Uitspraak
Rechtbank den haag
1.NEDERLANDSE LOTERIJ B.V.te Rijswijk,
STAATSLOTERIJ B.V.te Rijswijk (vrijwillig verschenen),
1.De procedure
2.De feiten
“nu eindelijk een ander huis kan kopen”. De medewerkers van de Staatsloterij hebben [schoonvader] (en zijn dochter en schoonzoon) vervolgens geïnformeerd dat zij de gang van zaken iets beter willen bestuderen, en dat zij op dat moment niet overgaan tot uitbetaling. Zij hebben het lot van [schoonvader] in bewaring genomen.
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
gekocht, maakt niet dat reeds daarom alsnog uitbetaling van de prijs aan hem moet plaatsvinden. Dat stelt [eiser] terecht ook niet. Andere goede redenen zijn door [eiser] niet naar voren gebracht. [schoonvader] heeft bij de Staatsloterij kenbaar gemaakt dat hij het winnende lot van [eiser]
geschonkenheeft gekregen, en het is heel wel denkbaar dat dit ook is gebeurd. Het cadeau geven van een lot komt geregeld voor, zeker in de familiekring. [eiser] heeft in een telefoongesprek met de Staatsloterij ook verklaard dat [schoonvader] vaker samen met hem loten heeft gekocht en hij heeft niet gemotiveerd weersproken dat er eerder loten door hem zijn geschonken. Op de vraag van de Staatsloterij of [schoonvader] aanwezig was op de dag dat [eiser] de loten voor de 1 oktober trekking kocht, heeft [eiser] te kennen gegeven dat hij dacht dat [schoonvader] daarbij aanwezig was, maar dat hij dit niet (meer) zeker weet. Deze verklaring laat in ieder geval alle ruimte voor de veronderstelling dat [schoonvader] daarbij wel aanwezig is geweest en dat hij van [eiser] een van de gekochte loten cadeau heeft gekregen, zoals [schoonvader] bij de Staatsloterij heeft verklaard. Hoewel de door de Staatsloterij aangehaalde video-opname waaruit zou volgen dat [schoonvader] na de trekking door [eiser] is gefeliciteerd met de woorden dat [schoonvader] “
nu eindelijk een ander huis kan kopen”niet in het geding is gebracht, heeft [eiser] ter zitting niet betwist dat hij deze woorden heeft uitgesproken. Hierin kan een concrete aanwijzing worden gevonden dat [eiser] [schoonvader] in een eerder stadium wél als winnaar van de hoofdprijs heeft aangemerkt. De Staatsloterij heeft bij haar beslissing om tot uitkering over te gaan verder in redelijkheid kunnen betrekken, dat het door [eiser] geschetste feitenrelaas over de wijze waarop het lot in handen van [schoonvader] is geraakt niet erg waarschijnlijk is. Zo is het op voorhand al niet heel aannemelijk dat [eiser] zijn loten pas bij [schoonvader] thuis heeft gecontroleerd. Datzelfde geldt voor de stelling van [eiser] dat [schoonvader] , nadat [eiser] erachter was gekomen dat hij het winnende lot had, het lot ‘even wilde vasthouden’, en toen kans heeft gezien het om te wisselen met een ander lot. De Staatsloterij heeft er daarbij op gewezen dat het onwaarschijnlijk is dat [schoonvader] gelet op zijn hoge leeftijd en zijn – nadien door de Staatsloterij zelf geconstateerde – verminderde handmotoriek, in staat zou zijn het staatslot van [eiser] te ontfutselen door het te verwisselen met een eigen lot, zonder dat een en ander door [eiser] en/of diens partner zou worden opgemerkt. Dat klemt te meer nu zonder meer moet worden aangenomen dat de eigenaar van een winnend lot zeer waarschijnlijk bijzonder voorzichtig met het winnende lot zal omspringen. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat de Staatsloterij na inventarisatie en weging van de verklaringen van zowel [schoonvader] als [eiser] in redelijkheid tot uitkering van de hoofdprijs aan [schoonvader] heeft mogen besluiten, zodat de vordering van [eiser] tot uitbetaling van de hoofdprijs aan hem, zal worden afgewezen.
gerechtelijkonderzoek tot uitkering van een prijs over te gaan. Het Deelnemersreglement bepaalt dat de Staatsloterij het recht heeft in geval van twijfel een (gerechtelijk) onderzoek te doen, maar dat op haar een verplichting zou rusten om een gerechtelijk onderzoek af te wachten, volgt nergens uit. Een dergelijke verplichting zou ook een onevenredig zware (administratieve) last op de Staatsloterij leggen, terwijl onweersproken is dat zij op grond van de aan haar verleende vergunning gehouden is de prijzen zo spoedig mogelijk uit te keren.