ECLI:NL:RBDHA:2024:6274

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
C/09/659723 / FA RK 24-219
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en omgangsnormen tussen ouders na echtscheiding

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 28 maart 2024, is een verzoek tot wijziging van de zorgregeling en omgangsnormen tussen ouders behandeld. De ouders, die van 2015 tot 2020 gehuwd zijn geweest, hebben samen een minderjarig kind. Na hun echtscheiding in 2020 is er een ouderschapsplan opgesteld, dat in 2022 is gewijzigd. De moeder verzoekt om een nieuw ouderschapsplan en aanpassing van de zorgregeling, terwijl de vader verweer voert en zelfstandig verzoeken indient. De rechtbank heeft vastgesteld dat de omstandigheden zijn gewijzigd sinds de laatste wijziging van het ouderschapsplan. De moeder heeft gesteld dat het contact met het kind tijdens de zomervakantie van 2023 met de vader niet goed was en dat de vader geen gebruik maakt van de kinderopvang. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder om het nieuwe ouderschapsplan op te nemen in de beschikking afgewezen, omdat dit niet door beide ouders was ondertekend. De rechtbank heeft de huidige zorgregeling in stand gehouden, omdat deze goed functioneert en in het belang van het kind is. De verzoeken van de moeder om omgangsnormen vast te leggen zijn afgewezen, omdat er geen juridische grondslag voor is. De rechtbank heeft ook de verzoeken van de vader om de verdeling van de kosten van kinderopvang en sportabonnementen afgewezen, omdat de juridische grondslag ontbreekt om de bestaande afspraken te wijzigen. De proceskosten zijn gecompenseerd, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-219
Zaaknummer: C/09/659723
Datum beschikking: 28 maart 2024

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 11 januari 2024 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.H. Weermeijer-Patist te Leiden.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.J. Boers te 's-Gravenzande.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift namens de moeder;
  • het bericht van 4 maart 2024, met bijlage, namens de moeder;
  • het verweerschrift, houdende zelfstandige verzoeken, namens de vader;
  • het verweer tegen de zelfstandige verzoeken, namens de moeder.
Op 13 maart 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder met haar advocaat, de vader met zijn advocaat en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

Feiten

  • De moeder en de vader zijn gehuwd geweest van [huwelijksdatum] 2015 tot 25 september 2020.
  • Zij zijn de ouders van het volgende nu nog minderjarige kind:
  • [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] .
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.
  • Bij beschikking van 16 september 2020 van deze rechtbank is de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken en is bepaald dat het aangehechte convenant en ouderschapsplan deel uitmaken van de beschikking.
  • In het (aangehechte) ouderschapsplan van 3 augustus 2020 zijn de ouders – voor zover hier van belang – overeengekomen dat:
  • [minderjarige] haar hoofdverblijf bij de moeder zal hebben;
  • met ingang van 1 augustus 2020 de vader aan de moeder een kinderalimentatie van € 124,- per maand betaalt;
  • Op 31 maart 2022 zijn de ouders wijzigingen in het ouderschapsplan overeengekomen, inhoudende dat – voor zover hier van belang –:
  • [minderjarige] afwisselend van vrijdagmiddag (na school) tot vrijdagochtend (naar school) bij de moeder en van vrijdagmiddag (na school) tot vrijdagochtend (naar school) bij de vader verblijft;
  • de schoolvakanties en feestdagen in onderling overleg bij helfte worden verdeeld;
  • de kerstdagen kort van tevoren worden verdeeld i.v.m. planning familieleden;
  • [minderjarige] met Oud en Nieuw het ene jaar bij de moeder en het andere jaar bij de vader is;
  • met ingang van 1 april 2022 de vader aan de moeder een kinderalimentatie van
€ 75,- per maand betaalt en daarnaast de helft van de kinderopvangkosten, te weten € 76,57 per maand.

