ECLI:NL:RBDHA:2024:6020

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
NL24.472
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en proceskostenvergoeding na niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft verzoeker op 4 oktober 2021 een asielaanvraag ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig een besluit genomen, wat heeft geleid tot een beroep van verzoeker op 1 mei 2023 tegen het uitblijven van een beslissing. De rechtbank in Middelburg heeft op 29 juni 2023 het beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen om binnen zestien weken een besluit te nemen. Deze termijn was verbonden aan een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 7.500,-. Ondanks deze uitspraak heeft de staatssecretaris nagelaten om tijdig te beslissen, wat verzoeker noopte om op 5 januari 2024 opnieuw beroep in te stellen.

Uiteindelijk heeft de staatssecretaris op 12 januari 2024 de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken. Verzoeker heeft echter verzocht om vergoeding van de proceskosten, wat de rechtbank heeft toegewezen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan verzoeker. De rechtbank heeft de kosten vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), waarbij een wegingsfactor van 0,5 is toegepast, gezien de aard van het beroep.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek van verzoeker kennelijk gegrond is en heeft de staatssecretaris in de proceskosten veroordeeld. Deze uitspraak is gedaan door rechter M.L. Weerkamp, in aanwezigheid van griffier S.A. Sewratan, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.472

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.D. Kupelian),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 4 oktober 2021 opnieuw een asielaanvraag gedaan. Verweerder heeft niet tijdig een besluit genomen. Verzoeker heeft op 1 mei 2023 (NL23.13174) beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Bij uitspraak van 29 juni 2023 heeft deze rechtbank en zittingsplaats Middelburg het beroep gegrond verklaard en daarbij een beslistermijn van zestien weken opgelegd.
Op 5 januari 2024 heeft verzoeker opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag van 4 oktober 2021.
Bij besluit van 12 januari 2024 heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd.
Verzoeker heeft het beroep ingetrokken, omdat verweerder alsnog aan verzoeker tegemoet is gekomen. Daarbij heeft verzoeker aan de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
2. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat, een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
3. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
4. Verzoeker heeft op 4 oktober 2021 opnieuw een asielaanvraag gedaan. Op 1 mei 2023 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op de aanvraag. Bij uitspraak van 29 juni 2023 heeft de rechtbank en zittingsplaats dit beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen zestien weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit op de asielaanvraag bekend te maken. De rechtbank heeft aan deze termijn een rechterlijke dwangsom verbonden van € 100,- per dag met een maximum van € 7.500,-. Verweerder moest gelet op de uitspraak van 29 juni 2023 binnen zestien weken na die datum, dus uiterlijk 18 oktober 2023 een besluit op de asielaanvraag van verzoeker bekend maken. Dit heeft verweerder nagelaten. Op 5 januari 2024 heeft verzoeker opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag en hierna heeft verweerder de asielaanvraag ingewilligd.
5. Nu verweerder niet binnen de hiervoor geldende termijn op de aanvraag van verzoeker heeft besloten en deze aanvraag hangende een beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ingewilligd, is verweerder geheel aan het beroep van verzoeker tegemoetgekomen.
6. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent) aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van S.A. Sewratan, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.