ECLI:NL:RBDHA:2024:6374
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een beroep dat eiser heeft ingediend tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser heeft zijn asielaanvraag op 14 mei 2022 ingediend. Op 16 juni 2022 heeft verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, Duitsland verzocht om eiser terug te nemen op basis van de Dublinverordening. Dit verzoek werd door Duitsland op 21 juni 2022 geaccepteerd. Volgens de Dublinverordening diende Nederland eiser uiterlijk binnen zes maanden na de aanvaarding van het verzoek over te dragen. De rechtbank constateert dat deze overdracht niet tijdig heeft plaatsgevonden, waardoor Nederland verantwoordelijk werd voor de behandeling van de asielaanvraag op 22 december 2022. De rechtbank oordeelt dat verweerder uiterlijk op 22 juni 2023 op de aanvraag had moeten beslissen. Echter, op 27 september 2022 is een besluit van kracht geworden dat de beslistermijnen voor asielaanvragen met negen maanden verlengt. Dit betekent dat de beslistermijn voor de aanvraag van eiser nog niet was verstreken op het moment dat hij een ingebrekestelling indiende. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling prematuur was, waardoor niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep op grond van het niet tijdig beslissen. De rechtbank verklaart het beroep van eiser niet-ontvankelijk.