ECLI:NL:RBDHA:2024:6117

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
NL23.38940
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

In deze zaak heeft verzoeker op 28 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier met als doel verblijf als familie- of gezinslid bij mevrouw [A]. Deze aanvraag is door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen met een besluit van 15 november 2023. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Partijen hebben toestemming gegeven om de zaak zonder zitting af te doen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er tussen partijen geen geschil meer bestaat over de uitzetting van verzoeker in deze fase. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en verweerder verboden om verzoeker uit te zetten totdat er een beslissing op het bezwaar is genomen. Dit is in lijn met artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt, vastgesteld op € 875,- voor de door een derde verleende rechtsbijstand. Ook moet verweerder het griffierecht van € 184,- aan verzoeker vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, voorzieningenrechter, en is op 28 maart 2024 openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.38940
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], V-nummer: [V-nummer] , verzoeker (gemachtigde: mr. J.A. Pieters),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

Verzoeker heeft op 28 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier met als doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij mevrouw [A] ’.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 15 november 2023 afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Verzoeker heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Partijen hebben de voorzieningenrechter toestemming gegeven om de zaak zonder zitting af te doen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wanneer tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen als verzoeker daarom vraagt. Dit kan alleen als er sprake is van onmiddellijke spoed. Dit betekent dat de beslissing op het bezwaar absoluut niet kan worden afgewacht. Om dit te beoordelen moet de voorzieningenrechter de belangen van verzoeker afwegen tegen de belangen van verweerder.1
Verweerder heeft met de brief van 29 februari 2024 de rechtbank geïnformeerd dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek, voor zover dit ziet op het niet uitzetten van verzoeker totdat er een beslissing is genomen op het bezwaarschrift.
3. Omdat tussen partijen niet langer in geschil is dat van uitzetting van verzoeker in deze fase behoort te worden afgezien, wijst de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening toe en verbiedt verweerder om verzoeker uit te zetten tot de beslissing op het bezwaar bekend is gemaakt.
1. Artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.
4. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en een wegingsfactor 1). Verweerder dient ook het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • verbiedt verweerder om verzoeker uit Nederland te verwijderen totdat de beslissing op bezwaar bekend is gemaakt;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan verzoeker moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
N.J. Biswane, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
28 maart 2024

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.