ECLI:NL:RBDHA:2024:6340

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
09-001260-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal gevolgd met geweld tegen personen met oplegging van ISD-maatregel

Op 26 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 januari 2024 in een Jumbo supermarkt in 's-Gravenhage meerdere levensmiddelen heeft gestolen. De verdachte, geboren in 1971 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van diefstal met geweld. Tijdens de zitting op 12 april 2024 heeft de officier van justitie, mr. E.J. van Drongelen, bewezenverklaring van de tenlastelegging gevorderd, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de pleegdatum goederen uit de winkel heeft weggenomen met het oogmerk om deze wederrechtelijk toe te eigenen. Dit gebeurde met geweld tegen de beveiligers, [naam 1] en [naam 2], die probeerden de verdachte tegen te houden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich feitelijk meester had gemaakt van de goederen, waardoor de diefstal als voltooid kon worden beschouwd. De verdachte heeft geweld gebruikt om te ontsnappen, wat de rechtbank als een verzwarende omstandigheid heeft meegenomen in de beoordeling van de zaak.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal, gevolgd van geweld, en heeft de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) opgelegd voor de duur van twee jaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de recidive van de verdachte en de impact van zijn daden op de maatschappij. De verdachte heeft een strafblad met meerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten en er is een hoog recidiverisico vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de ISD-maatregel noodzakelijk is voor de bescherming van de maatschappij en om de verdachte de kans te geven zijn gedrag te veranderen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09-001260-24
Datum uitspraak: 26 april 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] (Suriname),
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 12 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.J. van Drongelen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. R.C. Charité naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2024 te 's-Gravenhage meerdere levensmiddelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Jumbo supermarkt, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 1] en/of [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [naam 1] en/of [naam 2] te duwen en/of vast te pakken.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte primair vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Op specifieke standpunten van de verdediging zal de rechtbank – voor zover van belang –
ingaan bij de bewijsoverweging.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het registratienummer PL1500-2024001012, van de politie eenheid Den Haag met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 38).
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] opgemaakt op 1 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 5-7):
Pleegdatum/tijd: 1 januari 2024 tussen 19:30 uur en 19:39 uur
Hij deed mede aangifte namens slachtoffer Jumbo , gevestigd op de [adres] te ’s-Gravenhage.
Ik was vandaag werkzaam als beveiliger bij de genoemde winkel. Ik stond bij de uitgang. Ik zag een man. Ik zag dat de man een blauwe plastic tas bij zich droeg. Ik wilde hierop de man onderwerpen aan een tassencontrole.
Ik heb de man apart gezet en ik heb de teamleider de tas van meneer laten controleren. In de tas van meneer zaten meerdere goederen afkomstig uit onze winkel.
Op dat moment sprint de man ineens weg. Na een meter of 10 kreeg ik de man weer te pakken. Ik heb de man onder licht verzet terug moeten brengen naar de winkel. In de winkel probeerde de man steeds weg te komen. Hij duwde mij weg en de man heeft getracht mij om de nek te pakken.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] , opgemaakt op 1 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 8-9):
Op 1 januari 2024 was ik aan het werk in de Jumbo aan de [adres] te ’s-Gravenhage.
Ik ben naar de beveiliger gelopen en heb de tas van de man aangepakt. Ik keek in de tas en zag dat hierin goederen zaten, kaas en zalm, voorzien van stickers van Jumbo .
Ik zag kort daarna de man plotseling de winkel uit rende. Ik zag dat de beveiliger de man weer meenam naar de winkel. Ik zag dat de man zich los probeerde te rukken. Ik zag hem trekken en rukken om los te komen.
Ik zag dat de man steeds harder begon te duwen en trekken om los te komen. Ik ben de beveiliger gaan helpen om de man te fixeren.
Ik voelde dat er door de man hard tegen mijn rug werd geduwd. Het kostte best veel moeite om hem tegen te houden
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 2 januari 2024, voor zover inhoudende (p.12-13):
Ik, verbalisant, was belast met het onderzoek naar de winkeldiefstal met geweld gepleegd op 1 januari 2024, Jumbo City op de [adres] te Den Haag.
19:36 uur: Ik zag een man de winkel binnen lopen. In zijn hand droeg hij een lege blauwe Albert Heijn tas.
19:37 uur: Ik zag dat de man naar de versafdeling liep en daar, ter hoogte van de kazen stilstond. Ik zag dat de man met zijn ene hand zijn blauwe tas vasthield en met zijn andere hand meerdere stukken kaas pakte en deze vervolgens in de blauwe plastic tas deed.
