ECLI:NL:RBDHA:2024:6259

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
NL24.10112
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Somaliër wegens ongeloofwaardig relaas over problemen met Al-Shabaab

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een eiser van Somalische nationaliteit tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, geboren in 2007, diende op 2 april 2023 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 4 maart 2024 werd afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 26 maart 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de Staatssecretaris aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris de asielaanvraag op basis van de geloofwaardigheid van het relaas van eiser heeft afgewezen. Eiser stelde dat hij problemen had met de terreurorganisatie Al-Shabaab, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaringen inconsistent en ongeloofwaardig waren. Eiser had tegenstrijdige verklaringen afgelegd over hoe hij door Al-Shabaab was benaderd en over de duur van zijn detentie. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de problemen met Al-Shabaab niet geloofwaardig zijn. Daarnaast heeft de rechtbank ook de stelling van eiser over discriminatie vanwege zijn etniciteit niet gevolgd, omdat de Staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat deze discriminatie niet leidde tot ernstige beperkingen in eisers functioneren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen asielvergunning krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.10112
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V nummer] , eiser (gemachtigde: mr. A.P.E.M. Pover),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. M.K. Ruijzendaal).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2007. Hij heeft op 2 april 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 4 maart 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond. Omdat eiser minderjarig is en het onderzoek naar adequate opvang in Somalië nog loopt, heeft de staatssecretariaat aan eiser een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 8, eerste lid, onder f, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 26 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris.
1.2.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen twee weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht een week later uitspraak te doen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser heeft mogen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft Somalië verlaten, omdat Al-Shabaab wilde dat hij een tas mee zou nemen naar de ambtenaar wiens auto’s hij waste. Eiser had toegang tot de auto’s van de ambtenaar en moest de tas achterlaten in één van de auto’s. Eiser heeft dit geweigerd en hij heeft de ambtenaar verteld
wat hem is overkomen. De ambtenaar en zijn beveiligers dachten dat eiser van Al-Shabaab was en de ambtenaar heeft eiser vervolgens laten vasthouden en mishandelen. Nadat eiser was vrijgelaten, bleven de beveiligers van de ambtenaar eiser lastigvallen. Ook zijn de beveiligers bij de moeder van eiser langsgekomen toen eiser daar al weg was. Eiser vreest dat hij bij terugkeer naar Somalië zal worden gedood door de ambtenaar of door Al- Shabaab. Verder stelt eiser te zijn gediscrimineerd, vanwege zijn afkomst van de [stam] stam.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. problemen met Al-Shabaab;
3. discriminatie vanwege etniciteit ( [stam] stam).
De staatssecretaris stelt zich hierover op het standpunt dat de asielelementen 1 en 3 wel geloofwaardig zijn, maar dat asielelement 2 niet geloofwaardig is. Volgens de staatssecretaris heeft eiser tegenstrijdig en summier verklaard over de wijze waarop hij door Al-Shabaab is benaderd, over de man die hem benaderde en of die tot Al-Shabaab behoorde, en over de opdracht die eiser van Al-Shabaab heeft gekregen. Ook heeft eiser volgens de staatssecretaris tegenstrijdig verklaard over de duur van zijn detentie en over zijn vrijlating. Volgens de staatssecretaris heeft de gestelde discriminatie vanwege eisers afkomst niet geleid tot ernstige beperkingen om op maatschappelijk en sociaal gebied adequaat te kunnen functioneren en is eiser ook daarom niet aan te merken als vluchteling. De staatssecretaris concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
Problemen met Al-Shabaab
