ECLI:NL:RBDHA:2024:6193
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en kennisgeving voortduren maatregel ingevolge arrest Hof van Justitie EU
Op 25 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de bewaring van een Algerijnse eiser. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 15 januari 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Deze maatregel was nog steeds van kracht. De staatssecretaris heeft de rechtbank op de hoogte gesteld van het voortduren van de bewaring, in overeenstemming met een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 in de gevoegde zaken C-704/20 en C-39/21. Deze kennisgeving werd door de rechtbank gelijkgesteld met een door de eiser ingesteld beroep, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd beschouwd.
De rechtbank heeft het beroep gelijktijdig behandeld met een ander beroep, geregistreerd onder zaaknummer NL24.15853, op 19 april 2024. De eiser en zijn gemachtigde zijn echter niet ter zitting verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na het sluiten van het onderzoek ter zitting, heeft de rechtbank overwogen dat de staatssecretaris de kennisgeving onnodig had gedaan, aangezien de eiser al op 11 april 2024 beroep had ingesteld tegen het voortduren van de bewaring. Hierdoor had de eiser geen procesbelang bij de beoordeling van het onderhavige beroep.
De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.