Verzoek en verweer

De moeder verzoekt:
-
primair: met wijziging van het huidige ouderschapsplan vast te stellen dat het nieuwe concept ouderschapsplan in werking treedt tussen partijen, met de bepaling dat dit ouderschapsplan wordt opgenomen in de beschikking, dan wel daaraan wordt gehecht;
subsidiair: een gewijzigde zorgregeling en vakantieregeling vast te stellen overeenkomstig het lichaam van het verzoekschrift;
  • te bepalen dat, in afwijking van het oorspronkelijke ouderschapsplan, de kosten van de kinderopvang en sportabonnementen bij helfte worden verdeeld;
  • althans zodanige beslissingen te nemen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De vader voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de vader zelfstandig:
  • te bepalen dat de zorgregeling die de ouders op 31 maart 2022 zijn overeengekomen als volgt wordt gewijzigd:
  • [minderjarige] verblijft bij de moeder de ene week van vrijdag 18.00 uur tot vrijdag naar school, met uitzondering van maandag uit school tot 18.00 uur en dinsdag uit school tot 18.00 uur;
  • [minderjarige] verblijft bij de vader de andere week van vrijdag uit school tot (een week later) vrijdag 18.00 uur, evenals in voornoemde “ene week” van maandag uit school tot 18.00 uur en van dinsdag uit school tot 18.00 uur;
  • de schoolvakanties en feestdagen worden bij helfte verdeeld in onderling overleg, waarbij [minderjarige] :
- in de even jaren eerste kerstdag en de jaarwisseling bij de moeder is en tweede kerstdag bij de vader;
- in de oneven jaren eerste kerstdag en de jaarwisseling bij de vader is en tweede kerstdag bij de moeder;
- als Moederdag/ Vaderdag in het weekend valt dat [minderjarige] bij de andere ouder is, kan in onderling overleg worden afgesproken dat zij deze dag, inclusief de daaraan voorafgaande nacht, bij moeder/vader verblijft;
- te bepalen dat de door de ouders laatstelijk overeengekomen verdeling van de kosten van kinderopvang vervalt, althans dat de bijdrage van de vader in deze kosten op nihil wordt gesteld,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Beoordeling
Wijziging zorgregeling
Ontvankelijkheid
Op grond van artikel 1:253a, vierde lid van het Burgerlijk Wetboek (BW), in samenhang met artikel 1:377e BW, kan de rechtbank op verzoek van de ouders of één van hen een beslissing inzake de zorgregeling onder meer wijzigen op grond van nadien gewijzigde omstandigheden.
De rechtbank is gebleken dat na de wijziging van het ouderschapsplan op 31 maart 2022 de omstandigheden zijn gewijzigd. De moeder heeft gesteld dat [minderjarige] in de zomervakantie van 2023 met de vader op vakantie is gegaan en dat de moeder in die periode op geen enkele wijze contact met [minderjarige] kreeg. Daarnaast heeft de vader verklaard dat hij geen gebruik maakt van de kinderopvang en dat hij [minderjarige] wil opvangen op de dagen dat zij nu naar de kinderopvang gaat. De rechtbank zal de ouders daarom ontvangen in hun verzoeken.
Nieuw concept ouderschapsplan
De moeder heeft een nieuw concept ouderschapsplan opgesteld met daarin verwerkt de wijzigingen die zij graag zou zien. Zij vraagt om dit ouderschapsplan op te nemen in de beschikking, dan wel aan de beschikking te hechten. De vader is het niet eens met het nieuwe concept ouderschapsplan. De rechtbank kan dit ouderschapsplan niet opnemen in danwel aanhechten aan de beschikking, omdat het ouderschapsplan niet door beide ouders is ondertekend. Dit verzoek van de moeder zal dan ook worden afgewezen.
Reguliere zorgregeling
De ouders zijn het erover eens dat de zorgregeling wordt gewijzigd in die zin dat er minstens één keer per week contact is tussen [minderjarige] en de ouder waar zij op dat moment niet verblijft. Nu niet gebleken is dat het belang van [minderjarige] zich daartegen verzet, zal de rechtbank dit in de beslissing opnemen.
