ECLI:NL:RBDHA:2024:6375

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
NL24.6266
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening en medische omstandigheden

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 19 februari 2024 afgewezen, met het argument dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. L. Sinoo, had zich afgemeld voor de zitting op 12 maart 2024, waar de gemachtigde van de staatssecretaris, mr. M. de Jong, wel aanwezig was.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, op basis van de Dublinverordening. Eiser had aangevoerd dat het besluit onzorgvuldig tot stand was gekomen, omdat er geen uitstel was verleend voor het indienen van een zienswijze en er onvoldoende onderzoek was gedaan naar zijn medische situatie. De rechtbank concludeert echter dat de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van eiser en dat de afwijzing van het verzoek om uitstel terecht was. Eiser had geen overtuigende argumenten aangedragen die de staatssecretaris zouden verplichten om de aanvraag wel in behandeling te nemen.

Daarnaast heeft eiser een beroep gedaan op het arrest C.K. van het Hof van Justitie, waarin wordt gesteld dat overdracht naar een andere lidstaat niet mag plaatsvinden als dit ernstige gevolgen heeft voor de gezondheid van de betrokken persoon. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat eiser in Frankrijk adequate medische zorg zal ontvangen. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat zijn situatie in Frankrijk onaanvaardbaar zou zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.6266
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser (gemachtigde: mr. L. Sinoo),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. M. de Jong)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 19 februari 2024 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om terugname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Voorbereiding van het besluit
5. Eiser voert aan dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat er geen uitstel is verleend voor het indienen van de zienswijze en geen onderzoek is gedaan naar zijn medische situatie. De staatssecretaris heeft onvoldoende gemotiveerd waarom aan de gemachtigde van eiser niet meer tijd werd gegund om eiser te spreken en een machtigingsformulier door eiser te laten ondertekenen. Verder was er al een medische indicatie voor een bed alleen afgegeven voor eiser en een vooraanmelding gedaan bij de crisisdienst. De staatssecretaris kon dus ook via het COA (naast de berichten van zijn gemachtigde) op de hoogte zijn van de medische klachten van eiser.
6. De rechtbank overweegt over de afwijzing van het verzoek om uitstel als volgt. Volgens paragraaf C1/2.12 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) zijn er een aantal redenen om uitstel te verlenen voor het indienen van een zienswijze. Overeenkomstig artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor één of meer belanghebbende gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
7. In het geval van eiser heeft de gemachtigde in het verzoek van 12 februari 2024 aangegeven dat het nog niet gelukt was om met eiser te communiceren met een tolk, en eiser uitgenodigd was om vrijdag naar het kantoor te komen. In het verzoek heeft de gemachtigde ook benoemd dat eiser ernstige psychische klachten heeft, paranoïde is, en daardoor weigert om het toestemmingsformulier om zijn medisch dossier op te vragen te ondertekenen. De staatssecretaris hoefde deze redenen niet te beschouwen als omstandigheden zoals omschreven in paragraaf C1/2.12 van de Vc. Ook was het niet duidelijk wanneer de gewenste informatie wel geleverd zou kunnen worden. De staatssecretaris heeft wel gewacht met beslissen tot na de afspraak van de gemachtigde met eiser, zodat eiser zijn inbreng nog kon geven. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris hiermee voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van eiser. Ook is niet gebleken dat eiser hierdoor is benadeeld. Want wat betreft de medische informatie heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat de psychische klachten, ook met die onderbouwing geen, aanleiding geven om de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen, omdat eiser daarvoor ook in Frankrijk behandeld kan worden. Zie verder overweging 9. Het besluit is niet onzorgvuldig voorbereid. De beroepsgrond slaagt niet.

Medische problematiek

8. Eiser stelt verder dat uit het medische dossier (dat hij in beroep heeft overgelegd) blijkt dat sprake is van medische beletselen die overdracht aan Frankrijk in de weg staan. Hij doet daarom een beroep op het arrest C.K. van het Hof van Justitie.2 De staatssecretaris heeft in het besluit opgemerkt dat eiser zijn beroep op het arrest C.K. niet met medische stukken heeft onderbouwd, maar volgens eiser miskent de staatssecretaris hiermee dit niet kon, omdat eiser vanwege zijn psychische toestand het machtigingsformulier eerst niet wilde ondertekenen. Verder heeft de staatssecretaris ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij niet direct kenbaar heeft gemaakt dat hij psychische klachten heeft, en is voorbijgegaan aan het feit dat eiser in het gehoor heeft gevraagd om een psychiater. Het besluit is daarom volgens eiser onvoldoende gemotiveerd.
2 HvJEU 16 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:127, in de zaak C.K. tegen Slovenië.
9. De rechtbank overweegt als volgt. De staatssecretaris mag er op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanuit gaan dat eiser in Frankrijk voor zijn klachten medisch kan worden behandeld. Eiser heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat dit uitgangspunt onjuist is. Niet is gebleken dat Nederland het meest aangewezen land is voor zijn behandeling. De (hoge) drempel van het arrest C.K. wordt pas bereikt wanneer sprake is van een 'ernstige mentale of lichamelijke aandoening en de Dublinoverdracht op zichzelf aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen heeft voor zijn gezondheidstoestand’. Dat eiser psychische problemen heeft, is daarvoor onvoldoende. Er is immers geen informatie waarop gebaseerd kan worden dat deze problemen bij overdracht aan Frankrijk zullen verergeren, of dat voor hem in Frankrijk geen toereikende zorg zal zijn. De staatssecretaris heeft zich ter zitting terecht op het standpunt gesteld dat de alsnog overgelegde stukken dat niet anders maken. Ook hieruit blijkt immers niet dat Nederland het meest geschikte land is om eiser, indien nodig, te behandelen of dat er ernstige gevolgen zouden kunnen optreden bij overdracht. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 maart 2024

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.