ECLI:NL:RBDHA:2024:6269
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublin-overeenkomst
Op 25 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van asielaanvragen van vier Syrische verzoekers. De verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. H.J. Janse, hadden een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had echter op 10 januari 2024 besloten om deze aanvragen niet in behandeling te nemen, met als argument dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielverzoeken op basis van de Dublin-overeenkomst.
De verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en vroegen de voorzieningenrechter om voorlopige voorzieningen te treffen. De rechtbank heeft op dezelfde dag ook uitspraak gedaan in andere zaken (zaaknummers NL24.1009 en NL24.1020) die verband hielden met de asielaanvragen van de verzoekers. Gezien deze uitspraken was de voorzieningenrechter van mening dat een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Daarom heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter, mr. T.A. Oudenaarden, heeft in zijn beslissing aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.