ECLI:NL:RBDHA:2024:6373

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
09-005129-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verboden wapenbezit in een woning

Op 30 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verboden wapenbezit. De verdachte, geboren in 1998 en op dat moment gedetineerd, had op 5 januari 2024 in Delft een omgebouwd gaspistool van het merk Sig Sauer, type P 320, in zijn bezit. Tijdens de zitting op 16 april 2024 heeft de officier van justitie, mr. I. Raterman, gepleit voor bewezenverklaring van het feit, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. C.J.J. Kwint, ook de bewezenverklaring heeft bepleit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het wapen had verworven en dat hij dit feit heeft bekend. De rechtbank heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende proces-verbalen van de politie.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezen verklaarde feit wettig en overtuigend is bewezen en dat de verdachte strafbaar is. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een maniforme psychose en een bipolaire stemmingsstoornis, en heeft geconcludeerd dat het bewezen feit in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van vijf maanden opgelegd, waarvan één maand voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering. Daarnaast is het in beslag genomen wapen onttrokken aan het verkeer. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van deskundigen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09-005129-24
Datum uitspraak: 30 april 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting te [plaatsnaam 1] (PPC).

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 16 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I. Raterman en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. C.J.J. Kwint naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 januari 2024 te Delft een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd gaspistool, fabrikant Ceonic, van het merk Sig Sauer, type P 320, kaliber 9 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard.
3.4
Opgave van de bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor het feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman van dit feit geen vrijspraak bepleit.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024004671, van de politie eenheid Den Haag (doorgenummerd pagina 1 t/m 39).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 16 april 2024;
2. het proces-verbaal van het binnentreden in de woning, opgemaakt op 5 januari 2024 (p. 23-24);
3. het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek vuurwapen), opgemaakt op 5 januari 2024 (p. 37-39).
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 5 januari 2024 te Delft een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd gaspistool, fabrikant Ceonic, van het merk Sig Sauer, type P 320, kaliber 9 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en daarbij de bijzondere voorwaarden zoals die in het reclasseringsadvies van 4 april 2024 zijn opgenomen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij de strafoplegging verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de duur van het voorarrest. Primair bepleit de raadsman een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest tot aan de dag na de terechtzitting van 16 april 2024. Subsidiair bepleit de raadsman een gevangenisstraf met een voorwaardelijk deel en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, waarbij de verdachte op de datum van de uitspraak in vrijheid zal worden gesteld.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft een vuurwapen in zijn bezit gehad, namelijk een omgebouwd gaspistool. De loop van het vuurwapen was vervangen door een andere loop, waardoor het mogelijk was scherpe munitie te verschieten met het vuurwapen. De aanwezigheid van vuurwapens brengt een onaanvaardbaar risico mee voor de veiligheid van personen. Behalve mogelijke ongelukken met vuurwapens is algemeen bekend dat deze worden gebruikt voor het begaan van (ernstige) misdrijven, zoals overvallen, afpersingen, bedreigingen en liquidaties. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de aanschaf van het wapen een “jongensdroom” was en hij een tijd heeft rondgevraagd in zijn omgeving om het wapen te bemachtigen toen hij daar eenmaal geld voor had. De rechtbank acht het gemak en de redenering van de verdachte waarmee hij is overgegaan tot de aankoop van een wapen, zorgelijk en rekent hem dit aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 21 maart 2024. Daaruit volgt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gedragskundige rapporten
De rechtbank heeft kennisgenomen van de over verdachte uitgebrachte Pro Justitia-rapportage, opgesteld door dr. B.A. Blansjaar, psychiater, d.d. 19 februari 2024 (hierna: het rapport).
In het rapport concludeert de psychiater dat zijn onderzoek en beschikbare stukken bij de verdachte wijzen op een psychische stoornis in de vorm van een maniforme psychose, dan wel bipolaire stemmingsstoornis met psychotische kenmerken, uitgelokt en verergerd door misbruik van amfetamine en andere psychoactieve middelen. Of de hiervoor genoemde psychische stoornis daarnaast ook is veroorzaakt door misbruik van amfetamine en andere psychoactieve middelen of dat sprake is van een onderliggende primaire psychotische stoornis zoals schizofrenie of een schizoaffectieve stoornis of van een onderliggende bipolaire stemmingsstoornis, kan thans (nog) niet worden gedifferentieerd. Daarnaast lijdt de verdachte aan stoornissen in het gebruik van amfetamine en cannabis.
Door de psychische stoornis had de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde een manisch verhoogde en labiele stemming met enerzijds ontremming, onbezonnenheid en een grandioos expansief zelfbewustzijn en ook deels irreële achterdochtige en depressieve belevingen met suïcidale impulsen. Het illegaal verwerven en voorhanden hebben van het vuurwapen kan volgens de psychiater voor een aanzienlijk deel worden verklaard vanuit deze maniforme ontremming en expansiviteit met onderliggende achterdochtige en depressieve belevingen en suïcidale impulsen. De psychiater adviseert daarom het tenlastegelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Verder concludeert de psychiater dat het risico op recidive moet worden ingeschat als matig verhoogd zonder behandeling. Beschermende factoren zijn enigszins aanwezig in onder meer de verdachte zijn intelligentie en empathisch vermogen, maar de psychiater oordeelt dat bescherming tegen het recidiverisico vooral moet worden ontleend aan externe factoren, met name adequate psychiatrische behandeling. Gelet hierop adviseert de psychiater een klinische psychiatrische behandeling van de verdachte met aansluitend ambulante nazorg onder toezicht, in het kader van bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van de psychiater met betrekking tot de toerekenbaarheid gedragen worden door zijn bevindingen. De rechtbank neemt deze conclusies over en legt die mede ten grondslag aan haar oordeel dat het bewezen verklaarde feit in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend.
Tot slot heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van 4 april 2024. De reclassering sluit zich aan bij de adviezen van de psychiater. De reclassering overweegt dat de verdachte zegt gemotiveerd te zijn voor gedragsverandering, maar dat het de vraag is of de verdachte in staat is deze gedragsverandering te behouden gelet op zijn ambivalente houding op het gebied van middelengebruik. Volgens de reclassering is het risico op recidive gemiddeld. De reclassering adviseert om bij veroordeling van de verdachte hem een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij de reclassering, een opname in een zorginstelling, een ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), een verplichting tot meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het volgen van de richtlijn voor middelengebruik.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat in het bijzonder de aard en de ernst van het bewezenverklaarde meegewogen, alsmede straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank heeft tevens acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Gelet op de ernst van het feit kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf, waarbij de rechtbank in het nadeel van de verdachte meeweegt dat hij met ogenschijnlijk gemak over is gegaan tot de aanschaf van een wapen, terwijl hij daar het gevaar van had moeten zien. Tegelijkertijd weegt de rechtbank mee dat bij de verdachte psychische problematiek is vastgesteld, waar hij bij moet worden geholpen en dat deze problematiek ook zijn doorwerking had ten tijde van het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van vijf maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Daarvan zal zij één maand gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. De voorwaardelijke straf acht de rechtbank passend, enerzijds om de ernst van het gepleegde feit tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.

