ECLI:NL:RBDHA:2024:6276

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
C/09/651526 / FA RK 23-5498
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en erkenning van buitenlandse echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen. De vrouw, die de Nederlandse nationaliteit heeft, verzoekt de echtscheiding uit te spreken, omdat de echtscheiding die in Syrië is uitgesproken niet erkend kan worden in Nederland. De man, die de Syrische nationaliteit heeft, stelt dat hij in Syrië op 25 augustus 2018 gescheiden is van de vrouw, maar de rechtbank oordeelt dat deze echtscheiding niet voldoet aan de eisen van behoorlijke rechtspleging, omdat de vrouw niet op de hoogte was van de procedure en niet in de gelegenheid is gesteld om haar standpunt in te brengen. De rechtbank komt tot de conclusie dat het huwelijk tussen partijen nog steeds van kracht is.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw het eenhoofdig gezag over de minderjarigen zal krijgen, omdat er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. De hoofdverblijfplaats van de kinderen wordt bij de vrouw vastgesteld, en er wordt geen omgangsregeling tussen de man en de kinderen vastgesteld, omdat partijen het erover eens zijn dat dit in het belang van de kinderen is. De vrouw krijgt ook het huurrecht van de woning toegewezen, en het huwelijksvermogensregime wordt beheerst door het Syrische recht, met de mogelijkheid dat onder bijzondere omstandigheden het Nederlandse recht van toepassing kan zijn. De rechtbank spreekt de echtscheiding uit en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 23-5498
Zaaknummer: C/09/651526
Datum beschikking: 28 maart 2024

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 31 juli 2023 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende in [woonplaats 1] , [gemeente] ,
advocaat: mr. C. Ekholm te Leiden.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. H.H.R. Bruggeman te [geboorteplaats 2] .
Als informant wordt aangemerkt:

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage,

zetelend te 's-Gravenhage,
hierna te noemen: de ambtenaar.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift namens de vrouw;
  • het bericht van 3 augustus 2023, met bijlage, namens de vrouw;
  • het bericht van 31 augustus 2023, met bijlage, namens de vrouw;
  • het bericht van 12 september 2023, met bijlagen, namens de vrouw;
  • het bericht van 12 februari 2024, met bijlage, namens de vrouw;
  • de e-mail van 7 maart 2024, met bijlagen, namens de man.
De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben op 26 september 2023 hun mening gegeven over het verzoek in een gesprek met de rechter.
Op 13 maart 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw met haar advocaat en tolk B. Diani, de man met zijn advocaat en tolk B. Saad, en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

Feiten

  • Partijen zijn gehuwd op [huwelijksdatum] 2000 te [geboorteplaats 1] , Syrië.
  • Zij zijn de ouders van de volgende nu nog minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats 1] , Syrië;
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2010 te [geboorteplaats 1] , Syrië;
  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2016 te [geboorteplaats 2] .
  • Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
  • De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit en de man heeft de Syrische nationaliteit.
  • Bij beschikking van 20 juli 2018 van deze rechtbank is de echtscheiding tussen partijen, gehuwd op [huwelijksdatum] 2000 te [geboorteplaats 1] , Syrië, uitgesproken en is:
  • bepaald dat de vrouw met ingang van de dag van inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand, de huurster zal zijn van de woonruimte te [postcode] aan de [adres] te [plaatsnaam] ;
  • voor recht verklaard dat als hoofdregel het Syrische recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van de man en de vrouw vanaf de huwelijkssluiting, tenzij op grond van te stellen bijzondere omstandigheden moet worden aangenomen dat op bepaalde onderdelen het Nederlandse huwelijksvermogensrecht van toepassing is;
  • bepaald dat de kinderen de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw;
  • bepaald dat de kinderen bij de man zullen zijn: elke zaterdag van 12.00 uur tot 14.00 uur, waarbij de man de kinderen ophaalt bij de bushalte vlak bij de woning van de vrouw en waarbij de man om 14.00 uur vier van de zes minderjarigen op de bus zal zetten dan wel zal terugbrengen naar de vrouw;
  • bepaald dat twee van de vier minderjarigen elke zaterdag van 12.00 uur tot zondag 12.00 uur bij de man zullen verblijven; waarbij de man de kinderen op zondag om 12.00 uur op de bus zal zetten dan wel zal terugbrengen naar de vrouw;
  • De echtscheiding is niet binnen de daarvoor in artikel 1:163 derde lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalde termijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 19 november 2021 de kinderen onder toezicht gesteld van Jeugdbescherming west Zuid-Holland tot
19 november 2022. Bij beschikking van 11 november 2022 is de ondertoezichtstelling verlengd tot 19 november 2023.

