ECLI:NL:RBDHA:2024:5946

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
23/5460
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en wegslepen van voertuig in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 25 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 17 maart 2023, waarbij haar auto was weggesleept en in bewaring was gesteld. Het college handhaafde zijn standpunt in een besluit van 11 juli 2023. De rechtbank behandelde de zaak op 10 april 2024, waarbij eiseres en haar mantelzorger aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder.

De rechtbank constateert dat de auto van eiseres op 17 maart 2023 geparkeerd stond op een plek waar een tijdelijk parkeerverbod gold, zoals aangegeven door een onderbord. Eiseres betwistte dit en stelde dat haar auto buiten het gebied van het parkeerverbod was geparkeerd. De rechtbank oordeelt echter dat het rapport van de verbalisanten, dat op ambtsbelofte was opgemaakt, als uitgangspunt moet dienen. De foto’s die bij het rapport waren gevoegd, bevestigden dat de auto inderdaad binnen het gebied van het parkeerverbod stond.

De rechtbank concludeert dat het beroep van eiseres ongegrond is, wat betekent dat het college op goede gronden de bestuursdwang heeft toegepast. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiseres heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5460

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. Q.D.J. Ramroop).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 17 maart 2023 om bestuursdwang toe te passen en haar auto weg te slepen en in bewaring te stellen.
1.1.
Met het bestreden besluit van 11 juli 2023 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder zijn standpunt gehandhaafd.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld door haar mantelzorger en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. De auto van eiseres stond op 17 maart 2023 geparkeerd in de [straatnaam] in [plaatsnaam] . Een verbalisant van de dienst stadsbeheer constateerde diezelfde dag dat de auto op dat moment geparkeerd stond op een parkeerplaats waarop dat volgens het onderbord verboden was. Het onderbord gaf aan: “Verboden te parkeren op 17-03-23 van 07:00 t/m 17:00 i.v.m. werkzaamheden glasvezel”.
Partijen verschillen met elkaar van mening of de auto inderdaad op zo een parkeerplaats geparkeerd stond.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard onder verwijzing naar het op ambtsbelofte opgemaakte rapport van de verbalisanten. Daarin staat dat de auto op 17 maart 2023 om 09.57 uur is aangetroffen op een parkeerplaats in de [straatnaam] ter hoogte van [nummer 1] . Aldaar was een tijdelijk parkeerverbod van kracht. Doordat de auto van eiseres daar geparkeerd stond werden de werkzaamheden verhinderd. Hierdoor was het noodzakelijk de auto weg te slepen.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat haar mantelzorger haar auto aan het einde van de [straatnaam] ter hoogte van [nummer 2] , en daarmee buiten het gebied waarop de gele borden betrekking hadden, heeft geparkeerd. De auto stond niet ter hoogte van [nummer 1] zoals verweerder beweert. Daarnaast wijst eiseres er op dat de Officier van Justitie de opgelegde bekeuring heeft laten vervallen omdat geen sprake was van een strafbaar feit. Ter zitting heeft eiseres haar gronden gewijzigd, in die zin dat haar auto weliswaar ter hoogte van [nummer 1] geparkeerd stond, maar dat deze plek buiten de locatie waarvoor het parkeerverbod van kracht was viel.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat uitgegaan dient te worden van het op ambtsbelofte opgemaakte rapport van de verbalisanten. Op de bij het rapport gevoegde foto’s is te zien dat de auto van eiseres geparkeerd staat ter hoogte van [adres] . Ter zitting is, samen met eiseres, vastgesteld dat op de kleurenfoto’s van verweerder, te zien is dat de auto geparkeerd stond binnen de gele borden en daarmee op een locatie waar een parkeerverbod van kracht was.
Voorts stelt verweerder zich op goede gronden op het standpunt dat de omstandigheid dat de Officier van Justitie de strafrechtelijke beschikking heeft vernietigd geen gevolgen heeft voor het besluit tot het wegslepen van het voertuig. [1]

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder op goede gronden de bestuursdwang toegepast heeft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie als voorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 februari 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC4218, r.o. 2.4.