ECLI:NL:RBDHA:2024:6358

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
C/09/663618 / KG ZA 24-272
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige zorgregeling en gebruiksrecht woning na beëindiging affectieve relatie

In deze zaak, die op 18 april 2024 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vrouw en een man die een affectieve relatie hebben gehad en samen ouders zijn van twee minderjarige kinderen. De vrouw verzoekt de rechtbank om het uitsluitend gebruik van de gezamenlijke woning en een zorgregeling voor de kinderen. De man verzet zich hiertegen en vraagt om een alternatieve zorgregeling waarbij de kinderen in de woning verblijven en partijen om de week daar verblijven. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstig verstoorde communicatie tussen partijen en dat de kinderen getuige zijn geweest van spanningen en huiselijk geweld. Gezien deze omstandigheden is het niet in het belang van de kinderen dat partijen om en om in dezelfde woning verblijven. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten dat de vrouw voorlopig het uitsluitend gebruik van de woning krijgt voor de duur van zes maanden. De man moet zich uitschrijven van het adres van de woning om de vrouw in staat te stellen kinderbijslag en kindgebonden budget te ontvangen. De voorzieningenrechter heeft ook een voorlopige zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen twee weekenden per vier weken bij de man verblijven en daarnaast, indien mogelijk, op woensdagmiddag. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/663618 / KG ZA 24-272
Vonnis in kort geding van 18 april 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
[de vrouw]te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat: mr. I.M.G. Maste te Almere,
tegen:
[de man]te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat: mr. A.J. van Ommeren te Amsterdam.
Partijen worden hierna ‘de vrouw’ en ‘de man’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 maart 2024 met producties 1 t/m 9;
- de conclusie van antwoord tevens inhoudende eis in reconventie;
- producties 10 t/m 15 van de zijde van de vrouw;
- de mondelinge behandeling van 5 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
2.2.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige kinderen:
- [kind 1] , geboren op [geboortedag 1] 2019 te [geboorteplaats] (hierna: [kind 1] ),
- [kind 2] , geboren op [geboortedag 2] 2021 te [geboorteplaats] (hierna: [kind 2] ),
Partijen hebben het gezamenlijk gezag over de kinderen.
2.3.
Partijen hebben samengewoond in de woning aan de [adres 1] te [plaats] (hierna: de woning), waarvan zij samen eigenaar zijn.
2.4.
De affectieve relatie tussen partijen is verbroken. Na een escalatie in de woning heeft de man op 19 februari 2024 een huisverbod voor tien dagen opgelegd gekregen en heeft hij de woning verlaten. Het huisverbod is daarna verlengd voor de duur van 18 dagen tot 18 maart 2024.
2.5.
De vrouw verblijft sindsdien met de kinderen in de woning. De man verblijft bij zijn ouders.
2.6.
Bij (de situatie van) partijen zijn diverse hulpverleners betrokken, waaronder De Waag voor impulsregulatie voor de man. Door middel van de ingezette hulpverlening is er een voorlopige zorgregeling tot stand gekomen waardoor de man de afgelopen tijd een aantal keer met de kinderen in de woning verbleef. Dit heeft geleid tot spanningen tussen partijen.
2.7.
[kind 1] (4 jaar) gaat naar de basisschool. [kind 2] (2 jaar) gaat naar de kinderopvang. De school en de kinderopvang zijn in de buurt van de woning.
2.8.
De vrouw heeft zich tot de rechtbank gewend met een verzoekschrift tot de toevertrouwing van de kinderen aan haar en het uitsluitend gebruik van de woning (dat bekend is onder het nummer C/109/662621). Zij heeft met betrekking hiertoe ook een verzoekschrift strekkende tot het treffen van voorlopige voorzieningen (dat bekend is onder het nummer C/09/662630) bij de rechtbank ingediend.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De vrouw vordert – samengevat en zakelijk weergegeven –:
te bepalen dat de vrouw gerechtigd is tot de kinderbijslag en het kindgebonden budget vanaf 19 februari 2024 en de man te veroordelen om de na 19 februari 2024 door hem ontvangen kinderbijslag en kindgebonden budget aan de vrouw te voldoen;
de man te gelasten zich, binnen drie dagen na het vonnis, bij de gemeentelijke basisadministratie (basisregistratie personen) uit te schrijven van het adres van de woning, op straffe van een dwangsom van € 500 per dag of gedeelte daarvan;
de vrouw jegens de man de bevoegdheid te verlenen om de bewoning en het gebruik van de woning en van de tot de inboedel van de woning behorende zaken gedurende zes maanden voort te zetten, voor zover deze woning niet eerder door haar is overgenomen;
een zorgregeling vast te stellen tussen de man en de kinderen, waarbij de kinderen
twee weekenden per maand, afhankelijk van het werkrooster van de man en voor de maand april in de weekenden van 12 t/m 14 april en 26 t/m 28 april, van vrijdag 16.00 uur en tot zondag 19.00 uur bij de man verblijven in de woning van zijn ouders, alsmede iedere woensdag van 16.00 tot 19.00 uur (met uitzondering van twee aaneengesloten weken in de zomervakantie waarin de vrouw met de kinderen op vakantie gaat). De man haalt en brengt de kinderen, waarbij de overdracht plaatsvindt op het parkeerterrein bij de buurtsupermarkt “ [bedrijfsnaam] ” aan de [adres 2] te [plaats] .