Verzoek en verweer

De vrouw verzoekt de echtscheiding tussen partijen uit te spreken, dan wel voor recht te verklaren dat partijen reeds van elkaar gescheiden zijn, met nevenvoorzieningen tot:
  • bepaling dat voortaan alleen aan de vrouw het ouderlijk gezag zal toekomen over de kinderen;
  • vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw;
  • vaststelling dat (naar de rechtbank begrijpt) er geen zorgregeling wordt vastgelegd tussen de kinderen en de man;
  • toedeling aan de vrouw van het huurrecht van de echtelijke woning aan de [adres] ( [postcode] ) te [plaatsnaam] ;
  • verklaring voor recht dat het huwelijksvermogensregime van partijen vanaf de huwelijkssluiting wordt beheerst door het Syrisch recht,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man heeft op de zitting verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Echtscheiding
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu beide echtgenoten hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt de Nederlandse rechter met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe.
De rechtbank zal krachtens artikel 10:56, eerste lid BW Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding toepassen.
Erkenning echtscheiding in Syrië
Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken is de rechtbank het volgende gebleken. Uit de basisregistratie persoonsgegevens (BRP) van de vrouw blijkt dat staat geregistreerd dat zij is gehuwd met de man. In de BRP van de man staat geregistreerd dat hij op 25 augustus 2018 gescheiden is van de vrouw. Gebleken is dat de man in Syrië een aanvraag tot echtscheiding heeft gedaan. Hij heeft in deze procedure een afschrift van een scheidingsuittreksel overgelegd, waaruit blijkt dat de Sharia rechtbank bij rechterlijke beslissing de scheiding heeft uitgesproken met als datum van scheiding 25 augustus 2018. Volgens de man zijn partijen al gescheiden en moet het verzoek van de vrouw daarom worden afgewezen.
Eerst moet worden vastgesteld of de door de Syrische Sharia rechtbank uitgesproken echtscheiding kan worden erkend in Nederland.
Artikel 10:57 eerste lid BW bepaalt dat een in het buitenland na een behoorlijke rechtspleging verkregen ontbinding van het huwelijk of scheiding van tafel en bed in Nederland wordt erkend, indien zij tot stand is gekomen door de beslissing van een rechter of andere autoriteit en indien aan die rechter of andere autoriteit daartoe rechtsmacht toekwam.
De man heeft op de zitting verklaard dat hij in 2018 in Syrië een aanvraag voor de echtscheiding heeft gedaan en dat de vrouw hiervan niet op de hoogte was. De man heeft een advocaat in Syrië gemachtigd en hij is zelf niet naar Syrië gereisd voor de procedure. Volgens de man heeft hij de vrouw anderhalf jaar geleden van de Syrische echtscheiding op de hoogte gesteld door de Raad en hun oudste zoon hierover te informeren. De vrouw heeft verklaard dat zij pas drie à vier maanden geleden bekend is geworden met de Syrische echtscheiding vanwege contact met de gemeente in een andere kwestie.
In het scheidingsuittreksel staat vermeld dat het gaat om een rechterlijke beslissing van de Sharia rechtbank. De rechtbank is van mening dat op basis van het scheidingsuittreksel kan worden gesteld dat de echtscheiding in Syrië tot stand is gekomen door de beslissing van een rechter die daartoe rechtsmacht toekwam. De rechtbank is echter van oordeel dat er geen sprake is geweest van een behoorlijke rechtspleging. Gebleken is dat de vrouw niet van de procedure in Syrië op de hoogte was. De man heeft erkend dat hij de vrouw destijds niet van de aanvraag tot echtscheiding op de hoogte heeft gesteld. Het is de rechtbank niet duidelijk of de vrouw in die procedure is opgeroepen. Niet is gebleken dat de vrouw op enigerlei wijze in kennis is gesteld van de procedure en in staat is geweest om haar standpunt in de procedure in te brengen. Daarmee is het beginsel van hoor- en wederhoor geschonden en er kan daarom niet worden gesteld dat er sprake is geweest van een behoorlijke rechtspleging.
