ECLI:NL:RBDHA:2024:6374

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
NL24.9750
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een beroep dat eiser heeft ingediend tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser heeft zijn asielaanvraag op 14 mei 2022 ingediend. Op 16 juni 2022 heeft verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, Duitsland verzocht om eiser terug te nemen op basis van de Dublinverordening. Dit verzoek werd door Duitsland op 21 juni 2022 geaccepteerd. Volgens de Dublinverordening diende Nederland eiser uiterlijk binnen zes maanden na de aanvaarding van het verzoek over te dragen. De rechtbank constateert dat deze overdracht niet tijdig heeft plaatsgevonden, waardoor Nederland verantwoordelijk werd voor de behandeling van de asielaanvraag op 22 december 2022. De rechtbank oordeelt dat verweerder uiterlijk op 22 juni 2023 op de aanvraag had moeten beslissen. Echter, op 27 september 2022 is een besluit van kracht geworden dat de beslistermijnen voor asielaanvragen met negen maanden verlengt. Dit betekent dat de beslistermijn voor de aanvraag van eiser nog niet was verstreken op het moment dat hij een ingebrekestelling indiende. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling prematuur was, waardoor niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep op grond van het niet tijdig beslissen. De rechtbank verklaart het beroep van eiser niet-ontvankelijk.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.9750
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
3. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), wordt op de aanvraag van het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw, zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking gegeven.
4. In artikel 42, zesde lid, van de Vw is bepaald dat indien in het kader van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van de Vw, wordt onderzocht of de aanvraag op grond van artikel 30 van de Vw niet in behandeling dient te worden genomen, de termijn, bedoeld in het eerste lid van artikel 42 van de Vw, aanvangt op het tijdstip waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek.
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
5. Eiser heeft op 14 mei 2022 zijn asielaanvraag in Nederland ingediend. Op 16 juni 2022 heeft verweerder Duitsland verzocht eiser op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening terug te nemen. De Duitse autoriteiten hebben dit verzoek geaccepteerd op 21 juni 2022. Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening dient Nederland eiser uiterlijk binnen een termijn van zes maanden vanaf de aanvaarding van het verzoek door Duitsland, over te dragen.
6. De rechtbank stelt vast dat eiser niet tijdig is overgedragen en dat verweerder op 22 december 2022 (zes maanden na 21 juni 2022) verantwoordelijk is geworden voor de
behandeling van het asielverzoek van eiser. Dat betekent dat verweerder met toepassing van artikel 42, eerste lid, van de Vw, uiterlijk op 22 juni 2023 op de aanvraag had moeten beslissen. Sinds 27 september 2022 is het besluit met kenmerk WBV 2022/22 van kracht.
Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die op
27 september 2022 nog niet waren verstreken met negen maanden zijn verlengd. Dit geldt ook voor asielaanvragen die zijn ingediend vóór 1 januari 2023. De asielaanvraag van eiser valt onder het toepassingsbereik van dit besluit, omdat Nederland tussen 27 september 2022 en 1 januari 2023 verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag. De beslistermijn in zijn zaak is dus met negen maanden verlengd. De termijn om te beslissen op zijn aanvraag was daarom nog niet verstreken toen hij de ingebrekestelling indiende bij verweerder. De ingebrekestelling is daarmee prematuur. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van L.M. Kalkman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
25 april 2024

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.