5. Eiser voert in beroep aan dat de staatssecretaris zijn problemen met Al-Shabaab ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, ongeloofwaardig heeft bevonden. Hoewel eiser in het nader gehoor heeft gezegd dat hij fysiek op straat is benaderd en in het politieverhoor dat hij telefonisch zou zijn benaderd, is niet duidelijk of dit ziet op hetzelfde voorval. Volgens eiser lag het primair op de weg van de staatssecretaris om hem daarover in het nader gehoor nader te bevragen, Nu de staatssecretaris dat heeft nagelaten is het bestreden besluit volgens eiser onzorgvuldig voorbereid. Eiser betwist ook dat hij summier en oppervlakkig heeft verklaard over de persoon die hem heeft benaderd. Eiser heeft gezegd dat de man heel erg donker was, vriendelijk en sociaal, met een lang postuur, dat hij getooid was met een baard en normaal was gekleed. Dit is volgens eiser geen vage of summiere persoonsbeschrijving. Eiser meent dat hij aannemelijk heeft gemaakt dat de man van Al- Shabaab was, omdat zijn moeder dat tegen hem heeft gezegd en zij dat van een vriend heeft vernomen. Waarom deze verklaring van horen zeggen in dit geval niet zou overtuigen, heeft de staatssecretaris niet toegelicht. Verder meent eiser dat hij de opdracht van Al-Shabaab voldoende heeft toegelicht en er geen sprake is van een tegenstrijdige verklaring. Over zijn detentie heeft eiser in zijn aanvullingen en correcties nogmaals gesteld dat deze negen tot tien dagen heeft geduurd, zodat daarover geen sprake meer kan zijn van een tegenstrijdigheid. Dat eiser naar de reden van zijn vrijlating moet gissen, kan hem niet worden verweten, omdat Al-Shabaab een terreurorganisatie is die volkomen willekeurig en onvoorspelbaar handelt.
6. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het relaas van eiser over gestelde problemen met Al-Shabaab ongeloofwaardig is.
7. De staatssecretaris kan erin worden gevolgd dat eiser over de wijze waarop hij door Al-Shabaab zou zijn benaderd tegenstrijdig heeft verklaard. Zo heeft eiser in het politieverhoor gezegd dat hij telefonisch door Al-Shabaab is benaderd, heeft eiser in het aanmeldgehoor gezegd dat Al-Shabaab hem had gebeld, terwijl eiser in het nader gehoor meerdere malen heeft verklaard dat hij op straat is benaderd door een man en dat hij ook niet gebeld kon worden omdat hij geen telefoon had. De door eiser gegeven uitleg dat het om verschillende momenten zou gaan, heeft de staatssecretaris niet hoeven volgen. De staatssecretaris heeft daarbij mogen betrekken dat eiser de man die hem benaderde om de tas mee te nemen naar het huis van de ambtenaar, zeer summier heeft beschreven en dat eiser van horen zeggen zou hebben vernomen dat de man van Al-Shabaab was. Daarmee heeft eiser niet overtuigend verklaard dat de man die hem benaderde tot Al- Shabaab behoorde.
8. Naar het oordeel van de rechtbank kan de staatssecretaris er ook in worden gevolgd dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over wat hij precies voor Al-Shabaab moest doen. Zo heeft eiser tijdens het aanmeldgehoor eerst verklaard dat hij iets aan de auto van zijn baas moest aansluiten, heeft hij later in dat gehoor gezegd dat hij iets op die auto moest plakken, terwijl eiser tijdens het nader gehoor weer heeft verklaard dat hij een tas moest meenemen naar het huis van de ambtenaar (zijn baas). Daarmee is het relaas van eiser niet consistent. Dit draagt niet bij aan de geloofwaardigheid. De hiervoor gegeven verklaring van eiser dat de auto in (de tuin van) het huis stond heeft de staatssecretaris onvoldoende mogen vinden. Dat de termen ‘aansluiten’, ‘plakken’ en meenemen naar de auto elkaar niet uitsluiten, maakt het voorgaande niet anders.
9. De rechtbank is verder van oordeel dat de staatssecretaris eiser heeft mogen tegenwerpen dat hij wisselend heeft verklaard over de duur van zijn detentie. Zo heeft eiser in het aanmeldgehoor verklaard dat hij maar drie dagen is vastgehouden, terwijl hij in het nader gehoor heeft gezegd dat zijn detentie negen tot tien dagen heeft geduurd. De staatssecretaris heeft dit als een substantieel verschil mogen zien. De door eiser hiervoor gegeven uitleg dat hij bedoelde dat hij drie dagen per week voor de ambtenaar heeft gewerkt en dat hij negen tot tien dagen heeft vastgezeten, heeft de staatssecretaris niet hoeven volgen. Eisers stelling in beroep dat het een feit van algemene bekendheid is dat een gebeurtenis met een grote impact anders wordt herinnerd en beleefd, biedt voor deze tegenstrijdigheid ook geen afdoende verklaring.
