ECLI:NL:RBDHA:2024:6187
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluit tot niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag op basis van interstatelijk vertrouwensbeginsel met betrekking tot Bulgarije
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een statushouder uit Bulgarije. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de asielaanvraag van eiser op 21 maart 2024 niet-ontvankelijk verklaard, waarop eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 18 april 2024 was eiser niet aanwezig, maar werd hij vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na de behandeling ter zitting afgedaan.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel toepaste, wat inhoudt dat EU-lidstaten de verplichtingen uit het Vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens naleven. Eiser kon niet aannemelijk maken dat de situatie voor statushouders in Bulgarije zodanig was verslechterd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing was. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Raad van State, waaruit bleek dat de Bulgaarse autoriteiten niet structureel de toegang tot fundamentele behoeften zoals wonen en voedsel ontzeggen.
Eiser had weliswaar verklaard dat hij in Bulgarije op straat had geleefd zonder hulp, maar deze verklaringen waren niet met bewijsstukken onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat hij bij terugkeer naar Bulgarije in een situatie van verregaande deprivatie zou komen. Daarom werd de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangegeven, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.