ECLI:NL:RBDHA:2024:6197

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
24-2704
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake Wnb-ontheffing voor verstoring bever

Op 26 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting Het Wantij en het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Het verzoek van Stichting Het Wantij om een voorlopige voorziening tegen de verleende ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) is afgewezen. De ontheffing betreft het opzettelijk verstoren en beschadigen van de voortplantingsplaats of rustplaats van een bever in het kader van de herontwikkeling van een voormalige scheepswerf tot een stadspark. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college terecht heeft vastgesteld dat herstelmaatregelen aan de kraanbaan en hellingen noodzakelijk zijn, en dat deze maatregelen onvermijdelijk leiden tot verstoring van de bever. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen reden was om aan de noodzaak van de ontheffing te twijfelen, ondanks het bezwaar van verzoekster dat de kraanbaan niet op instorten staat en dat minder ingrijpende maatregelen mogelijk zouden zijn. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de ontheffing van het college in stand blijft. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/2704

uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 april 2024 in de zaak tussen

Stichting Het Wantij , te Dordrecht , verzoekster(gemachtigde: [naam 1] )

en

het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, het college

(gemachtigde: mr. D.J. Bos).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: gemeente Dordrecht (belanghebbende)

(gemachtigde: mr. J.C. Hol).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de verleende ontheffing van verboden op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) voor het opzettelijk verstoren en
het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van de bever.
Met het bestreden besluit van 7 november 2023 heeft het college deze ontheffing verleend. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. Belanghebbende heeft ook schriftelijk gereageerd.
Verzoekster heeft nadere stukken overgelegd.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 23 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 2] en [naam 3] , namens verzoekster, de gemachtigde van het college en de gemachtigde van belanghebbende, vergezeld door [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] .