19:38 uur: Ik zag dat de man vervolgens naar een ander schap liep en hieruit een grote doorzichtige verpakking pakte.
19.46
uur: Ik zag dat de man direct langs de beveiliger naar buiten sprint.
19:48 uur: De man reageert verhitter tegen de bewaker. Ik zag dat de man, de bewaker bij zijn armen beetpakt en naar achter duwt in de richting van de centrale deur.
4.
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 12 april 2024:
Ik ben op 1 januari 2024 omstreeks half 8 in de avond naar de Jumbo in Den Haag gegaan, omdat ik honger had. Ik ben daar geweest en ik ben degene die te zien is op de camerabeelden.
3.4.
Bewijsoverweging
Diefstal
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 1 januari 2024 in de winkel van Jumbo in Den Haag meerdere goederen, zijnde levensmiddelen in een plastic tas heeft gestopt.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of daarmee sprake is van een voltooide (winkel)diefstal.
Om tot een bewezenverklaring van een voltooide diefstal te kunnen komen, is onder meer vereist dat de dader zich een zodanige feitelijke heerschappij over het goed heeft verschaft dan wel dit zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden. Of daarvan sprake is, is mede afhankelijk van de feitelijke waardering van de omstandigheden van het geval. In het geval van een winkeldiefstal is niet vereist dat de verdachte vervolgens ook daadwerkelijk de kassa is gepasseerd zonder te betalen.
Naar de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte concludeert de rechtbank dat de verdachte het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft gehad. De verdachte heeft bij het betreden van de Jumbo geen karretje of mandje gepakt. Vervolgens heeft hij meerdere goederen in een Albert Heijn tas gestopt. Dit gegeven levert naar het oordeel van de rechtbank reeds de opzet op het wegnemen van de goederen op, aangezien de verdachte vanaf dat moment als heer en meester beschikte over de goederen van de Jumbo en deze aan de feitelijke heerschappij van de Jumbo heeft onttrokken. Zodoende is sprake van een voltooide diefstal. Indien al aannemelijk is dat de verdachte de intentie had om de goederen te betalen, maakt dit de situatie niet anders. De diefstal was met voornoemde omschreven wegnemingshandeling namelijk reeds in de winkel, voor de kassa’s, voltooid.
Geweld
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank verder vast dat de verdachte, na de controle van zijn tas, geweld heeft toegepast om te kunnen vluchten en op die manier te ontkomen aan de aanhouding, door medewerkers van de Jumbo , zijnde [naam 1] en [naam 2] , te duwen en vast te pakken.
Conclusie
De rechtbank acht dan ook de ten laste gelegde diefstal gevolgd van geweld tegen [naam 1] en [naam 2] (om de vlucht mogelijk maken te maken) bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 1 januari 2024 te 's-Gravenhage meerdere levensmiddelen die geheel aan Jumbo supermarkt toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [naam 1] en [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken door die [naam 1] en [naam 2] te duwen en vast te pakken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De oplegging van een maatregel

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) onvoorwaardelijk wordt opgelegd voor de duur van twee jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat – bij een eventuele bewezenverklaring – aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest moet worden opgelegd. Meer subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat aan de verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel moet worden opgelegd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal bij de Jumbo , waarbij hij geweld heeft gebruikt jegens de beveiliger, [naam 1] , en de teamleider van de Jumbo , [naam 2] . Winkeldiefstal is een vervelend feit, waardoor overlast en schade wordt veroorzaakt bij winkeliers. De winkeliers zien zich ten gevolge van dit soort feiten genoodzaakt extra kosten te maken voor beveiligingsmaatregelen. Deze kosten worden vervolgens doorberekend naar de consument, waardoor de maatschappij de kosten veroorzaakt door het handelen van de verdachte draagt. De verdachte heeft door zijn handelen er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendom van anderen. Daarbij heeft de verdachte, door na de diefstal geweld te gebruiken tegen [naam 1] en [naam 2] , de lichamelijke integriteit van hen beiden aangetast, ook al bestond het geweld ‘slechts’ uit het duwen en vastpakken om zich los te rukken uit een worsteling toen zij de verdachte wilde tegenhouden. De verdachte heeft daarmee laten zien dat hij het gebruik van geweld jegens personen niet schuwt.
Strafblad
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van de verdachte van 8 maart 2024 blijkt dat hij in de afgelopen vijf jaren meermaals is veroordeeld voor het plegen van (winkel)diefstallen.
