ECLI:NL:RBDHA:2024:6010

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
NL24.12707, NL24.12708, NL24.12709, NL24.12710.
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • mr. drs. J. de Vries
  • mr. M.J.J. Roks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Marokkaanse eisers wegens veilig land van herkomst en desertie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van twee Marokkaanse eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers, die samen met hun minderjarige kinderen asiel hebben aangevraagd, stellen dat zij vanwege desertie uit het Marokkaanse leger vrezen voor vervolging bij terugkeer naar Marokko. De rechtbank behandelt de beroepen en de verzoeken om voorlopige voorzieningen, die zijn ingediend na de afwijzing van hun aanvragen op 22 maart 2024. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de aanvragen terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, omdat Marokko als veilig land van herkomst wordt beschouwd en de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij terugkeer een reëel risico op vervolging lopen.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvragen niet onterecht versneld heeft behandeld, aangezien de eisers afkomstig zijn uit een veilig land. De rechtbank wijst erop dat desertie op zichzelf niet voldoende is voor het verkrijgen van asiel, en dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat de eisers niet in aanmerking komen voor bescherming. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvragen blijft gelden. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.12707 (beroep vader), NL24.12708 (voorlopige voorziening vader), NL24.12709 (beroep moeder en kinderen) en NL24.12710 (voorlopige voorziening moeder en kinderen)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser/verzoeker], V-nummer: [v-nummer 1], eiser en verzoeker,

en
[eiseres/verzoekster], V-nummer: [v-nummer 2], eiseres en verzoekster,
mede namens hun minderjarige kinderen:
[kind 1], V-nummer: [v-nummer 3],
en
[kind 2], V-nummer: [v-nummer 4]
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Stelpstra).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen.
1.2.
Eisers stellen dat zij en hun kinderen de Marokkaanse nationaliteit hebben. Eisers stellen te zijn geboren op [geboortedag 1] 1985 respectievelijk [geboortedag 2] 1980. Zij stellen dat hun kinderen zijn geboren op [geboortedag 3] 2015 respectievelijk [geboortedag 4] 2017.
1.3.
Eisers hebben op 17 februari 2024 aanvragen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij besluiten van 22 maart 2024 heeft de staatssecretaris deze aanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond. Eisers hebben tegen deze besluiten beroepen ingesteld. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen om te voorkomen dat zij Nederland moeten verlaten.
1.4.
De rechtbank en de voorzieningenrechter hebben de beroepen respectievelijk de verzoeken op 9 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers met hulp van A. Cherradi als tolk, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling van de beroepen

Het asielrelaas
2. Eisers leggen aan hun asielaanvragen het volgende ten grondslag. Eiser was in dienst bij het Marokkaanse leger als korporaal-chef bij de hulptroepen. In het leger werd hij wegens zijn afkomst gediscrimineerd en wilde hij opdrachten die tegen de wet waren niet uitvoeren. In december 2022 is hij daarom gedeserteerd en heeft hij met zijn gezin Marokko verlaten. Via Turkije, Brazilië, Frans-Guyana en Suriname zijn zij in februari 2024 in Nederland beland, aldus eisers. Eiser vreest dat hij bij terugkeer als een verrader wordt gezien en daarom een levenslange gevangenisstraf zal krijgen.
De bestreden besluiten
3. Het asielrelaas bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen: 1. identiteit, nationaliteit en herkomst; 2. desertie uit het leger. De staatssecretaris acht beide elementen geloofwaardig. De relevante elementen brengen echter niet mee dat eiser bij terugkeer naar Marokko een gegronde vrees voor vervolging heeft of een reëel risico op ernstige schade loopt. Marokko wordt in het algemeen als een veilig land van herkomst gezien. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Marokko voor hem persoonlijk niet veilig is. Eiser baseert zijn vrees op algemene informatie. Het enkele feit dat eiser gedeserteerd is en daarvoor gestraft kan worden, is op zichzelf onvoldoende voor het verlenen van een asielvergunning. Dat in Marokko op desertie een levenslange gevangenisstraf staat, is niet aannemelijk gemaakt. Uit openbare bronnen blijkt dat dienstweigeraars in Marokko een gevangenisstraf van één tot drie maanden of een boete tussen 2000 en 5000 dirham riskeren, aldus de staatssecretaris. Omdat eisers afkomstig zijn uit een veilig land van herkomst, heeft de staatssecretaris op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 hun asielaanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond.
