Uitspraak
Rechtbank den haag
- aan de zijde van [eiseres] : [eiseres] en mr. Kortenbach;
- aan de zijde van Thasha: de heer [naam] (enig bestuurder en aandeelhouder van Thasha) en mrs. Douma en Van Dijk.
1.De gronden van de beslissing
na akkoord van [eiseres]in de tweede helft van januari zal worden opgesteld. Uit het e-mailbericht van 1 maart 2024 van de gemeente Den Haag aan de advocaat van [eiseres] volgt dat de voormalig makelaar op 12 januari 2024 aan de gemeente Den Haag heeft medegedeeld dat zij [eiseres] zal
aanraden akkoord te gaanmet het aanbod van Thasha. Deze mededeling strookt niet met het standpunt dat [eiseres] het aanbod van Thasha al in december 2023 zonder meer zou hebben aanvaard. Bovendien verkeerde de voormalig makelaar van [eiseres] blijkens de overgelegde correspondentie en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen in de veronderstelling dat partijen pas gebonden zouden zijn na het ondertekenen van een schriftelijke koopovereenkomst. Dat blijkt ook uit de omstandigheid dat uit het e-mailbericht van 19 januari 2024 van de voormalig advocaat van [eiseres] volgt dat de makelaar hem heeft medegedeeld dat de door haar opgestelde en aan [eiseres] toegezonden koopovereenkomst vóór 1 februari 2024 diende te worden ondertekend, bij gebreke waarvan het bod van Thasha van € 155.000,- zou komen te
vervallen. [eiseres] heeft de haar toegezonden koopovereenkomst niet ondertekend en heeft haar voormalig makelaar bij e-mailbericht van 23 januari 2024 medegedeeld dat het bod van € 155.000,- voor haar onacceptabel is. [eiseres] heeft de bemiddelingsovereenkomst met haar voormalig makelaar in ditzelfde e-mailbericht ook beëindigd.