In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een militair werkzaam bij de Marine, tegen het besluit van de staatssecretaris van defensie. Eiser had op 12 juli 2022 een ongeval tijdens een parachutespringopleiding bij een burgerbedrijf. De staatssecretaris had op 11 april 2023 besloten dat dit ongeval niet als dienstongeval of bedrijfsongeval kon worden aangemerkt. Eiser was van mening dat het ongeval wel onder de militaire dienst viel, omdat hij tijdens de opleiding vaardigheden verwierf die van belang waren voor zijn functie. De rechtbank heeft op 10 april 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het ongeval niet als dienstongeval kan worden aangemerkt. Eiser had zich vrijwillig opgegeven voor de cursus, die niet onder een dienstbevel viel. Hoewel defensie de deelname faciliteerde door verlof en vervoer te bieden, was er geen sprake van een directe opdracht of dienstverrichting. De rechtbank concludeert dat het ongeval niet tijdens de uitvoering van eisers werk heeft plaatsgevonden en dat het niet onder bijzondere omstandigheden is gebeurd. Eiser krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 25 april 2024.