De vader heeft aangegeven dat hij [minderjarige] wil opvangen op de momenten dat zij, in de week dat zij bij de moeder is, nu naar de kinderopvang gaat. [minderjarige] heeft bij de vader aangegeven dat zij niet naar de kinderopvang wil. Daarnaast stelt de vader dat dit kosten zal besparen. Volgens de moeder vindt [minderjarige] het wel leuk bij de kinderopvang. De moeder vindt het ook van belang voor de ontwikkeling van [minderjarige] dat zij naar de kinderopvang blijft gaan. Daarnaast is de moeder van mening dat het verzoek van de vader zal leiden tot te veel wisselingen voor [minderjarige] tussen de ouders, wat voor haar onrustig zal zijn.
De rechtbank zal bepalen dat de huidige zorgregeling in stand blijft. De door de ouders afgesproken co-ouderschapsregeling loopt nu goed. Daarnaast acht de rechtbank, samen met de moeder, meerdere wisselingen in een week tussen de ouders niet in het belang van [minderjarige] . De rechtbank zal daarom dit verzoek van de vader afwijzen.
Vakantie- en feestdagenregeling
De ouders zijn het eens met de verzochte concretisering van de verdeling van de kerstdagen. De rechtbank zal dat in de beslissing opnemen.
De vader verzoekt ook om een regeling voor Vaderdag en Moederdag vast te leggen. Het is de rechtbank gebleken dat deze regeling al is opgenomen in de wijziging van het ouderschapsplan van 31 maart 2022. De rechtbank zal daarom dit verzoek van de vader afwijzen wegens gebrek aan belang.
Omgangsnormen
De moeder vindt het in het belang van [minderjarige] dat er omgangsnormen tussen de ouders worden vastgelegd. De vader geeft aan dat hij zich al aan deze omgangsnormen houdt en dat hij niet wil dat deze worden vastgelegd. Volgens de vader bestaat hier ook geen juridische grondslag voor.
De rechtbank zal dit verzoek van de moeder afwijzen om de volgende redenen. Hetgeen de moeder verzoekt betreft geen gezagsgeschil. Er bestaat geen juridische grondslag voor de rechtbank om een beslissing te nemen omtrent de wijze waarop de ouders met elkaar moeten omgaan. De moeder heeft in dit kader gewezen op artikel 1:247 BW. Hoewel dit artikel ouders de verplichting geeft om de ontwikkeling van de banden met het kind met de andere ouder te bevorderen, brengt deze verplichting niet met zich mee dat de rechtbank een concrete invulling daarvan in een beslissing kan opleggen aan beide ouders. De rechtbank zal ook niet de door de moeder verzochte omgangsnormen opnemen in het lichaam van de beschikking, nu de vader het daar niet mee eens is.
Op de zitting is met de ouders gesproken over het verbeteren van hun onderlinge communicatie in het belang van [minderjarige] . Beide ouders hebben zich bereid verklaard om hiervoor hulpverlening in te schakelen. De moeder zal hen bij de huisarts aanmelden voor een verwijzing naar het Jeugd- en Gezinsteam.
Kosten kinderopvang en sportabonnementen
Artikel 1:253a, eerste lid BW bepaalt dat in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening geschillen tussen de ouders op verzoek van beiden of één van hen aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd.
Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken is de rechtbank het volgende gebleken. Bij de wijziging van het ouderschapsplan op 31 maart 2022 zijn de ouders overeengekomen dat de vader de helft van de kosten voor de kinderopvang betaalt, te weten € 76,57 per maand. Op enig moment zijn de kosten van de kinderopvang gestegen en heeft de moeder een nieuwe baan gekregen, waardoor zij minder kinderopvangtoeslag is gaan ontvangen. Volgens de moeder heeft zij de vader toen verzocht om de helft van het nieuwe (hogere) bedrag aan kinderopvangkosten te betalen, maar heeft hij dit geweigerd. De vader is het bedrag dat in de wijziging van het ouderschapsplan is afgesproken blijven betalen.
De moeder stelt dat zij ziek is geworden en met ingang van 1 juni 2023 een Ziektewetuitkering krijgt. Zij is daarom niet meer in staat om het merendeel van de kosten van de kinderopvang te dragen en wil dat deze kosten bij helfte worden gedeeld. Verder geeft de moeder aan dat [minderjarige] nu op turnen zit. De moeder draagt die kosten. [minderjarige] wil echter ook graag op dansen, wat de moeder qua kosten niet kan dragen. Mede met het oog op de toekomst wil de moeder dat de kosten van sportabonnementen van [minderjarige] bij helfte worden gedeeld tussen de ouders, en ook de schoolkosten.