Waarom zijn eisers het niet eens met de bestreden besluiten?
4. Eisers betogen dat de afwijzing van hun asielaanvragen onrechtmatig is. Zij voeren aan dat de staatssecretaris hun asielaanvragen ten onrechte versneld heeft behandeld. Daarnaast voeren zij aan dat het hier niet om dienstweigering gaat, maar om desertie, en dat eiser op grond van de Marokkaanse wet daarvoor een gevangenisstraf van vijf tot twintig jaar kan krijgen. Marokkaanse militairen die, zoals hij, geboren zijn in de Westelijke Sahara, worden zwaarder gestraft dan andere Marokkaanse militairen. Ook dreigt bij terugkeer naar Marokko ernstige schade, vooral voor eiser, omdat Marokko er waarschijnlijk van uit zal gaan dat hij in Europa informatie heeft verschaft over mensenrechtenschendingen door de Marokkaanse overheid, aldus eisers.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat de bestreden besluiten niet deugdelijk zijn gemotiveerd, maar dat de staatssecretaris de asielaanvragen wel mocht afwijzen, gelet op de nadere motivering die hij op de zitting heeft gegeven. De rechtbank baseert dit oordeel op de volgende overwegingen.
Relevant asielbeleid
6.1.
In bijlage 13 bij het Voorschrift Vreemdelingen 2000 is Marokko aangewezen als veilig land van herkomst. Bij de meest recente herbeoordeling [1] van Marokko heeft de staatssecretaris toegelicht dat dat land nog steeds als veilig land van herkomst geldt, maar dat daarop uitzonderingen bestaan. Voor zover voor deze uitspraak relevant gaat het om personen die met strafrechtelijke vervolging te maken krijgen. Deze personen zijn als uitzonderingsgroep in het beleid opgenomen, omdat het systeem van rechtsmiddelen in Marokko weliswaar wettelijke waarborgen biedt tegen schendingen van de rechten en vrijheden, maar deze niet altijd ten volle worden nageleefd. Het gaat hier dus niet om iedere persoon die een strafbaar feit heeft gepleegd of daarvan wordt verdacht, maar om personen die met strafvervolging te maken krijgen en die concreet aannemelijk kunnen maken dat voornoemde waarborgen in hun individuele geval niet worden geboden.
6.2.
Volgens paragraaf C2/3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 is het feit dat een vreemdeling weigert zijn militaire dienst te vervullen of is gedeserteerd en in verband hiermee bestraft wordt met een gevangenisstraf of ontslag uit het leger, op zichzelf onvoldoende om als daad van vervolging in de zin van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen aan te merken. De staatssecretaris verleent slechts in bepaalde gevallen een verblijfsvergunning asiel wegens dienstweigering of desertie. Voor zover voor deze uitspraak relevant is dat het geval als de vreemdeling een gegronde vrees heeft voor een onevenredige of discriminatoire bestraffing, tenuitvoerlegging van de straf of een andere discriminatoire behandeling vanwege zijn dienstweigering of desertie op basis van een van de gronden van artikel 1A van voornoemd verdrag.
Mochten de asielaanvragen versneld worden behandeld?
7. Op grond van artikel 3.109ca, eerste lid, aanhef en onder c, van het Vreemdelingenbesluit 2000 kan een asielaanvraag versneld worden behandeld als de aanvraag vermoedelijk kennelijk ongegrond zal worden verklaard omdat de vreemdeling afkomstig is uit een veilig land van herkomst. Volgens werkinstructie 2021/14 van de Immigratie- en Naturalisatiedienst worden asielaanvragen van vreemdelingen uit dergelijke landen in beginsel versneld behandeld. Eisers zijn afkomstig uit Marokko en dus uit een land dat is aangewezen als veilig land van herkomst. Eisers hebben geen feiten of omstandigheden aangevoerd die evident erop wezen dat Marokko in hun specifieke geval niet veilig zou zijn. Desertie en het risico daarvoor gestraft te worden, zijn immers op zichzelf onvoldoende om asiel te krijgen. De staatssecretaris mocht daarom vermoeden dat de asielaanvragen van eisers wegens hun land van herkomst kennelijk ongegrond waren. Dit betekent dat de staatssecretaris de aanvragen versneld mocht behandelen.
Is er een grond voor asiel?
8.1.
