ECLI:NL:RBDHA:2024:608
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een asielberoep en de omstandigheden in Gambia
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die stelt Gambiaanse nationaliteit te hebben, diende op 30 oktober 2022 een asielaanvraag in. Deze aanvraag werd op 27 juli 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als ongegrond. Eiser heeft vervolgens te laat beroep ingesteld, namelijk twee dagen na de termijn, zonder een geldige reden op te geven voor deze overschrijding. Hierdoor wordt het beroep in beginsel niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank moet echter ook beoordelen of de gedwongen terugkeer van eiser naar Gambia hem zal blootstellen aan onmenselijke behandeling, zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. De rechtbank concludeert dat er geen overtuigende aanwijzingen zijn dat de terugkeer van eiser naar Gambia onmiskenbaar zal leiden tot een schending van dit artikel. De door eiser overgelegde informatie, waaronder een brief van Vluchtelingenwerk Nederland, biedt onvoldoende actuele gegevens om te concluderen dat de omstandigheden in Gambia zo ernstig zijn dat terugkeer onaanvaardbaar zou zijn. De rechtbank verwijst naar recente rapporten die aangeven dat de Gambiaanse autoriteiten inspanningen leveren om de gevangenisomstandigheden te verbeteren, ondanks dat deze nog steeds zorgwekkend zijn.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Dit besluit volgt op een eerdere uitspraak van 11 maart 2022, waarin de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag had vernietigd vanwege onvoldoende motivering van de staatssecretaris over de risico's van terugkeer naar Gambia. De rechtbank benadrukt dat de situatie in Gambia niet zodanig is dat eiser bij terugkeer onmiskenbaar het risico loopt op onmenselijke behandeling.