ECLI:NL:RBDHA:2024:6306

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
AWB 23/12478
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet in behandeling nemen van een aanvraag voor verblijfsvergunning met als doel medische behandeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning met als doel medische behandeling beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 21 maart 2023 afgewezen, omdat deze niet compleet was. Eiser, die in Nederland verblijft voor studie, heeft medische behandelingen ondergaan en heeft een aanvraag ingediend om tijdens zijn medische behandeling in Nederland te kunnen blijven. De rechtbank heeft op 12 maart 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de aanvraag van eiser niet compleet was. Eiser had niet alle gevraagde medische gegevens overgelegd, waaronder de antwoorden van zijn huisarts op vragen van het Bureau Medische Advisering (BMA). De rechtbank stelt vast dat eiser zelf verantwoordelijk is voor het aanleveren van een compleet dossier en dat hij had kunnen wachten met zijn aanvraag totdat hij alle benodigde informatie had verzameld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van volledige en actuele medische gegevens bij aanvragen voor verblijfsvergunningen, vooral wanneer deze aanvragen zijn gebaseerd op medische redenen. De rechtbank wijst erop dat het aan de aanvrager is om ervoor te zorgen dat alle benodigde informatie tijdig wordt aangeleverd, en dat het niet tijdig aanleveren van deze informatie voor rekening en risico van de aanvrager komt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/12478

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H.K. Jap A Joe),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. M.J.C. van der Woning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van eisers aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning met als doel medische behandeling.
1.1.
De staatssecretaris heeft eisers aanvraag met het besluit van 21 maart 2023 niet in behandeling genomen. Met het bestreden besluit van 16 oktober 2023 op het bezwaar van eiser, heeft de staatssecretaris het bezwaar ongegrond verklaard en is de staatssecretaris bij het niet in behandeling nemen van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de aanvraag van eiser om aan hem een verblijfsvergunning te verlenen met het verblijfsdoel ‘medische behandeling’. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Voorgaand verblijfsrecht en aanvraag vanwege medische behandeling
3. De staatssecretaris heeft op 17 december 2021 aan eiser een machtiging voor voorlopig verblijf (mvv) toegekend met het verblijfsdoel ‘verblijf voor studie’. Deze verblijfsvergunning is geldig van 25 januari 2022 tot 30 april 2026. Eiser is vervolgens op 21 januari 2022 Nederland ingereisd om hier te studeren aan [naam school] . Eiser heeft de ziekte [naam ziekte] en werd hiervoor ook al behandeld in Suriname. In Nederland heeft hij operaties ondergaan en staat hij onder medische controle en behandeling. Dit is voor eiser de aanleiding geweest om een aanvraag in te dienen die ertoe strekt dat de staatssecretaris hem toestaat om tijdens zijn medische behandeling in Nederland te verblijven.
Heeft eiser alle informatie verstrekt die nodig is voor het in behandeling nemen van zijn aanvraag?
4. De staatssecretaris heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat de aanvraag niet compleet was. Bij de aanvraag zijn volgens de staatssecretaris niet alle gevraagde medische gegevens (compleet) overgelegd.
5. Eiser betoogt dat de staatssecretaris zijn aanvraag ten onrechte niet in behandeling heeft genomen. Hij voert hiertoe aan dat hij patiënt is en dat de benodigde medische informatie door de artsen moet worden verstrekt. Dat eiser informatie heeft overgelegd die ouder is dan drie maanden kan niet leiden tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag. Hij heeft namelijk alle informatie aan de staatssecretaris verstrekt waar hij op dat moment over beschikte. Zodra eiser de ingevulde formulieren van zijn artsen heeft ontvangen, heeft hij de formulieren aan de staatssecretaris toegezonden. De huisarts van eiser heeft voor zijn antwoorden verwezen naar de informatie van de specialisten.
Toetsingskader
6. Op grond van artikel 4:5, eerste lid, onder c van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een aanvraag niet in behandeling worden genomen als de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, als de aanvrager de gelegenheid heeft gehad om een aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
In paragraaf A3/7.2.4. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) staat omschreven welke bewijsmiddelen de vreemdeling met betrekking tot zijn medische situatie moet overleggen. Hierin is onder andere opgenomen dat het bewijsmiddel de naam en het adres van de behandelaar bevat. De relevante medische gegevens bevatten de antwoorden van de behandelaar op de vragen die door het Bureau Medische Advisering (BMA) zijn gesteld.
Oordeel van de rechtbank
7. Naar het oordeel van de rechtbank stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsrecht voor het verblijfsdoel medische behandeling, niet compleet is. De staatssecretaris heeft de aanvraag daarom terecht niet in behandeling genomen.
Tussen partijen is niet in geschil dat bij de aanvraag in eerste instantie niet alle gevraagde (medische) stukken zijn overgelegd. De staatssecretaris heeft eiser vervolgens in de gelegenheid gesteld alsnog de gevraagde informatie aan te leveren. Hierbij heeft de staatssecretaris aangegeven dat wanneer de juiste medische informatie niet wordt overgelegd, er geen medisch advies kan worden opgevraagd.
Eiser heeft in reactie hierop wel medische gegevens overgelegd, maar nog steeds niet alle door de staatssecretaris gevraagde gegevens. Vast staat namelijk dat eiser de toestemmingsverklaringen van MDLarts [naam MDLarts] en huisarts [naam huisarts] incompleet heeft overgelegd, omdat de adressen ontbreken. Echter is belangrijker dat eiser ook niet de antwoorden van huisarts [naam huisarts] op de vragen van het BMA heeft overgelegd. Eiser heeft weliswaar gesteld dat huisarts [naam huisarts] heeft verwezen naar de informatie van de specialisten, maar uit het dossier blijkt nergens dat hiervan sprake is. Ook ter zitting heeft eiser, nadat hij hiertoe meermaals in de gelegenheid is gesteld, niet kunnen toelichten of onderbouwen waaruit blijkt dat [naam huisarts] heeft verwezen naar de informatie van de specialisten. De beroepsgrond slaagt dus reeds om die reden niet, nog daargelaten of dergelijke verwijzingen op zichzelf voldoende kunnen zijn. De staatssecretaris heeft dan ook terecht geconcludeerd dat de gevraagde informatie ontbreekt.
7.2.
Het door eiser op zitting ingenomen standpunt dat de huisarts enkel zal verwijzen naar informatie van de medisch specialisten maakt niet dat eiser geen medische informatie van de huisarts bij de aanvraag moet overleggen. Nog los van dat dit een niet onderbouwde aanname van eiser is, is het aan het BMA om te beoordelen welke gegevens noodzakelijk zijn voor het uitbrengen van een medisch advies. [1] De beroepsgrond slaagt niet.
7.3.
Voor zover eiser stelt dat hij afhankelijk is van zijn artsen voor het invullen van de formulieren en hij daarom niet (tijdig) de gevraagde gegevens kon aanleveren, slaagt de beroepsgrond niet. Eiser is zelf verantwoordelijk voor het aanleveren van een compleet dossier met daarbij de relevante en recente medische gegevens van zijn behandelaar(s). Bovendien is het aan eiser zelf om het moment van zijn aanvraag te kiezen. Hij had kunnen wachten totdat hij de gevraagde (medische) gegevens compleet had. Dat heeft eiser niet gedaan, hetgeen voor zijn rekening en risico komt.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de aanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen. Eiser krijgt daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J.H. Boerhof, rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ABRvS van 12 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1905.