10. De staatssecretaris heeft eiser ook mogen tegenwerpen dat hij wisselend heeft verklaard over zijn vrijlating. Zo heeft eiser tijdens het aanmeldgehoor gezegd dat zijn baas hem heeft vrijgelaten, terwijl hij in het nader gehoor heeft verklaard dat hij op een gegeven moment is vrijgelaten en hem niet duidelijk was waarom. Vervolgens heeft eiser verklaard dat hij is vrijgelaten na een kort gesprek met de beveiligers, die hem zeiden dat ze nog steeds geloofden dat hij tot Al-Shabaab behoort. De staatssecretaris heeft deze verklaringen vreemd en ongerijmd mogen vinden. Eisers uitleg dat zijn verklaringen onjuist zouden zijn genoteerd, heeft de staatssecretaris onvoldoende mogen vinden, nu in de gehoren geen aanwijzingen zijn te vinden dat eiser de Somali-taal niet beheerst of dat er sprake was van communicatieproblemen met de tolk. Daarbij heeft de staatssecretaris mogen meewegen dat
eiser deze vermeende onjuistheid ook niet heeft hersteld in zijn aanvullingen en correcties op de gehoren.
11. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris ook geen geloof heeft hoeven hechten aan eisers verklaring dat de beveiligers van de ambtenaar, na zijn vrijlating, elke dag naar zijn huis kwamen. De staatssecretaris heeft het vreemd en ongerijmd mogen vinden dat deze beveiligers eiser eerst zonder voorwaarden vrijlaten en vervolgens steeds naar hem op zoek gaan. Dat eiser niet weet waarom de beveiligers naar hem op zoek zijn gegaan, heeft de staatssecretaris hem mogen toerekenen.
11. Gelet op deze tegenstrijdigheden en inconsistenties in het relaas van eiseres, heeft de staatssecretaris voldoende gemotiveerd en niet ten onrechte de conclusie getrokken dat de gestelde problemen door Al-Shabaab ongeloofwaardig zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
Discriminatie vanwege etniciteit ( [stam] stam)
13. Eiser voert aan dat de ondervonden discriminatie vanwege het behoren tot de [stam] stam voor hem wel degelijk heeft geleid tot ernstige beperkingen om op maatschappelijk en sociaal gebied adequaat te kunnen functioneren. Dat dit zich vanwege zijn jonge leeftijd heeft beperkt tot het uitschelden en het niet mee kunnen doen/uitsluiten van voetbal, neemt niet weg dat er wel degelijk sprake is geweest van discriminatie die leidt tot maatschappelijke en sociale beperkingen. Volgen eiser is dit in het bestreden besluit ten onrechte niet meegenomen.
13. De rechtbank volgt eiser hierin niet. De staatssecretaris heeft in het voornemen, dat met het bestreden besluit is gehandhaafd, het uitschelden en niet mogen meedoen met voetbal vanwege het behoren tot de [stam] stam niet als een ernstige beperking in eisers bestaansmogelijkheden hoeven aanmerken in die zin dat eiser maatschappelijk en sociaal onmogelijk kon functioneren. De staatssecretaris heeft in dat kader betrokken dat eiser heeft verklaard dat hij heeft kunnen werken, dat hij medische zorg heeft gehad en dat hij ondanks de discriminatie, zich staande heeft weten te houden. Van discriminatie door medeburgers als daad van vervolging is dan ook geen sprake.
13. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris terecht geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor een asielvergunning. Van een onzorgvuldig genomen of onvoldoende gemotiveerd besluit is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Het beroep slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

16. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen asielvergunning krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
12 april 2024

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.