetsgronden te verlengen met zes weken. De rechtbank heeft op 13 februari 2024 opposanten verzocht om de verzetsgronden zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken aan de rechtbank toe te sturen. Hierna hebben opposanten met de brief van 19 februari 2024 [7] de rechtbank nogmaals verzocht om de termijn om de verzetsgronden in te dienen te verlengen met vier weken, wegens ziekte van ‘belanghebbende’. De rechtbank heeft opposanten op 29 februari 2024 laten weten onvoldoende reden te zien om de termijn om verzetsgronden in te dienen met vier weken te verlengen. De rechtbank heeft opposanten tot 12 maart 2024 de tijd gegeven om de verzetsgronden in te dienen. Op 12 maart 2024 [8] hebben opposanten de rechtbank om vier weken uitstel verzocht voor het indienen van de verzetsgronden vanwege ziekte van ‘belanghebbende’ en omdat opposanten wachten op een voor de verzetsprocedure essentiële verklaring van het Braziliaanse Consulaat.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat opposanten voldoende gelegenheid hebben gekregen om de gronden van het verzet (alsnog) op te sturen en stelt vast dat opposanten dit niet hebben gedaan. Zonder nadere toelichting, en die ontbreekt, valt niet in te zien dat een verklaring van het Braziliaanse Consulaat essentieel is voor de verzetsprocedure, dat immers uitsluitend ziet op de vraag of de rechtbank het beroep van opposanten terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank ziet in dat wat opposanten hebben aangevoerd geen verschoonbare redenen voor (verdere) termijnoverschrijding en verklaart het verzet dan ook niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

5. De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de uitspraak van 13 december 2023 niet verandert.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus, rechter, in aanwezigheid van
S. Voolstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.De rechtbank heeft in de uitspraak van 13 december 2023 toepassing gegeven aan artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:55, vierde lid Awb.
3.Dit volgt uit artikel 8:55, tweede lid, in samenhang gelezen met artikel 6:5 van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 8:55, tweede lid, in samenhang gelezen met artikel 6:6 van de Awb.
5.De rechtbank stelt vast dat op de brief van opposanten per abuis het verkeerde jaartal is genoemd.
6.Rb. Gelderland, zp. Arnhem, 13 december 2023, NL23.31294 (niet gepubliceerd)
7.Door de rechtbank ontvangen op 26 februari 2024.
8.Door de rechtbank ontvangen op 16 maart 2024.