ECLI:NL:RBDHA:2024:6179

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
09/323410-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor diefstal door twee of meer verenigde personen, maar bewezenverklaring van eenvoudige diefstal

Op 24 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren op de Nederlandse Antillen en momenteel gedetineerd. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 12 juli 2023 in het centrum van Den Haag, waarbij de verdachte en een medeverdachte beschuldigd werden van diefstal van een ketting, bril en mobiele telefoon van de aangever, vergezeld van geweld en bedreiging. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld en vastgesteld dat de nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Hierdoor is de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van diefstal door twee of meer verenigde personen. Echter, de rechtbank heeft wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan eenvoudige diefstal van de bril en de mobiele telefoon van de aangever. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van de diefstal door twee of meer verenigde personen, maar de rechtbank oordeelde dat de medeverdachte geen wezenlijke bijdrage aan de diefstal had geleverd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf bevolen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/323410-23 en 09/323716-22 (tul)
Datum uitspraak: 24 april 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [Locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 10 januari 2024, 28 maart 2024 (telkens pro forma) en 10 april 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. T. Berger en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.F. Deen naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 juli 2023 te 's-Gravenhage
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een ketting, een bril en/of een mobiele telefoon (Iphone 14 Plus), in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam] , in elk geval aan een ander dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen [naam] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, door:
- tegen die [naam] (op dreigende toon) te zeggen: "ik wil geld, ik wil geld"
en/of "ik moet jou vandaag steken" en/of (daarbij) een mes aan die [naam]
te tonen en/of
- met een mes naar het hoofd en/of tegen de arm, althans het lichaam, van die [naam]
te slaan en/of
- een duw/trap tegen het lichaam van die [naam] te geven, waardoor hij
door een raam ten val is gekomen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 juli 2023 te 's-Gravenhage
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[naam] heeft gedwongen tot de afgifte van een ketting, een bril
en/of een mobiele telefoon (Iphone 14 Plus), in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan die [naam] en/of een derde toebehoorde(n)
door:
- tegen die [naam] (op dreigende toon) te zeggen: "ik wil geld, ik wil
geld" en/of "ik moet jou vandaag steken" en/of (daarbij) een mes aan die [naam]
te tonen en/of
- met een mes naar het hoofd en/of tegen de arm, althans het lichaam, van
die [naam] te slaan en/of
- een duw/trap tegen het lichaam van die [naam] te geven, waardoor hij
door een raam ten val is gekomen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Op 12 juli 2023 heeft in het centrum van Den Haag een incident plaatsgevonden waarbij [naam] (hierna: aangever) diepe snijverwondingen in zijn onderarm en hand heeft opgelopen. Aangever heeft – kort en zakelijk weergegeven – verklaard dat twee mannen (de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] ) die dag op straat contact met hem zochten, dat ze geld van hem wilden, dat zijn telefoon, bril en ketting zijn weggenomen en dat hij voorafgaand /tijdens deze diefstal is bedreigd met geweld en dat geweld tegen hem is gepleegd. Aangever heeft verklaard dat hij zijn verwondingen heeft opgelopen doordat hij door één van de twee mannen (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ) is gestoken met een mes.
In deze zaak ligt de vraag voor of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de door aangever genoemde goederen door twee of meer verenigde personen en of hij daarbij geweld heeft gebruikt of heeft gedreigd met het gebruik van geweld, subsidiair of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing door twee of meer verenigde personen.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde voor zover het betreft de diefstal door twee of meer verenigde personen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt heeft gesteld dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de onderdelen bedreiging met geweld en geweld.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. Op de specifieke standpunten van de raadsvrouw zal de rechtbank, voor zover relevant, hierna nader ingaan.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023217233, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Centrum, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 353).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [naam] , opgemaakt op 13 juli 2023, voor zover inhoudende (p. 19 t/m 21):
Plaats delict: Fluwelen Burgwal ’s-Gravenhage.
Op woensdag 12 juli 2023 ben ik beroofd van een Cartier bril en een mobiele telefoon van het merk Apple, een iPhone 14 plus.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 juli 2023, voor zover inhoudende (p. 27 en 28):
Op woensdag 12 juli 2023 om 22:00 kregen wij verbalisanten de opdracht van het Operationeel Centrum Den Haag om te gaan naar de Fluwelen Burgwal te 's-Gravenhage.
Ik hoorde dat [naam] zei dat hij beroofd was. Ik hoorde dat hij zei dat man 2 er als volgt uit zag:
-Blauw tshirt;
-Dreadlocks.
Ik hoorde dat [naam] het volgende zei:
Ik zag dat man 2 mijn bril pakte.
3. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , opgemaakt op 12 juli 2023, voor zover inhoudende (p. 92 t/m 95):
Ik zag 3 donkere mannen waarvan 1 een helm droeg op enige afstand discussiëren. De man met dreadlocks, liep toen naar een geparkeerde scooter en haalde een mobiele telefoon uit de houder op het stuur.
Ik hoorde het slachtoffer roepen dat hij beroofd was van een gouden Cartier bril.
V: Kan je een signalement omschrijven van man 1?
A: Man 1:
Dreadlocks/vlechtjes tot de schouders.
25 à 30 jaar
Sportief en stevig figuur.
Lichtblauw T-shirt.
4. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , opgemaakt op 13 juli 2023, voor zover inhoudende (p. 106 t/m 112):
Ik reed op de Fluwelen Burgwal. Plots zagen wij dat er verderop in de straat een ruzie was ontstaan. Ik zag in de straat drie mannen staan die met elkaar ruzie hadden.