Reclasseringsrapport
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van
11 maart 2024, waarin de reclassering concludeert dat het risico op recidive hoog is. Volgens de reclassering is de verdachte al jaren bekend met middelengebruik (harddrugs en alcohol) en ontbreekt het hem aan probleembesef en inzicht. Daarbij heeft de verdachte geen eigen huisvesting, geen steunend netwerk en is sprake van persoonlijkheidsproblematiek. Daartegenover staan geen beschermende factoren, aldus de reclassering. De verdachte heeft inmiddels een flink strafblad en al drie keer is de ISD-maatregel aan hem opgelegd. Ook is volgens de reclassering al sinds het jaar 2000 veel inzet geweest ten aanzien van begeleiding en behandeling van de verdachte, zowel ambulant als klinisch. Desondanks heeft geen enkel aangeboden traject geleid tot gedragsverandering dan wel tot afname van het plegen van strafbare feiten, omdat de verdachte zich niet laat begeleiden of behandelen. Hij blijft recidiveren. De reclassering adviseert de rechtbank dan ook om aan de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Daarbij benadrukt de reclassering dat zij de haalbaarheid hiervan laag inschat, maar dat in elk geval de maatschappij van de maatregel zal profiteren.
ISD-criteria
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan alle voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht stelt aan het opleggen van een ISD-maatregel. Om te beginnen is het feit waarvoor de verdachte wordt veroordeeld, een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Ook blijkt uit het strafblad van de verdachte van 8 maart 2024 dat hij in de vijf jaren voordat hij dit feit pleegde ten minste drie keer voor een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Het feit waarvoor de verdachte nu wordt veroordeeld, heeft hij gepleegd nadat deze straffen ten uitvoer zijn gelegd. Tevens valt de verdachte onder de definitie van stelselmatige dader uit de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers, aangezien over een periode van vijf jaren processen-verbaal voor meer dan tien misdrijven tegen hem zijn opgemaakt, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijf. Verder dient er, gezien het strafblad en het reclasseringsrapport waarin het recidiverisico wordt ingeschat als hoog, ernstig rekening mee te worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan, waarbij de veiligheid van goederen in het geding is.
Oplegging onvoorwaardelijke ISD-maatregel
De herhaaldelijke oplegging van zowel onvoorwaardelijke als voorwaardelijke straffen – waaronder drie keer de ISD-maatregel – en de klinische en ambulante interventies hebben niet geleid tot gedragsverandering bij de verdachte. De verdachte blijft misdrijven plegen en er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte dat opnieuw zal doen. Gelet op de door de verdachte steeds weer veroorzaakte overlast en schade dient het belang van de samenleving thans voorop te staan en eist de veiligheid van goederen (wederom) de oplegging van de ISD-maatregel.
Anders dan door de raadsman betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de voorwaardelijke ISD-maatregel onvoldoende waarborgen biedt om te voorkomen dat de verdachte opnieuw de fout in gaat. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij – onder andere vanwege zijn huidige medische situatie – tot het inzicht is gekomen dat het zo niet langer kan en met behulp van zijn oom zijn leven zal beteren, maar hij heeft de rechtbank niet het vertrouwen kunnen geven dat hij zich daadwerkelijk kan en wil houden aan afspraken in een voorwaardelijk kader. De verdachte heeft niet alleen al drie keer een ISD-maatregel opgelegd gekregen, maar hij heeft daarnaast veelvuldig kansen gekregen om zijn leven op orde te krijgen, zonder enig resultaat. De rechtbank ziet, gelet op de grote hoeveelheid gepleegde (vergelijkbare) misdrijven in de afgelopen vijf jaren, bezien in samenhang met de problematiek van de verdachte, geen reden om aan te nemen dat dit nu anders zou zijn Daarom acht de rechtbank in plaats daarvan de oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel passend en geboden.
Duur ISD-maatregel
Vooral ter optimale bescherming van de maatschappij, maar ook om het leveren van een bijdrage aan de oplossing voor de problematiek van de verdachte (opnieuw) alle kansen te geven, is het belangrijk voldoende tijd te nemen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de maximale duur van twee jaren en de tijd die de verdachte vóór tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft gezeten niet aftrekken van de duur van de maatregel.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals die ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf, de vlucht mogelijk te maken;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
legt de verdachte op:
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.A.W. Zijlstra, voorzitter,
mr. M.L. Harmsen, rechter,
mr. H.H.J. Zevenhuijzen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. I. Verhagen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 april 2024.