3.2.
De man voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.4.
De man vordert in reconventie (samengevat weergegeven) primair om een voorlopige zorgregeling te bepalen waarbij de kinderen in de woning verblijven en waarbij partijen om de week in de woning verblijven en voor de kinderen zorgen. Subsidiair vordert de man te bepalen dat de man gedurende twee weekenden per drie weken van vrijdagmiddag tot maandagavond, alsmede elke woensdagmiddag het gebruik van de woning en de zorg voor de kinderen toekomt. De man vordert voorwaardelijk, indien de vordering van de vrouw ten aanzien van het uitsluitend gebruik van de woning wordt toegewezen, te bepalen dat zij als vergoeding voor dit gebruik alle eigenaars- en gebruikerslasten voor de woning voldoet.
3.5.
De vrouw voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en (voorwaardelijke) reconventie
4.1.
De vorderingen in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie komen wegens de samenhang ervan in aanmerking voor een gezamenlijke beoordeling.
gebruik van de woning en zorgregeling
4.2.
De vrouw wenst het uitsluitend gebruik van de woning voor de duur van zes maanden te krijgen en vordert tevens een zorgregeling te bepalen waarbij de kinderen twee weekenden per maand en iedere woensdagmiddag (van 16.00 tot 19.00) bij de man in de woning van de grootouders aan vaderszijde verblijven. De man eist een ‘birdnesting’ constructie waarbij de kinderen permanent in de woning verblijven en partijen daar ieder om de week verblijven.
4.3.
De voorzieningenrechter stelt vast dat er veel tussen partijen is gebeurd. Tussen partijen is sprake van een ernstig verstoorde communicatie en de kinderen zijn getuige (geweest) van spanningen en huiselijk geweld tussen de ouders. Hoewel inmiddels hulpverlening is betrokken om de communicatie tussen partijen te verbeteren, zijn de spanningen en zorgen over en weer nog niet verdwenen. Gelet op de slechte verhouding tussen partijen is ‘birdnesting’ naar oordeel van de voorzieningenrechter niet langer in het belang van de kinderen. Het afwisselend gebruik van de woning brengt namelijk het risico op nieuwe conflicten en spanningen tussen partijen met zich mee, waar de kinderen onder lijden. Onder deze omstandigheden is het beter dat partijen niet meer om en om in dezelfde woning verblijven.
4.4.
Daarmee komt de vraag aan de orde of het exclusief gebruiksrecht van de woning voorlopig aan de vrouw kan worden toegekend. Vaststaat dat de woning gemeenschappelijk eigendom van partijen is, zodat partijen in beginsel evenveel recht hebben om de woning te gebruiken. Het komt daarmee aan op een afweging van de belangen van partijen. De vrouw heeft onweersproken gesteld dat de man (voorlopig) onderdak heeft bij zijn ouders die binnen een redelijke reisafstand van zijn werk wonen. Door de man is verder niet weersproken dat de woning van zijn ouders ruim is en dat partijen in het verleden samen op de zolderverdieping van die woning hebben gewoond. De vrouw beschikt niet over een adres waar zij kan verblijven binnen een redelijke reisafstand van haar werk. Zij heeft onweersproken gesteld dat zij alleen bij haar moeder in Eindhoven terecht zou kunnen. Hoewel de vrouw de mogelijkheid heeft om gedeeltelijk thuis te werken heeft zij toegelicht dat zij ook regelmatig op haar werk moet zijn. Verder heeft de vrouw onweersproken gesteld dat de kinderen vertrouwd zijn met de grootouders aan vaderszijde en hun woning, nu zij vanaf het eerste levensjaar van de kinderen regelmatig hebben opgepast. Dit maakt dat de omgang tussen de man en de kinderen zonder probleem in de woning van grootouders aan vaderszijde kan plaatsvinden. Daarnaast is van belang dat voorshands aannemelijk is dat de gezamenlijke woning bij de verdeling aan de vrouw zal worden toebedeeld. De vrouw heeft immers onweersproken gesteld dat zij financieel in staat is om het aandeel van de man in de woning op korte termijn over te nemen. Dit alles betekent dat de vordering van de vrouw om de woning met uitsluiting van de man voorlopig voor de duur van zes maanden te mogen gebruiken, zal worden toegewezen. De voorzieningenrechter gaat er daarbij van uit dat partijen voortvarend te werk zullen gaan bij de verdeling van de woning.
