ECLI:NL:RBDHA:2024:6275

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
C/09/651307 / FA RK 23-5366
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om gezamenlijk gezag en omgangsregeling na jaren van geen contact tussen ouders

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 28 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om gezamenlijk gezag over haar minderjarige kind, geboren in 2015, en om een omgangsregeling vast te stellen. De ouders hebben al vier jaar geen contact met elkaar gehad, met slechts twee begeleide contactmomenten tussen de moeder en het kind in die periode. De rechtbank heeft vastgesteld dat er eerst gewerkt moet worden aan contactherstel voordat gezamenlijk gezag kan worden overwogen. De moeder heeft in het verleden verschillende therapieën ondergaan en stelt dat haar situatie is verbeterd, maar de rechtbank oordeelt dat de communicatie tussen de ouders momenteel niet toereikend is voor gezamenlijk gezag.

De rechtbank heeft ook het verzoek van de vader om een bijzondere curator te benoemen afgewezen, omdat zij van mening is dat het traject voor omgangsbegeleiding bij Cardea voldoende aandacht zal hebben voor de behoeften van het kind. De rechtbank heeft bepaald dat de vader de moeder maandelijks moet informeren over belangrijke zaken met betrekking tot het kind en dat de omgangsregeling pro forma wordt aangehouden tot 1 september 2024. De beslissing benadrukt het belang van stabiliteit en rust voor het kind, en dat contactherstel tussen de moeder en het kind noodzakelijk is voor de verdere ontwikkeling van het kind.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 23-5366
Zaaknummer: C/09/651307
Datum beschikking: 28 maart 2024

Gezag, omgangs- c.q. zorgregeling en informatieregeling

Beschikking op het op 2 juni 2023 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. A. Alam-Khan te Delft.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. J.C.G.J. van der Linden te 's-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift namens de moeder;
  • het verweerschrift namens de vader.
Op 13 maart 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder met haar advocaat, de vader met zijn advocaat en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).
Na de zitting heeft de rechtbank ontvangen:
  • het bericht van 14 maart 2024, met bijlage, namens de vader;
  • het bericht van 14 maart 2024, met bijlagen, namens de moeder.

Feiten

  • De moeder en de vader hebben een affectieve relatie gehad.
  • Zij zijn de ouders van:
  • [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] .
  • Bij beschikking van 24 september 2021 van deze rechtbank is bepaald dat voortaan alleen aan de vader het ouderlijk gezag over [minderjarige] toekomt.
  • [minderjarige] woont bij de vader.