Op grond van artikel 10:57 tweede lid BW wordt een in het buitenland verkregen ontbinding van het huwelijk of scheiding van tafel en bed die niet voldoet aan één of meer van de in het eerste lid gestelde voorwaarden alsnog in Nederland erkend, indien duidelijk blijkt dat de wederpartij hetzij tijdens de buitenlandse procedure uitdrukkelijk of stilzwijgend met die ontbinding of scheiding van tafel en bed heeft ingestemd, dan wel na afloop van de procedure in de uitspraak heeft berust.
Niet is gebleken dat de vrouw tijdens de procedure in Syrië met de ontbinding heeft ingestemd. Op de zitting heeft de vrouw aangegeven dat zij, toen zij bekend werd met de Syrische echtscheiding, heeft getracht om op basis van het Syrische scheidingsuittreksel de echtscheiding in te schrijven bij haar gemeente. De rechtbank merkt deze poging tot inschrijving van de echtscheiding echter niet aan als berusting. Op de zitting heeft de vrouw namelijk uitdrukkelijk verklaard dat zij een echtscheiding naar Nederlands recht wil. De vrouw heeft hier ook belang bij vanwege de verzochte nevenvoorzieningen.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de Syrische echtscheiding niet in Nederland kan worden erkend, zodat het huwelijk tussen partijen nog steeds van kracht is. De rechtbank komt dan ook hierna toe aan de inhoudelijke beoordeling van het verzoek tot echtscheiding van de vrouw.
Huwelijksakte ontbreekt
De vrouw heeft gesteld dat partijen met elkaar zijn gehuwd op [huwelijksdatum] 2000 te [geboorteplaats 1] , Syrië. De vrouw heeft als verzoekende partij geen gewaarmerkt en authentiek afschrift van de huwelijksakte overgelegd. Zij heeft gesteld dat zij niet over een huwelijksakte beschikt en dat zij ook niet alsnog aan een huwelijksakte kan komen. Partijen zijn gevlucht uit Syrië. De vrouw heeft een vertaling van een gezinsuittreksel en de verslagen van het gehoor van de man bij de IND overgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het niet mogelijk is de huwelijksakte over te leggen. De rechtbank acht de gegevens uit de BRP in combinatie met bovengenoemde stukken in dit geval voldoende om het bestaan van het huwelijk aan te nemen.
Er is geen ouderschapsplan
Op grond van artikel 815 tweede lid Rv moet een verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan bevatten.
Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval voldoende aannemelijk geworden dat partijen niet in staat zijn om tot een gezamenlijk opgesteld en ondertekend ouderschapsplan te komen, omdat er al minstens twee jaar geen contact tussen partijen is en er ook tussen de kinderen en de man geen contact meer is. Gelet hierop zal de rechtbank voorbij gaan aan het vereiste van artikel 815 tweede lid Rv. De rechtbank zal daarom de vrouw ontvangen in haar verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen.
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De man heeft dit niet betwist, zodat het verzoek tot echtscheiding kan worden toegewezen.
Gezag
De Nederlandse rechter is bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen over het gezag over de kinderen, omdat de kinderen in Nederland wonen.
Het wettelijk uitgangspunt is dat ouders na ontbinding van het huwelijk het gezag samen uitoefenen. Op grond van artikel 1:251a eerste lid BW kan de rechter bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt, als er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en als niet is te verwachten dat dit snel verbetert. De rechter kan ook het gezag aan één van de ouders toekennen als dat om een andere reden in het belang van het kind nodig is.
De rechtbank zal de vrouw belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen. Daarbij gelden de volgende overwegingen: In dit geval is het niet in het belang van de kinderen om het gezag door de beide ouders te laten uitoefenen. De ouders praten niet met elkaar, zodat zij niet in staat zijn om samen beslissingen te nemen. De jongste kinderen hebben onder toezicht gestaan van Jeugdbescherming west. Eén van de doelen van de ondertoezichtstelling was om te onderzoeken of het contact tussen de vader en de kinderen kan worden hersteld. De ondertoezichtstelling is beëindigd zonder dat dit doel behaald is. Uit de brief van Jeugdbescherming west van 30 november 2023 maakt de rechtbank op dat er in de communicatie tussen partijen geen verbetering kan worden verwacht. De man wil graag het gezag behouden zodat hij nog betrokken blijft bij het leven de kinderen, maar uit de brief van de jeugdbescherming volgt dat de betrokkenheid van de man bij de kinderen voor stress zorgt. Het is moeilijk voor de vrouw om contact te zoeken met de man vanwege de spanningen die zij ervaart in haar relatie tot de man. De vrouw heeft aangegeven dat zij niet met de kinderen op vakantie gaat, omdat zij geen contact met de man durft op te nemen om daarvoor toestemming te vragen. De spanning die gezamenlijk gezag voor de moeder oplevert is niet in het belang van de kinderen. Om al deze redenen krijgt de moeder het gezag.