De vader geeft aan dat [minderjarige] in de weken waarin zij bij hem verblijft geen gebruik maakt van de kinderopvang. Nu de moeder niet werkt kan dit ook gelden voor de weken waarin [minderjarige] bij haar verblijft. De besparing die dit de moeder oplevert moet volgens de vader ruimschoots voldoende zijn om de kosten van de kinderopvang en sport te betalen.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Uit het Rapport alimentatienormen 2024 volgt dat de kosten van kinderopvang en sportabonnementen zogeheten verblijfsoverstijgende kosten zijn, die niet in de kinderalimentatie worden meegenomen. Het uitgangspunt is dat de ouder bij wie het kind het hoofdverblijf heeft deze kosten draagt.
Ten aanzien van de kosten van de kinderopvang overweegt de rechtbank als volgt. De ouders zijn bewust afgeweken van het uitgangspunt dat de ouder bij wie het kind het hoofdverblijf heeft de kosten van de kinderopvang betaalt, door afspraken te maken over de verdeling van de kosten van de kinderopvang. De rechtbank is van oordeel dat deze afspraak stilzwijgend is gewijzigd nadat de kosten van de kinderopvang zijn gestegen, maar de vader hetzelfde bedrag is blijven betalen en de moeder daar geen verdere actie op heeft ondernomen. Uitgangspunt is dat een overeenkomst bindend is. De moeder vraagt nu om de stilzwijgend gewijzigde overeenkomst opnieuw te wijzigen, naar de oorspronkelijke afspraak, dat ieder der ouders de helft van de kinderopvang betaalt. De rechtbank is van oordeel dat de juridische grondslag ontbreekt om de stilzwijgende overeenkomst tussen de ouders, waarbij de man een vast bedrag betaalt, te wijzigen. Bovendien voert de moeder niet met financiële stukken aan waarom de huidige bijdrage van de vader onredelijk zou zijn. De rechtbank zal daarom dit verzoek van de moeder afwijzen.
De vader heeft zelfstandig verzocht om zijn bijdrage in de kinderopvangkosten op nihil te stellen. Hij voert daartoe aan dat de kinderopvang kan stoppen, omdat de moeder nu in de Ziektewet zit en [minderjarige] kan opvangen, en dat hij ook bereid is om [minderjarige] op te vangen. Daarnaast maakt de vader zelf geen gebruik van de kinderopvang in de weken dat [minderjarige] bij hem is. Ook ten aanzien van dit verzoek oordeelt de rechtbank dat de ouders bij (stilzwijgende) overeenkomst hebben afgesproken dat de vader een bijdrage levert in de kosten van de kinderopvang en dat de juridische grondslag voor de rechtbank ontbreekt om deze overeenkomst aan te tasten. De rechtbank zal daarom dit verzoek van de vader afwijzen.
Met betrekking tot de kosten van sportabonnementen overweegt de rechtbank het volgende. In het geval van co-ouderschap is het uitgangspunt dat de ouders over en weer geen kinderalimentatie betalen. Aangezien de ouders een co-ouderschapsregeling hebben kan geredeneerd worden dat zij ieder de helft van de verblijfsoverstijgende kosten moeten dragen. In dit geval is er echter wel een bedrag aan kinderalimentatie tussen de ouders afgesproken. De rechtbank is van oordeel dat de verblijfsoverstijgende kosten (met uitzondering van de kosten van de kinderopvang) in deze kinderalimentatie verwerkt zijn. De rechtbank acht het daarom niet redelijk om te bepalen dat de vader de helft van de kosten van sportabonnementen moet betalen. De rechtbank zal daarom ook dit verzoek van de moeder afwijzen.
Proceskosten
Aangezien het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren zoals hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van het ouderschapsplan van 31 maart 2022 – :
*
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] :
  • minstens één keer per week contact heeft met de ouder waar zij die week niet verblijft;
  • in de even jaren eerste kerstdag en de jaarwisseling bij de moeder is en tweede kerstdag bij de vader;
  • in de oneven jaren eerste kerstdag en de jaarwisseling bij de vader is en tweede kerstdag bij de moeder,
en verklaart deze regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Don, kinderrechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 28 maart 2024.