4.5.
De voorzieningenrechter zal tevens bepalen dat de man zich van het adres van de woning dient uit te schrijven. De vrouw heeft er immers belang bij dat zij kinderbijslag en kindgebonden budget kan gaan ontvangen zoals vastgesteld voor een alleenstaande ouder. Zo lang de man op het adres van de woning staat ingeschreven, kan zij hier geen aanspraak op maken. De door de vrouw gevorderde dwangsom zal echter worden gematigd en gemaximeerd.
4.6.
De vordering van de vrouw tot doorbetaling door de man van het door hem ontvangen bedrag aan kinderbijslag en het kindgebonden budget vanaf 19 februari 2024 tot heden zal worden afgewezen. Een vordering tot betaling van een geldsom in kort geding is slechts toewijsbaar als voorshands aannemelijk is dat een bodemrechter die vordering zal toewijzen en de uitkomst van een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Die situatie doet zich hier niet voor. Vast staat dat de man in de betreffende periode nog stond ingeschreven in de woning, terwijl onduidelijk is wie welke gezamenlijke kosten in die periode heeft gedragen. Indien de vrouw meent dat zij recht heeft op verrekening van kosten/teruggaven, dient zij die vordering in het kader van de afwikkeling van de verdeling in een bodemprocedure in te brengen.
4.7.
Nu de vrouw het voorlopig uitsluitend gebruik van de woning krijgt zal de voorzieningenrechter bepalen dat de vrouw bij wege van gebruiksvergoeding gehouden is bepaalde woonlasten (te weten de gebruikerslasten en de hypotheekrente) van de woning geheel te voldoen. De man blijft gehouden om, tot aan de levering van (zijn aandeel in) de woning aan de vrouw, zijn aandeel in het aflossingsdeel van de hypotheek te voldoen, alsmede zijn aandeel in de overige eigenaarslasten, waaronder de WOZ-aanslag en opstalverzekering.
4.8.
De kinderen hebben belang bij geregelde omgang met hun vader. Dat is door de vrouw ook niet weersproken. De voorzieningenrechter zal daarom een voorlopige zorgregeling bepalen waarbij de kinderen twee weekenden per vier weken bij de man verblijven en daarnaast, op aangeven van de man in verband met zijn werkrooster, zo mogelijk iedere woensdagmiddag. Om duidelijkheid voor partijen te creëren en conflicten in verband met de overdracht van de kinderen tussen partijen te voorkomen, zal in de beslissing worden bepaald hoe de omgang met de kinderen wordt ingevuld: in de weekenden dat de man omgang heeft met de kinderen haalt hij [kind 1] vrijdagmiddag uit school op en [kind 2] op een door de kinderopvang te bepalen tijdstip en brengt hij op maandagochtend [kind 1] naar school en [kind 2] naar de kinderopvang. Op woensdagmiddagen haalt de man [kind 1] uit school op en [kind 2] op een door de kinderopvang te bepalen tijdstip en brengt hij de kinderen om 18.30 uur weer terug naar de woning. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat partijen (al dan niet met hulpverlening) nadere afspraken zullen maken over een zorgregeling, waaronder afspraken over (verdeling van) vakanties. Er zal dan ook over de zomervakantie niets worden opgenomen in het dictum.
4.9.
Gelet op het feit dat partijen ex-partners zijn zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
gelast de man om zich binnen een week na vonnisdatum van het adres van de woning uit te schrijven, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag dat hij hier niet aan voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt;
5.2.
bepaalt dat de vrouw met ingang van de datum van dit vonnis met uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruik van de woning en de daarbij behorende inboedel;
5.3.
stelt een voorlopige zorgregeling vast, waarbij de man gerechtigd is de kinderen bij zich te hebben:
  • twee weekenden per vier weken, waarbij hij de kinderen in die weekenden op vrijdagmiddag uit school/opvang ophaalt en maandagochtend naar school/opvang brengt;
  • op tijdig aangeven van de man in verband met zijn werkrooster, de kinderen indien voor hem mogelijk op woensdagmiddag uit school/de opvang ophaalt en om 18.30 uur naar de woning brengt;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in (voorwaardelijke) reconventie
5.7.
bepaalt dat het deel van de woonlasten dat ziet op de gebruikerslasten en de hypotheekrente van de woning met ingang van vonnisdatum geheel voor rekening van de vrouw komt en bepaalt dat de overige eigenaarslasten door partijen bij helfte moeten worden gedragen;
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2024.
liv