ECLI:NL:RBDHA:2024:6129
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure inzake faciliterend visum
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van een proceskostenvergoeding in bezwaar beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. J. van Bennekom, had een aanvraag ingediend voor een faciliterend visum om zich bij haar moeder te voegen. Het primaire besluit van 6 oktober 2022, waarin deze aanvraag werd afgewezen, was gebaseerd op onvoldoende bewijs van het doel en de omstandigheden van het verblijf. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg om vergoeding van de proceskosten.
Verweerder, de Minister van Buitenlandse Zaken, weigerde de proceskostenvergoeding met het bestreden besluit van 28 juni 2023, omdat het primaire besluit niet was herroepen wegens een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de proceskostenvergoeding terecht was, omdat de herroeping van het primaire besluit niet voortkwam uit een verwijtbaar onrechtmatig besluit, maar uit nieuwe feiten die tijdens de bezwaarfase naar voren kwamen.
De rechtbank concludeert dat eiseres niet eerder de benodigde informatie heeft verstrekt en dat verweerder de aanvraag zorgvuldig heeft behandeld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.