Totstandkoming van het besluit

2. De gemeente Dordrecht is voornemens om het terrein van een voormalige scheepswerf met kraanbaan te herontwikkelen tot een stadspark, wat onderdeel wordt van het nieuwbouwproject ”'De Stadswerven”. De hellingbaan en kraanbaan op de locatie verkeren in slechte tot matige staat en zullen worden voorzien van onder meer een nieuwe damwand en er worden nieuwe stortstenen aangebracht. Op de randen worden leuningen en zitranden geplaatst. Daarnaast wordt een stadspark “het Wervenpark” gerealiseerd. De hellingbaan gaat in de toekomst deel uitmaken van het Wervenpark en een nieuwe recreatieve functie krijgen. Een deel van het plangebied wordt afgegraven en er worden houtopstanden geplaatst, het overige deel (waar de hellingbaan ligt) wordt hersteld. De kraanbaan wordt omgebouwd tot pier met een looppad en loopbrug met roostervloeren zodat de getijdebeweging zichtbaar zijn.
2.1.
In het plangebied is een bever waargenomen, onder de kraanbaan. Deze bever is gezien tijdens het plaatsen van de cameravallen en op verschillende momenten op camerabeelden. Daarnaast zijn tijdens het sporenonderzoek verschillende losse knaagsporen, wissels, beverhoutjes, knaagsporen aan jong wilgopschot en vaste knaagsporen aangetroffen. De bever heeft een leger (ook wel dagrustplaats genoemd) onder de kraanbaan.
2.2.
Met de geplande werkzaamheden kan de bever opzettelijk verstoord worden en wordt een leger verblijfplaats beschadigd dan wel vernield. Hiermee worden de verbodsbepalingen zoals bedoeld in artikel 3.5, tweede en vierde lid, van de Wnb overtreden. Hiervoor heeft het college in het bestreden besluit ontheffing op grond van de Wnb verleend.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Overgangsrecht
4. Het bestreden besluit is genomen op grond van de Wnb. Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden en is de Wnb ingetrokken. Als een aanvraag om ontheffing is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. Het verzoek om ontheffing is ingediend op 28 maart 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wnb nog van toepassing is.
Spoedeisend belang
5. Vast staat dat belanghebbende vanaf 29 april 2024 gebruik wil maken van de ontheffing. Verder staat vast dat de voorgenomen werkzaamheden tot verstoring van de bever leiden. Het verzoek om een voorlopige voorziening is erop gericht deze verstoring te voorkomen. Dit betekent dat verzoekster naar het oordeel van de voorzieningenrechter spoedeisend belang heeft bij haar verzoek om een voorlopige voorziening.
Termijnoverschrijding
6. Vast staat dat het bezwaarschrift van verzoekster 2 dagen te laat is ingediend. Het pro forma bezwaarschrift is immers op 21 december 2023 ingediend, terwijl de bezwaartermijn al op 20 december 2023 was verstreken. Het college heeft ter zitting verklaard dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar wordt geacht, omdat de toezegging dat het bestreden besluit naar verzoekster zou worden toegezonden niet is nagekomen.
De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat het verzoek op voorhand afgewezen moet worden omdat het bezwaar te laat is ingediend.
Leger of burcht?
7. Verzoekster betoogt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Zij voert hiertoe aan dat geen sprake is van een leger (dagrustplaats) onder de kraanbaan, maar van een beverburcht. Dit blijkt volgens verzoekster uit de stapel takken die de bever naar de plek heeft gesleept waaronder een ingang zit. Volgens verzoekster heeft deze burcht verschillende compartimenten en is het te verwachten dat er een paartje zit en mogelijk kleintjes.
7.1.
Het college heeft toegelicht dat sprake is van een leger. Wel erkent het college dat de bever een stapel takken naar de locatie heeft gesleept en bezig is met het maken van een burcht. Volgens het college is echter geen sprake van een burcht, maar van een ‘burcht in wording’. Een volwaardige burcht kan hier volgens het college niet ontstaan omdat door de uitspoeling door het water de ‘burcht in wording’ zal instorten. Het college heeft verder toegelicht dat de ‘burcht in wording’ op dit moment alleen kan dienen als rustplaats en niet als voortplantingsplaats. Het is op dit moment het voortplantingsseizoen van de bever, maar op de locatie zijn geen enkele activiteiten van de bever waargenomen die erop duiden dat hij zich voortplant. Er is immers geen tweede bever waargenomen en er is niet waargenomen dat de bever voedsel naar de rustplaats brengt om nageslacht te voeden.
7.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat er in het bestreden besluit vanuit is gegaan dat het gaat om de verstoring van 1 bever en het vernielen van een rustplaats. De voorzieningenrechter begrijpt dat een leger en een burcht beide dienen als rustplaats. In zoverre maakt het juridisch dus geen verschil of sprake is van een leger of een burcht. Het maakt juridisch pas een verschil als zou blijken dat het gaat om het verstoren van meer dan 1 bever of het vernielen van een voortplantingsplaats. Pas dan zal sprake zijn van een meer ingrijpende afwijking van de verbodsbepalingen in de Wnb dan waarvan in het bestreden besluit is uitgegaan. Uit het bestreden besluit volgt dat in verschillende periodes onderzoek is gedaan door het Natuur-Wetenschappelijk Centrum met wildcamera’s en door sporenonderzoek. Uit dit onderzoek volgt dat sprake is van 1 bever en van een rustplaats. Verzoekster heeft dit onderzoek niet met een tegenonderzoek bestreden. De voorzieningenrechter volgt verzoekster niet in de stelling dat de camera’s verkeerd zijn gericht. Dat de locatie volgens verzoekster wordt gebruikt als voortplantingsplaats heeft zij niet onderbouwd. De voorzieningenrechter ziet, mede gelet op de toelichting in 7.1, geen aanleiding om er aan te twijfelen dat slechts sprake is van 1 bever en geen voortplantingsplaats.
Noodzakelijkheid
8. Verzoekster bestrijdt dat het bestreden besluit noodzakelijk is. Zij betwist niet dat de kraanbaan in verval is en dat herstelmaatregelen nodig zijn, maar zij weerspreekt dat de kraanbaan op instorten staat. Volgens verzoekster kan herstel met minder ingrijpende maatregelen plaatsvinden, waarbij de rustplaats van de bever behouden kan blijven. Zij wijst er daarbij op dat er zand kan worden aangebracht onder de kraanbaan waarin een doorgang voor de bever kan worden gemaakt.
8.1.
In het rapport ‘Herinspectie kraan- en hellingbanen Wervenpark te Dordrecht’ van Iv-infra B.V. van 13 augustus 2021 staat in paragraaf 3.2.4 dat de wand van kraanbaan aan de oostelijke zijde forse betonschade vertoont. De wapening is bloot komen te liggen ter plaatse van grindnesten. Als gevolg van golfslag en wisselend getij is het beperkt aanwezige cementsteen ter plaatse van het grindnest uitgewassen. Ter plaatse van de gaten is ook de wapening geheel of gedeeltelijk weg gecorrodeerd. Als gevolg van deze gaten is ook de grond uit de achterliggende compartimenten bijna geheel weggespoeld. In paragraaf 6.4.2 staat dat in de langswanden van de kraanbaan als gevolg van grindnesten forse gaten zijn ontstaan. Geadviseerd wordt om deze te herstellen.
8.2.
In de adviesnotitie van Ingenieursbureau Drechtsteden van 8 september 2022 staat dat de kraanbaan bestaat uit een constructiedeel dat op staal is gefundeerd en een constructiedeel op een paalfundering. In het verleden heeft er een ontgraving plaatsgevonden onder het op staal gefundeerde deel van de kraanbaan en er is uitspoeling ontstaan. Er zijn tot op heden geen herstelmaatregelen getroffen. Geadviseerd wordt de herstelmaatregelen zo spoedig mogelijk uit te laten voeren. Voor de uitspoeling aan de westzijde is in het definitief ontwerp een verlenging van de damwand naast de kraanbaan voorzien. Voor de uitspoeling aan de oostzijde bij de hellingbaan wordt geadviseerd een damwandconstructie aan te brengen
8.3.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het college er op basis van deze onderzoeken terecht vanuit gegaan dat herstelmaatregelen aan de kraanbaan en de hellingen nodig zijn. Uitvoering van deze herstelmaatregelen zal per definitie leiden tot het verstoren van de bever die zich in de kraanbaan bevindt. In zoverre is de ontheffing noodzakelijk.
8.4.
De voorzieningenrechter ziet ook geen reden voor het oordeel dat de ontheffing voor het vernielen van de rustplaats van de bever niet noodzakelijk is. Het college heeft ter zitting toegelicht dat de door verzoekster aangedragen oplossing niet haalbaar is. Als wordt volstaan met het aanbrengen van zand onder de fundering van de kraanbaan met daarin een gat naar de rustplaats van de bever dan zal dat op termijn opnieuw leiden tot uitspoeling van de grond. Het aanbrengen van een damwand is noodzakelijk om uitspoeling te voorkomen en dit heeft tot gevolg dat de rustplaats niet meer bereikbaar is. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om daaraan te twijfelen. De voorzieningenrechter acht daarom ook de ontheffing voor het vernielen van de rustplaats van de bever noodzakelijk.
Slotsom
9. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal het bestreden besluit naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter bij de heroverweging in bezwaar stand houden. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Conclusie en gevolgen

10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het bestreden besluit niet geschorst wordt, zodat van de verleende ontheffing gebruik mag worden gemaakt. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 april 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.