In zijn gehoor in het kader van zijn asielaanvraag heeft eiser gewezen op een Marokkaans wetsartikel dat de doodstraf stelt op het opnemen van de wapens tegen Marokko, op het faciliteren van een buitenlandse aanval op Marokko of op het overdragen van Marokkaanse strijdkrachten of van gebieden of goederen aan een buitenlandse autoriteit. Daarbij heeft hij verklaard dat de doodstraf er niet meer is en dat in plaats daarvan een levenslange gevangenisstraf wordt opgelegd. Eiser heeft echter niet verklaard dat hij de in het wetsartikel beschreven daden heeft gepleegd. De staatssecretaris mocht daarom het standpunt innemen dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat eiser op grond van het aangevoerde wetsartikel een levenslange gevangenisstraf kan krijgen.
8.2.
De staatssecretaris acht geloofwaardig dat eiser is gedeserteerd. De staatssecretaris moest daarom beoordelen of eiser in Marokko voor dat feit een onevenredige of discriminerende straf kan krijgen. In dat verband heeft de staatssecretaris in de bestreden besluiten ten onrechte tegengeworpen dat op grond van de Marokkaanse wet dienstweigeraars een gevangenisstraf van hooguit drie maanden of een boete riskeren. Zoals eisers terecht aanvoeren, zijn desertie en dienstweigering verschillende feiten. Op de zitting heeft de staatssecretaris daarnaast erkend dat desertie op grond van de Marokkaanse wet [2] met een gevangenisstraf van meerdere jaren kan worden bestraft en dus beduidend zwaarder kan worden bestraft dan dienstweigering. Dit betekent dat de bestreden besluiten in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht niet deugdelijk zijn gemotiveerd.
8.3.
Het motiveringsgebrek brengt mee dat de beroepen gegrond zijn, zodat de bestreden besluiten moeten worden vernietigd. Op de zitting heeft de staatssecretaris de afwijzing van de asielaanvragen nader gemotiveerd onder verwijzing naar de toepasselijke Marokkaanse strafbepalingen. In het belang van een definitieve beslechting van het geschil beoordeelt de rechtbank of op grond van die nadere motivering de asielaanvragen toch mochten worden afgewezen. De rechtbank betrekt daarbij hetgeen eisers hebben aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding om het onderzoek te heropenen om eisers gelegenheid te geven om nader te reageren op de Marokkaanse strafbepalingen betreffende desertie. Eisers hebben immers voldoende gelegenheid gehad om daarop in te gaan. Zo hebben zij in hun aanvullende beroepschrift naar dezelfde strafbepalingen verwezen en op de zitting naar een publicatie van een nietgouvernementele organisatie waarin op deze strafbepalingen wordt ingegaan. De strafbepalingen zijn bovendien online gepubliceerd.
8.4.
Op de zitting heeft de staatssecretaris het standpunt ingenomen dat uit de Marokkaanse strafbepalingen betreffende desertie niet volgt dat eiser een onevenredige straf kan krijgen. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris dat standpunt voldoende heeft gemotiveerd. Op grond van artikel 160 van de desbetreffende Marokkaanse wet wordt desertie in vredestijd in beginsel bestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar. Deze straf is niet onevenredig, mede gelet op de straffen die in Nederland op desertie staan. [3] Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat op eiser omstandigheden van toepassing zijn die op grond van de Marokkaanse wet strafverzwarend zijn. Eiser heeft in dat kader erop gewezen dat de Marokkaanse wet voorziet in zwaardere straffen voor onderofficieren, voor militairen die zonder toestemming de Marokkaanse grens overschrijden of buiten Marokko hun eenheid verlaten, voor desertie samen met andere militairen en voor desertie gedurende een oorlog of strijdtoneel. Eisers hebben echter niet aannemelijk gemaakt dat eiser onderofficier is. Hij heeft immers verklaard korporaal-chef te zijn. In de Marokkaanse wet wordt een onderscheid gemaakt tussen soldaten, korporaals, korporaal-chefs, onderofficieren en officieren. [4] Daarnaast is van belang dat eiser met toestemming Marokko heeft verlaten, aangezien hij heeft verklaard dat hij naar het buitenland kon vertrekken door vakantie op te nemen. Verder is van belang dat uit de verklaringen van eisers in hun gehoren in het kader van hun asielaanvragen niet volgt dat eiser samen met andere militairen is gedeserteerd. Ook van belang is dat Marokko niet in oorlog verkeert. Evenmin hebben eisers aannemelijk gemaakt dat eiser gedurende een strijdtoneel is gedeserteerd. Zo heeft eiser op de zitting erkend dat hij niet in het betwiste gebied Westelijke Sahara heeft gediend. Op de zitting hebben eisers er nog op gewezen dat artikel 162 van de Marokkaanse wet de doodstraf stelt op desertie naar de vijand of naar rebellen. Die situatie is hier echter niet aan de orde. Op de zitting hebben eisers er ook op gewezen dat de Marokkaanse wet voorziet in confiscatie van goederen als een deserteur bij verstek wordt veroordeeld. Eisers hebben echter niet aangetoond dat een strafrechtelijke procedure tegen eiser is ingesteld. Dit terwijl eisers Marokko al in december 2022 hebben verlaten.
