In deze zaak heeft de officier van justitie op 16 april 2024 schriftelijk gevorderd dat de rechter-commissaris de inbeslagneming van een telefoon zou bevelen. De telefoon was eerder in beslag genomen tijdens de aanhouding van de verdachte op 25 maart 2024, maar de wijze van inbeslagneming was onrechtmatig. De rechter-commissaris, mr. M.L. Ruiter, heeft op 18 april 2024 de vordering van de officier van justitie afgewezen en bevolen dat de telefoon onverwijld moet worden teruggegeven aan de verdachte. De rechter-commissaris oordeelde dat het opentrekken van een lade door de verbalisant, zonder toestemming van de rechter-commissaris, een handeling was die verder ging dan de afgegeven machtiging en dat de inbeslagneming van de telefoon daardoor onrechtmatig was. Dit vormverzuim kon alleen worden hersteld door teruggave van de telefoon, aangezien de inbeslagneming op grond van artikel 104 Sv niet aan de orde was, omdat de telefoon al onrechtmatig in beslag was genomen. De beslissing houdt in dat de officier van justitie binnen veertien dagen in hoger beroep kan gaan tegen deze uitspraak.