ECLI:NL:RBDHA:2024:6287
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning humanitair niet-tijdelijk door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor het wijzigen van het doel van zijn verblijfsvergunning naar 'humanitair niet-tijdelijk'. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 3 augustus 2022 afgewezen, en het bezwaar van eiser is bij het bestreden besluit van 27 juni 2023 ongegrond verklaard. Eiser heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep totdat er op zijn hoger beroep inzake een verblijfsvergunning voor medische behandeling is beslist, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen.
De rechtbank heeft de zaak op 18 april 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden. Eiser verblijft sinds 2000 in Nederland en heeft verschillende verblijfsrechtelijke procedures doorlopen. De staatssecretaris heeft eerder aan eiser uitstel van vertrek verleend, maar zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning voor medische behandeling is afgewezen omdat hij een gevaar voor de openbare orde zou vormen. Eiser heeft hoger beroep ingesteld tegen deze afwijzing.
De rechtbank oordeelt dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning voor niet-tijdelijke humanitaire gronden, aangezien hij niet drie jaar in het bezit is geweest van een verblijfsvergunning voor medische behandeling. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen en er is geen aanleiding om vanwege bijzondere omstandigheden de verblijfsvergunning te verlenen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.