Ik kan deze mannen als volgt omschrijven:
Man 1: gespierd klein postuur, spijkerbroek, blauw T-shirt en zwarte dreadlocks tot
op de schouder. Donker getint, vermoedelijk Antilliaanse, ongeveer 26 jaar oud .
Man 2: donkere kleding, slank postuur, vermoedelijk uit Somalië, zwarte jas zwarte broek, capuchon op en iets groter dan man 1.
Man 3: slachtoffer: donkere jongen, stevig postuur.
Ik zag dat man 1 bij een rode scooter stond. Ik zag dat hij een telefoon pakte, die
in een hoes op deze scooter zat. Hierna zag ik hem die telefoon in zijn zak stoppen.
5. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , opgemaakt op 25 november 2023, voor zover inhoudende (p. 330 t/m 344):
Ik had een bril gepakt van iemand waarvan ik nog geld kreeg.
6. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 10 april 2024, voor zover inhoudende:
Ik was degene met het lichtblauwe shirt.
3.5.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt vast dat, hoewel aangever heeft verklaard dat hij door medeverdachte [medeverdachte] met een mes is gestoken, het dossier hiervoor onvoldoende aanknopingspunten biedt nu [medeverdachte] dit ontkent en uit de verklaringen van de verdachte, getuige [getuige 1] , getuige [getuige 3] , getuige [getuige 4] en getuige [getuige 5] volgt dat weliswaar sprake was van een mes, maar dat dit is weggegooid en niet is gebruikt tegen aangever. Het door aangever opgelopen letsel aan zijn arm kan evengoed zijn veroorzaakt doordat hij na het incident tegen een glazen deur is gerend en zich heeft verwond aan het kapotte glas.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte of zijn medeverdachte zich jegens aangever schuldig hebben gemaakt aan bedreiging met geweld of aan geweldshandelingen, zodat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging partieel dient te worden vrijgesproken.
Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, acht de rechtbank wel bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de bril en de telefoon van aangever.
Met betrekking tot de vraag of de verdachte, zoals gerekwireerd door de officier van justitie, deze diefstal in vereniging heeft gepleegd, overweegt de rechtbank als volgt. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan naar vaste jurisprudentie rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderling taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering van het delict, de aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De verdachte heeft verklaard dat hij aangever die dag toevallig tegenkwam, dat hij hem heeft aangesproken op een bestaande schuld en dat hij vervolgens de bril van aangever heeft afgepakt. Zijn twee vrienden, dan wel bekenden (waaronder medeverdachte [medeverdachte] ) die hierbij aanwezig waren, hadden hier volgens de verdachte niets mee te maken.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de medeverdachte een wezenlijke bijdrage aan de diefstal heeft geleverd en dus of er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte bij deze diefstal. De enkele omstandigheid dat de medeverdachte aanwezig was bij de diefstal en hij die dag kennelijk gezamenlijk heeft opgetrokken met de verdachte, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het medeplegen van de tenlastegelegde diefstal te komen. Uit het dossier volgt niet dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] , zoals gesteld door de officier van justitie, door de stad wandelden met het doel om bij aangever te incasseren.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal de verdachte daarom partieel vrijspreken van het onderdeel medeplegen en – zoals hiervoor overwogen – de eenvoudige diefstal bewezen verklaren.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het primair ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op of omstreeks 12 juli 2023 te ’s-Gravenhage, een bril en een mobiele telefoon (
iPhone14 Plus), die aan [naam] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, het reclasseringsadvies en het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich in de avond van 12 juli 2023 in het centrum van Den Haag schuldig gemaakt aan diefstal van een mobiele telefoon en een bril. De verdachte heeft deze goederen bij aangever weggenomen omdat hij van mening was dat aangever hem geld verschuldigd was. Gezien de wijze waarop de diefstal zich heeft voltrokken, moet dit voor aangever een zeer angstaanjagende ervaring zijn geweest. Een diefstal op straat draagt ook in het algemeen bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid die bestaan in de samenleving. De verdachte heeft zich bij het plegen van dit feit enkel laten leiden door financieel gewin. De rechtbank acht dit zeer kwalijk.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 19 januari 2024, waaruit volgt dat hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, maar niet voor soortgelijke feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 15 maart 2024, waaruit volgt dat eventueel aanwezige criminogene factoren en het hiermee samenhangend risico op recidive niet inzichtelijk zijn geworden. Gezien de leeftijd van de verdachte en het feit dat dit de tweede keer in korte tijd is dat hij met justitie in aanraking komt, adviseert de reclassering desondanks oplegging van een deels voorwaardelijke straf met daaraan verbonden diverse bijzondere voorwaarden.
Straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank acht, alles afwegende en gelet op wat in vergelijkbare gevallen doorgaans wordt opgelegd, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, passend en geboden.
Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 18 december 2023 gevorderd dat de bij parketnummer 09/323716-22 door de politierechter van de rechtbank Den Haag op 8 maart 2023 voorwaardelijke opgelegde taakstraf van 20 uren, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de proeftijd te verlengen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 18 december 2023 tot tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 8 maart 2023, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals het ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens geldt.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
diefstal;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 8 maart 2023, gewezen onder parketnummer 09/323716-22, te weten een taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.K. van Zaltbommel, voorzitter,
mr. S. Pereth, rechter,
mr. T.T.O. Bakker, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N. de Jong, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 april 2024.