Hoofdverblijfplaats
Omdat de kinderen in Nederland wonen is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen over de hoofdverblijfplaats van de kinderen.
Nu de vrouw wordt belast met het eenhoofdig gezag kan de vrouw zelf beslissen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar zal zijn. De rechter hoeft daar niet over te beslissen.
Omgangsregeling
De vrouw stelt dat de kinderen sinds augustus 2020 geen contact met de man hebben en dat dit volgens Jeugdbescherming in het belang van de kinderen is. Zij verzoekt om geen omgangsregeling vast te stellen. Op de zitting is gebleken dat de man zich niet tegen dit verzoek verzet. De rechtbank stelt daarom vast dat partijen het erover eens zijn dat er geen omgangsregeling tussen de man en de kinderen wordt vastgesteld. De rechtbank zal dit in de beslissing opnemen.
Toedeling huurrecht
De man is het er mee eens dat de vrouw het huurrecht krijgt van de woning in [plaatsnaam] waar de vrouw nu ook met de kinderen woont. De man woont al lange tijd in een andere woning. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw toewijzen.
Huwelijksvermogensregime
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, heeft hij ook rechtsmacht ten aanzien van het verzoek ten aanzien van het huwelijksvermogensregime.
Nu niet is gesteld noch is gebleken dat de man en de vrouw hun vermogensrechtelijke verhouding ten tijde van de huwelijkssluiting geregeld hebben door aan te wijzen aan welk recht deze is onderworpen, is krachtens artikel 4 eerste lid van het Haags Huwelijksvermogensverdrag van 14 maart 1978, de eerste gewone verblijfplaats na het huwelijk bepalend voor het tussen de echtgenoten geldende huwelijksvermogensregime. Het huwelijksvermogensregime van de echtgenoten wordt daarom beheerst door het Syrische recht.
De vrouw wenst een verklaring voor recht dat het huwelijksvermogensregime van partijen vanaf de huwelijkssluiting wordt beheerst door het Syrische recht. Op de zitting heeft de man hiermee ingestemd.
De verzochte verklaring voor recht is dus voor toewijzing vatbaar, met dien verstande dat – met inachtneming van de artikelen 10:39 en 10:41 BW – de rechtbank niet op voorhand kan uitsluiten dat onder te stellen bijzondere omstandigheden toch op bepaalde onderdelen het Nederlandse huwelijksvermogensrecht van toepassing zou kunnen zijn. Daarom zal de rechtbank de verzochte verklaring voor recht nuanceren op de wijze zoals hierna bij de beslissing volgt.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [huwelijksdatum] 2000 te [geboorteplaats 1] , Syrië;
*
bepaalt dat voortaan alleen aan de vrouw het gezag zal toekomen over de minderjarigen:
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats 1] , Syrië;
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2010 te [geboorteplaats 1] , Syrië;
  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2016 te [geboorteplaats 2] ;
*
stelt vast dat er geen omgangsregeling geldt tussen de man en Islam, Asia en Tasneem;
*
bepaalt dat de vrouw met ingang van de dag van inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand de huurster zal zijn van de woonruimte te [postcode] aan de [adres] te [woonplaats 1] ;
*
verklaart deze beschikking tot zover – met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding – uitvoerbaar bij voorraad;
*
verklaart voor recht dat als hoofdregel het Syrische recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van de man en de vrouw vanaf de huwelijkssluiting, tenzij op grond van te stellen bijzondere omstandigheden moet worden aangenomen dat op bepaalde onderdelen het Nederlandse huwelijksvermogensrecht van toepassing is;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Don, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 28 maart 2024.