7.De in beslag genomen voorwerpen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het in beslag genomen wapen (merk Sig Sauer, type P 320) zal worden onttrokken aan het verkeer.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het wapen onttrekken aan het verkeer, aangezien het een wapen betreft en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 36b, 36d van het Wetboek van Strafrecht;
- 26, 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals die ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
5 (vijf) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
1 (één) MAAND, niet zal worden ten uitvoer gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de SVG Novadic-Kentron, [adres 2] te [plaatsnaam 2] op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd laat opnemen binnen een Forensische Psychiatrische Afdeling of een soortgelijke intramurale instelling, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van deze instelling worden gegeven;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van Novadic-Kentron of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering direct na afronding van de klinische opname, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn maniforme psychotische stoornis, dan wel bipolaire stemmingsstoornis met psychotische kenmerken;
- zich – indien dat tijdens de proeftijd noodzakelijk is – laat behandelen voor een terugval in middelengebruik en verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld door een nader door de reclassering te bepalen zorgverlener. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Indien daartoe aanleiding is, zoals bij een terugval in middelengebruik, bij overmatig middelengebruik of in geval van ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie en/of stabilisatie. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, nadat dit door de rechter is bevolen, de veroordeelde zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt 7 weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt.
- gedurende de proeftijd verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten YOEP of een soortgelijke instelling, en zich houdt aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- gedurende de proeftijd deelneemt aan een gedragsinterventie, bestaande uit een richtlijnen middelengebruik van de reclassering, ook als dit abstinentie van drugs en/of alcohol inhoudt, en meewerkt aan de controle op drugs- en alcoholgebruik, namelijk urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest);
geeft opdracht aan Verslavingsreclassering GGZ – Novadic-Kentron tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
verklaart onttrokken aan het verkeer het wapen van het merk Sig Sauer type P320.
Dit vonnis is gewezen door
mr. V.J. de Haan, voorzitter,
mr. N.F.R. de Rooij, rechter,
mr. T.A.B. Mentink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Bruin, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 april 2024.