8.5.
Op de zitting hebben eisers gewezen op een publicatie van een niet-gouvernementele organisatie uit 2022 over de doodstraf in Marokko. Uit de voorgaande overwegingen volgt echter dat de doodstraf in het geval van eiser niet aan de orde is. Eisers hebben op de zitting ook gewezen op een publicatie van de Canadese overheid uit 2007, waarin is vermeld dat deserteurs in Marokko met een lange gevangenisstraf of de doodstraf worden gestraft, afhankelijk van de omstandigheden en ernst van de situatie. Uit de voorgaande overwegingen volgt echter dat in Marokko inmiddels nieuwe regels gelden.
8.6.
Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat eiser wegens zijn afkomst een discriminerende straf in Marokko zal krijgen. Zoals zij ter zitting hebben erkend, ligt de door eiser opgegeven geboorteplaats niet in de Westelijke Sahara, maar ver daarbuiten. Op de zitting hebben eisers gesteld dat personen uit alle delen van de Sahara in Marokko worden gediscrimineerd. Deze stelling leidt niet tot een ander oordeel, omdat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zulke discriminatie in het geval van eiser heeft plaatsgevonden. Daarbij is van belang dat eiser in zijn gehoor in het kader van zijn asielaanvraag heeft verklaard dat hij zeventien jaar in het leger heeft gediend en over drie jaar met pensioen zou kunnen gaan en dat hij wist dat hij de aangevraagde vakantiedagen zou krijgen omdat hij geen problemen heeft.
8.7.
Ten slotte hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat een onredelijke straf dreigt omdat Marokko ervan uit zal gaan dat eiser informatie heeft verschaft over misstanden in Marokko. Dat Marokko daarvan zal uitgaan en daarom een onredelijke straf zal opleggen, is een aanname van eisers die niet is onderbouwd.
8.8.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet hoefde af te wijken van het uitgangspunt dat Marokko een veilig land van herkomst is en het uitgangspunt dat desertie op zichzelf geen reden voor asiel vormt.

Conclusie en gevolgen

9.1.
Omdat de bestreden besluiten niet deugdelijk zijn gemotiveerd, zijn de beroepen gegrond en worden de bestreden besluiten vernietigd. Omdat de staatssecretaris op de zitting alsnog een deugdelijke motivering heeft gegeven, bepaalt de rechtbank dat de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand blijven. Dat betekent dat de weigeringen van een verblijfsvergunning asiel in stand blijven.
9.2.
Omdat de beroepen gegrond zijn, veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris tot het betalen van een proceskostenvergoeding aan eisers. Daarbij beschouwt de rechtbank op grond van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht de twee beroepszaken als één zaak. De rechtbank stelt de kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,00 en een wegingsfactor van 1). Verder zijn in beroep geen kosten gemaakt die vergoed moeten worden.
9.3.
Gezien de beslissing op de beroepen, is er geen aanleiding voor het treffen van voorlopige voorzieningen. Daarom wijst de voorzieningenrechter de desbetreffende verzoeken af en ziet hij geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand blijven;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.750,00 aan proceskosten aan eisers.
De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J. de Vries, rechter en voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met de uitspraak op de beroepen, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op de verzoeken om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie de brief van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer van 8 juni 2023, Kamerstukken II 2022-2023, 19 673, nr. 3119.
2.Zie artikel 160 en volgende van Loi no 108-13 relative à la justice militaire (Bulletin officiel no 6410, 5-11-2015).
3.Zie artikel 100 en volgende van het Wetboek van Militair Strafrecht.
4.Zie bijvoorbeeld artikelen 16, 17, 18 en 158.