ECLI:NL:RBDHA:2024:6349
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, van Guinese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 16 februari 2024 was afgewezen. De aanvraag werd niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000. Tevens werd het herzieningsverzoek van de verzoeker afgewezen.
Tegen deze beslissing heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 28 maart 2024, waarbij de verzoeker, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren. Tijdens de zitting is het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, samen met een ander beroep (zaaknummer NL23.13323).
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft hij het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, in aanwezigheid van griffier R. de Boer, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.