Verzoek en verweer

De moeder verzoekt:
  • de moeder te belasten met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] ;
  • een omgangsregeling via een omgangshuis vast te stellen tussen de moeder en [minderjarige] , waarbij [minderjarige] één keer in de veertien dagen van 14.00 uur tot 16.00 uur bij de moeder zal verblijven, bij voorkeur in het weekend, welke regeling naar gelang en behoefte van de ouders kan worden uitgebreid;
  • de vader een informatieplicht op te leggen, waarbij de vader de moeder maandelijks per de eerste van de maand zal informeren over de ontwikkelingen van en gewichtige aangelegenheden aangaande [minderjarige] , en haar ook te informeren op de momenten dat zich dringende situaties voordoen,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de vader zelfstandig een bijzonder curator aan te wijzen om verslag uit te brengen met betrekking tot de omgang, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Gezag
Ontvankelijkheid
Op grond van artikel 1:253o van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een beslissing waarbij een ouder alleen met het gezag is belast op verzoek van één van de ouders door de rechter worden gewijzigd als daarna de omstandigheden zijn gewijzigd, of als bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechtbank is gebleken dat, nadat de vader in 2019 met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] is belast, de omstandigheden zijn gewijzigd. De moeder heeft sinds 2019 meerdere vormen van therapie gehad en zij heeft nog steeds therapie. Momenteel krijgt zij ook ambulante hulp van Impegno. De moeder geeft gesteld dat, gelet op haar problematiek, in 2019 haar aandacht geheel bij behandeling lag en dat zij niet beschikbaar was voor [minderjarige] . Daarnaast is de moeder eind 2019 bevallen van een tweede kind, die ook aandacht nodig had. De moeder stelt dat zij niet meer verslaafd is en dat het beter met haar gaat. Zij heeft als onderbouwing hiervan verklaringen van Youz en PsyQ overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat er gelet op het bovenstaande sprake is van een wijziging van omstandigheden.
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank zal het verzoek van de moeder om haar mede met het gezag over [minderjarige] te belasten afwijzen. Daarbij gelden de volgende overwegingen: Voor het uitoefenen van gezamenlijk gezag is nodig dat de ouders in staat zijn om met elkaar te communiceren en dat zij samen beslissingen kunnen nemen. Daartoe zijn de ouders niet in staat. Gebleken is dat de ouders al vier jaar niet met elkaar praten. Er is sprake van wantrouwen van de vader jegens de moeder, omdat zij zich in het verleden vaak heeft teruggetrokken en onbereikbaar was. Daarnaast heeft de moeder [minderjarige] sinds 2019 slechts twee keer gezien, onder begeleiding. De rechtbank ziet, anders dan de moeder, geen aanleiding om de beslissing ten aanzien van het gezag aan te houden. De rechtbank verwacht niet dat er binnen afzienbare tijd verbetering zal komen in de huidige situatie, omdat het gebrek aan contact tussen de ouders al zo lang duurt. Eerst moet er worden gewerkt aan contactherstel tussen [minderjarige] en de moeder. De moeder krijgt daarbij de kans dat zij nu wel betrouwbaar is in het nakomen van afspraken en dat zij nu wel bereikbaar is voor de vader. Daarnaast acht de rechtbank duidelijkheid belangrijk voor [minderjarige] en voor de vader. Rust in het gezin van de vader is in het belang van [minderjarige] . De rechtbank zal daarom het verzoek van de moeder afwijzen.
Omgangsregeling
Op grond van artikel 1:377a eerste lid BW heeft een kind recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. Het derde lid van dit artikel bepaalt (voor zover hier van belang) dat omgang slechts wordt ontzegd indien omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang of omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken is de rechtbank het volgende gebleken. Begin 2021 zijn er gesprekken geweest met [instelling] voor contactherstel tussen [minderjarige] en de moeder. Er zijn sinds augustus 2022 twee contactmomenten geweest. Dit leidde bij [minderjarige] tot onrustig gedrag, wat voor overbelasting zorgde in het gezin van de vader. Het contactherstel is daarom toen niet voortgezet. De hulpverlening heeft wel geconstateerd dat [minderjarige] de wens heeft voor hereniging met de moeder en dat het in zijn belang is om continuïteit te hebben in de omgang met de moeder. Op 1 mei 2023 heeft de vader het gezin aangemeld bij Cardea voor omgangsbegeleiding. De vader heeft na de zitting een e-mail van Cardea van 14 maart 2024 overgelegd, waaruit blijkt dat [minderjarige] en ouders de eerste op de wachtlijst zijn en dat verwacht wordt dat het traject binnenkort zal starten.
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank is van oordeel dat omgang tussen [minderjarige] en de moeder in het belang van [minderjarige] is. De hulpverlening heeft geconstateerd dat [minderjarige] contact met zijn moeder wil. Daarnaast heeft de Raad op de zitting aangegeven dat contact met de moeder voor [minderjarige] ook kan helpen met om zijn onrust te verminderen, aangezien hij geïnteresseerd is in de moeder en zij nu vooral een idee in zijn hoofd is. Op dit moment is het relatief rustig in het gezin van de vader. Hoewel de vader deze rust niet wil verstoren door opnieuw aan contactherstel te werken, acht de rechtbank net als de Raad dit contactherstel wel in het belang van [minderjarige] en in belangrijk voor zijn verdere ontwikkeling. Dit contactherstel moet begeleid worden. Daar zijn beide ouders het over eens. Net als de Raad is de rechtbank van oordeel dat het traject omgangsbegeleiding het beste bij Cardea kan starten. Cardea is al bekend met de situatie en dit traject kan naar verwachting snel starten.
De vader heeft aangegeven dat hij bang is dat het traject omgangsbegeleiding bij Cardea te veel van [minderjarige] vraagt en dat het hiervoor te vroeg is. Hij heeft daarom verzocht om een bijzondere curator benoemen om de mogelijkheden voor omgang en de draagkracht bij [minderjarige] hiervoor te onderzoeken. De rechtbank heeft overwogen om een bijzondere curator te benoemen. De rechtbank verwacht echter, samen met de Raad, dat het traject bij Cardea voldoende aandacht zal hebben voor de reactie van [minderjarige] , dat de hulpverleners weten hoe zij daarmee om moeten gaan en dat zij in samenspraak met de ouders een manier zullen vinden om de omgang in goede banen te leiden. Een bijzondere curator zal op dit moment daarbij geen toegevoegde waarde hebben. De rechtbank zal daarom dit verzoek van de vader afwijzen.
In afwachting van de omgangsbegeleiding bij Cardea zal de rechtbank iedere verdere beslissing ten aanzien van de omgangsregeling pro forma aanhouden tot na te noemen datum. De rechtbank verzoekt de ouders om de rechtbank tijdig te informeren over het verloop van het traject.
Informatieregeling
Op grond van artikel 1:377b eerste lid BW is de ouder die met het gezag over het kind is belast gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen van gewichtige aangelegenheden betreffende de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen over daaromtrent te nemen beslissingen. Op grond van het tweede lid van voornoemd artikel kan de rechtbank zowel op verzoek van de met het gezag belaste ouder als ambtshalve bepalen dat het eerste lid buiten toepassing blijft indien het belang van het kind dit vereist.
Op de zitting heeft de vader ingestemd met het verzoek van de moeder. Daarbij is ook afgesproken dat de vader een recente foto van [minderjarige] zal toevoegen. Verder is besproken dat de moeder haar contactgegevens aan de vader zal sturen, zodat hij een e-mailadres heeft waar hij de informatie en de foto naar toe kan sturen.

BeslissingDe rechtbank:

*
wijst af het verzoek van de moeder om haar met het gezamenlijk gezag te belasten over de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] ;
*
wijst af het verzoek van de vader om een bijzondere curator te benoemen;
*
bepaalt dat de vader met ingang van heden de moeder maandelijks per de eerste van de maand schriftelijk informatie zal verschaffen over de ontwikkelingen van en gewichtige aangelegenheden aangaande [minderjarige] en daarbij zal voegen een goed gelijkende recente kleurenfoto van [minderjarige] , en ook de moeder te informeren op de momenten dat zich dringende situaties voordoen, en verklaart deze informatieregeling uitvoerbaar bij voorraad;

*

houdt iedere verdere beslissing
ten aanzien van de omgangsregelingaan tot
1 september 2024 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Don, kinderrechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 28 februari 2024.