ECLI:NL:RBDHA:2024:6238

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
23/4368
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitkering Schadefonds Geweldsmisdrijven wegens onvoldoende bewijs van getuigenis

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 9 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven beoordeeld. Eiseres had op 31 december 2022 verklaard getuige te zijn geweest van een schietpartij waarbij haar ex-partner gewond raakte. De Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven had haar aanvraag echter afgewezen, omdat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij getuige was van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. De rechtbank oordeelt dat de enkele verklaring van het slachtoffer niet voldoende is en dat er objectieve aanwijzingen moeten zijn die de verklaring ondersteunen. Eiseres had wisselende verklaringen afgelegd en er was geen objectieve informatie die haar verhaal bevestigde. De rechtbank concludeert dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij getuige was van een geweldsmisdrijf. Het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel wordt eveneens afgewezen, omdat zij niet heeft aangetoond dat haar situatie vergelijkbaar is met andere gevallen van huiselijk geweld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen uitkering ontvangt en geen vergoeding van proceskosten krijgt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4368

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. I. van Baaren),
en

de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder

(gemachtigde: mr. Y. Pieters).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 12 juli 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 13 februari 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres en de gemachtigde van eiseres (via een online-videoverbinding) en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven aangevraagd. Zij stelt op 31 december 2022 getuige te zijn geweest van de directe gevolgen van een schietpartij waarbij haar ex-partner een schotwond aan zijn linkerarm heeft opgelopen.
3. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen, omdat niet aannemelijk is geworden dat eiseres getuige is geweest van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. [1] Weliswaar heeft zich volgens verweerder een incident voorgedaan, maar is het volgens verweerder onvoldoende duidelijk geworden wat er precies is gebeurd, wat de aanleiding hiervoor was en wat de omstandigheden waren waaronder het gebeurde heeft plaatsvonden. Eiseres heeft wisselende verklaringen afgelegd over hetgeen zou hebben plaatsgevonden. Ook is geen objectieve informatie beschikbaar die de opgave van eiseres ondersteunt.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres stelt dat uit de stukken en alle verklaringen van verschillende personen en instanties blijkt dat zij getuige is geweest van een zeer ernstig geweldsmisdrijf in de huiselijke sfeer. De tegenstrijdige verklaringen die zij heeft gegeven moeten gezien worden in het licht van het verschoningsrecht en het feit dat eiseres niet goed voor zichzelf kan opkomen. Naar aanleiding van het geweldsmisdrijf is haar minderjarige zoon ‘vrijwillig’ uit huis geplaatst en heeft er een Raadsonderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming plaatsgevonden. Hieruit blijkt volgens eiseres dat het voor andere instanties wel aannemelijk is dat er een geweldsincident heeft plaatsgevonden. Het besluit is volgens eiseres in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Haar opgave zou hetzelfde moeten worden beoordeeld als in andere gevallen waar sprake is van huiselijk geweld.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Bij de beoordeling van een aanvraag om een uitkering hanteert verweerder het beleid dat is neergelegd in de Beleidsbundel Schadefonds geweldsmisdrijven 2022. Volgens paragraaf 1.1.2 van de Beleidsbundel hoeft een geweldsmisdrijf niet bewezen te worden, maar moet dit aannemelijk worden gemaakt.
5.1.
De enkele verklaring van het slachtoffer over wat er is gebeurd is niet voldoende. Objectieve aanwijzingen moeten de verklaring van het slachtoffer ondersteunen. Uit de onderbouwing moet een duidelijk en logisch beeld volgen van wat er is gebeurd en wat de aanleiding ervoor was. In de eerste plaats is daarbij de feitelijke geweldshandeling van belang. In de tweede plaats moeten de toedracht van het geweldsmisdrijf duidelijk zijn, de aanleiding ervan en de omstandigheden waaronder het plaatsvond. Objectieve aanwijzingen zijn aanwijzingen afkomstig uit een andere bron dan het slachtoffer zelf. Deze bronnen moeten betrouwbaar en onpartijdig zijn en vanuit eigen waarneming verklaren.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij getuige is geweest van een opzettelijke gepleegd geweldsmisdrijf. Daartoe heeft verweerder terecht overwogen dat de verklaringen van eiseres over de aanloop en de toedracht van het incident wisselend zijn. Dat de – tegenstrijdige – verklaringen van eiseres in het licht van het verschoningsrecht moeten worden gezien en de omstandigheid dat zij niet goed voor zichzelf kan opkomen, verandert, wat hier verder ook van zij, niets aan de beoordeling van de aannemelijkheid.
Ook gelet op het feit dat de andere betrokkenen bij het incident niet alleen onderling, maar ook ten opzichte van eiseres haar verklaringen, niet met elkaar overeenkomen, maakt dat verweerder terecht niet van haar verklaringen kan uitgaan. Verweerder heeft voorts terecht overwogen dat de Raad voor de Kinderbescherming een andere beoordeling maakt dan verweerder, zodat de informatie van de Raad voor de Kinderbescherming niet aannemelijk maakt dat eiseres getuige is geweest van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf.
7. Het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel slaagt evenmin nu zij door een enkele algemene verwijzing naar huiselijk geweldzaken niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van vergelijkbare gevallen.
8. Uit het voorgaande volgt dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij getuige is geweest van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 april 2024.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 3 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (de Wsg).