ECLI:NL:RBDHA:2024:6129

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
AWB 23/8314
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure inzake faciliterend visum

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van een proceskostenvergoeding in bezwaar beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. J. van Bennekom, had een aanvraag ingediend voor een faciliterend visum om zich bij haar moeder te voegen. Het primaire besluit van 6 oktober 2022, waarin deze aanvraag werd afgewezen, was gebaseerd op onvoldoende bewijs van het doel en de omstandigheden van het verblijf. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg om vergoeding van de proceskosten.

Verweerder, de Minister van Buitenlandse Zaken, weigerde de proceskostenvergoeding met het bestreden besluit van 28 juni 2023, omdat het primaire besluit niet was herroepen wegens een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de proceskostenvergoeding terecht was, omdat de herroeping van het primaire besluit niet voortkwam uit een verwijtbaar onrechtmatig besluit, maar uit nieuwe feiten die tijdens de bezwaarfase naar voren kwamen.

De rechtbank concludeert dat eiseres niet eerder de benodigde informatie heeft verstrekt en dat verweerder de aanvraag zorgvuldig heeft behandeld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/8314

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. van Bennekom),
en

de Minister van Buitenlandse Zaken,

namens deze: procesvertegenwoordiging IND, verweerder
(gemachtigde: mr. W. Epema).

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van een proceskostenvergoeding in bezwaar.
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 28 juni 2023 op het bezwaar van eiseres vergoeding van de proceskosten geweigerd, omdat het primaire besluit niet is herroepen vanwege een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid.
Eiseres is wegens betalingsonmacht vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 5 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 20 mei 2022 een aanvraag ingediend voor een faciliterend visum om zich te voegen bij haar moeder (referente). In het primaire besluit van 6 oktober 2022 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen, onder de overweging dat het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf onvoldoende zijn aangetoond. Eiseres heeft onvoldoende aannemelijke verifieerbare informatie weten te verschaffen over het doel en de verblijfsomstandigheden van haar reis.
2. Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Daarbij is ook verzocht om vergoeding van de proceskosten die in bezwaar zijn gemaakt.
3. Bij het bestreden besluit van 28 juni 2023 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen, het faciliterend visum verleend, maar het verzoek om vergoeding van de in bezwaar gemaakte proceskosten afgewezen. De herroeping van het primaire besluit komt volgens verweerder niet voort uit een verwijtbaar onrechtmatig besluit in primo, maar uit feiten en omstandigheden waarvan pas tijdens de bezwaarfase is gebleken. De toelichting en de stukken die in de bezwaarfase zijn overgelegd hebben de onduidelijkheden over het reisdoel en de verblijfsomstandigheden voldoende opgehelderd. Daarom is volgens verweerder pas in de bezwaarfase voldoende aannemelijk gemaakt dat wordt voldaan aan de voorwaarden van een faciliterend visum op grond van het arrest Chavez-Vilchez.
4. In het verweerschrift heeft verweerder zijn standpunt herhaald en hieraan toegevoegd dat niet wordt betwist dat met de stukken die bij de aanvraag zijn overgelegd, namelijk een kopie van het paspoort, de geboorteakte en het familieboekje, niet wordt voldaan aan de voorwaarden uit paragraaf B10/2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
5. Eiseres voert aan dat verweerder de proceskosten in bezwaar had moeten vergoeden. Het gaat volgens eiseres om gegrond verklaarde bezwaren, waarbij de feiten van meet af aan bekend waren en het toepassingsgebied van artikel 20 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) vaststond.

Beoordeling door de rechtbank

6. In gevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), worden de kosten die een belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
7. In geschil tussen partijen is de vraag of sprake is van een aan verweerder te wijten onrechtmatig besluit. In dat geval bestaat er voor eiseres recht op vergoeding van de gemaakte proceskosten.
Had verweerder de proceskosten in bezwaar moeten vergoeden?
8. De rechtbank stelt allereerst vast dat verweerder op de zitting heeft verklaard dat eiseres met stukken die in de bezwaarfase zijn overgelegd – een bewijs van samenwoning tussen eiseres en referente in Paramaribo, een kopie van het paspoort van referente, een schoolverklaring waarin bevestigd wordt dat referente zorg- en opvoedingstaken voor eiseres verricht, een doktersverklaring waarin bevestigd wordt dat de grootmoeder die zorg droeg voor eiseres, ziek is – en met de nadere toelichting heeft aangetoond dat wordt voldaan aan de voorwaarden van een faciliterend visum op grond van het arrest Chavez-Vilchez.
9. Anders dan eiseres, is de rechtbank met verweerder van oordeel dat verweerder terecht de proceskosten in de bezwaarfase niet heeft vergoed. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat het primaire besluit tot afwijzing van de visumaanvraag - op basis van de informatie die bij de aanvraag is overgelegd - niet is herroepen wegens een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid. Zo is verweerder alsnog in de bezwaarfase de aanvraag voor een faciliterend visum van eiseres tegemoetgekomen als gevolg van de overgelegde stukken en nadere toelichting in de bezwaarfase.
10. Het betoog van eiseres dat de afhankelijkheidsrelatie en de zorg- en opvoedingstaken die referente voor eiseres verricht, vanaf de aanvraag onderbouwd en aangetoond zijn, volgt de rechtbank niet. Op basis van de overgelegde stukken bij de aanvraag – een kopie van het paspoort, de geboorteakte en het familieboekje – heeft verweerder de conclusie mogen trekken dat geen sprake is van een sterke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referente, en evenmin dat referente zorg- en opvoedingstaken verricht voor eiseres. Uit het dossier blijkt dat verweerder per e-mailbericht van 20 juni 2022, bij de behandeling van de aanvraag, aan referente heeft verzocht om aanvullende documenten over de zorg- en opvoedingstaken en afhankelijkheidsrelatie tussen haar en referente. De rechtbank leidt uit het dossier af dat referente geen gehoor heeft gegeven aan dit verzoek. Op de zitting is dit bevestigd door de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft de aanvraag dan ook zorgvuldig behandeld.
11. Omdat eiseres in de aanvraagfase geen gehoor heeft gegeven aan de geboden mogelijkheid om nadere informatie te verstrekken en de gevraagde informatie pas in de bezwaarfase heeft overgelegd, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht niet eerder de conclusie kunnen trekken dat eiseres toch voldoet aan de voorwaarden van een faciliterend visum op grond van het arrest Chavez-Vilchez.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Hak, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Op grond van artikel 84, onder b, van de Vw staat tegen deze uitspraak geen hoger beroep open.