ECLI:NL:RBDHA:2024:6177
Rechtbank Den Haag
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van diefstal en afpersing door twee of meer verenigde personen na onvoldoende bewijs van nauwe en bewuste samenwerking
Op 24 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal en afpersing door twee of meer verenigde personen. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 12 juli 2023 in het centrum van Den Haag, waarbij de aangever, [naam], werd bedreigd en zijn persoonlijke bezittingen, waaronder een ketting, bril en mobiele telefoon, werden weggenomen. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van twee maanden, maar de verdediging pleitte voor integrale vrijspraak.
Tijdens de zittingen op 10 januari, 28 maart en 10 april 2024 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangever en getuigen onvoldoende bewijs boden voor de nauwe en bewuste samenwerking die vereist is voor medeplegen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de aangever had verklaard dat hij was gestoken met een mes, het dossier niet voldoende aanknopingspunten bood om de verdachte te veroordelen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel de primair als de subsidiair ten laste gelegde feiten, omdat niet kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal of afpersing.
De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken, vooral bij beschuldigingen van ernstige misdrijven zoals diefstal en afpersing. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, wat betekent dat hij niet strafrechtelijk verantwoordelijk wordt gehouden voor de hem ten laste gelegde feiten.