ECLI:NL:RBDHA:2024:5945

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
23/5147
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van parkeerontheffingen en de beoordeling van beleidsvrijheid door de gemeente

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eisers tegen de intrekking van hun parkeerontheffingen door de burgemeester en wethouders van Zoetermeer. De rechtbank behandelt de zaak die voortvloeit uit een besluit van 12 juli 2022, waarbij aan eisers parkeerontheffingen waren verleend. Dit besluit werd echter herroepen op 22 juni 2023, na bezwaar van een derde partij. Eisers, die aan de [straatnaam] in Zoetermeer wonen, stellen dat de intrekking van de ontheffingen hen ernstig benadeelt, omdat zij nu hun tweede auto niet meer op eigen terrein kunnen parkeren. De rechtbank constateert dat de gemeente onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de situatie en de belangen van de bewoners niet goed heeft gewogen. De rechtbank oordeelt dat de omstandigheid dat het parkeren van de tweede auto op eigen terrein hinder met zich brengt, niet als een bijzondere omstandigheid kan worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit zorgvuldig is genomen en dat de belangen van alle partijen op juiste wijze zijn gewogen. Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de intrekking van de parkeerontheffingen standhoudt. De rechtbank wijst erop dat de eisers geen griffierecht terugkrijgen en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5147

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] en anderen., uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. A.P.C. Kester),
en

burgemeester en wethouders van Zoetermeer, verweerder

(gemachtigde: M.J. Angenent).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit [woonplaats] (derde partij).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de intrekking van aan de hen verleende parkeerontheffingen.
1.1.
Verweerder heeft met het besluit van 12 juli 2022 aan eisers parkeerontheffingen verleend. Daartegen is bezwaar gemaakt door onder andere de derde partij. Met het bestreden besluit van 22 juni 2023 op het bezwaar herroept verweerder het eerdere besluit en trekt de verleende parkeerontheffingen in. Eisers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] , de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van verweerder, vergezeld door [naam 6] . De derde partij is met voorafgaand bericht niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eisers wonen aan de [straatnaam] in Zoetermeer. Dat is een woonerf waar alleen op eigen terrein geparkeerd mag worden. In de praktijk blijken veel bewoners al jarenlang hun auto wel op het erf te parkeren. In 2021 verstrekt verweerder aan ieder huishouden tijdelijk een parkeerontheffing waarmee wel op het erf geparkeerd kan worden. In 2022 inventariseert verweerder bij de bewoners of de proef met de parkeerontheffingen bevalt. Veel bewoners blijken positief of willen zelfs meer ontheffingen. Een ander deel van de bewoners, zoals de derde partij, is niet blij met de parkeerontheffingen. Bij besluit van 12 juli 2022 verleent verweerder desondanks opnieuw parkeerontheffingen. Twee bewoners, waaronder de derde partij, maken tegen dat besluit bezwaar.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Verweerder verklaart in het bestreden besluit de bezwaren van de derden gegrond en trekt de verleende parkeerontheffingen in per 10 juli 2023. Verweerder erkent daarbij dat er onvoldoende onderzoek gedaan is bij het verlenen van de ontheffingen. Met name acht verweerder van belang dat in de door de gemeente vastgestelde startnotitie “ [gebied] ” is opgenomen dat parkeren op het erf onbespreekbaar is, omdat dit het groene karakter van de straat zou aantasten. Daarnaast wordt voorbijgegaan aan de leveringsakte van de gemeente Zoetermeer en [bedrijfsnaam] B.V. Daarin is onder meer een boetebeding en kettingbeding opgenomen over het parkeerbeleid. Het primaire besluit is daarom niet zorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd.
Wat vinden eisers in beroep?
4. Eisers vinden dat hun belangen onvoldoende meegewogen zijn. Daarmee is het bestreden besluit niet zorgvuldig. Verweerder heeft beleidsvrijheid om de ontheffingen toe te kennen maar kent daar geen beleid voor. De [straatnaam] heeft weliswaar parkeerruimte op eigen terrein maar die is onvoldoende om twee auto’s op te parkeren. Bij het verlenen van de ontheffingen erkende verweerder dat de opritten van de bewoners niet breed genoeg zijn om twee auto’s naast elkaar te kunnen parkeren. Het is onbegrijpelijk dat deze praktische belangen nu anders gewogen worden. Eisers parkeren nu noodgedwongen hun tweede auto in de omliggende straten. Hierdoor neemt de parkeerdruk toe. Verweerder heeft dit niet meegewogen in het bestreden besluit.
Daarnaast is het bestreden besluit in strijd met het evenredigheidsbeginsel.
De gevolgen van het besluit zijn onevenredig in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Verweerder dient rekening te houden met de aard en het gewicht van de bij het besluit betrokken belangen, de ingrijpendheid van het besluit en de mate waarin het besluit de fundamentele rechten van de belanghebbenden aantast. De belangen van eisers zijn vooral praktisch maar zien ook op het belang van zorgvuldigheid van de besluitvorming.
18 van de 20 bewoners hebben geen bezwaar tegen de ontheffing. Een van de bezwaarmakers geeft aan dat hij akkoord is met één ontheffing per huishouden. Voor eisers is de intrekking ingrijpend aangezien zij eerst op de strook voor hun huis konden parkeren en nu helemaal niet meer. Het was verweerder voldoende duidelijk dat niet in alle gevallen twee auto’s op het eigen terrein geparkeerd konden worden. De intrekking is niet geschikt, noodzakelijk en evenwichtig.
De metingen die verweerder op het eigen terrein van eisers heeft verricht zijn onjuist. Daarnaast dient niet van 4,5 meter breedte uitgegaan te worden en moet verweerder rekening houden met carports. Eisers zoeken aansluiting bij de norm uit de NEN 2443:2013. Deze laat zien dat een breedte van 4,5 meter voor twee auto’s onder een carport krap is.
Eisers stellen vast dat geen van de parkeerplaatsen op eigen terrein voldoen aan de NEN norm. Het is praktisch niet uitvoerbaar om twee auto’s op eigen terrein te parkeren.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5.1
Niet in geschil is dat op grond van artikel 46 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (Rvv) niet op het erf geparkeerd mag worden. Verder zijn partijen het er over eens dat verweerder op grond van artikel 87 van het Rvv hiervan ontheffing kan verlenen en dat verweerder hierbij beleidsvrijheid toekomt. In het verweerschrift en op zitting geeft verweerder aan dat het een vaste gedragslijn is om parkeerontheffingen alleen te verlenen in uitzonderlijke situaties als er geen andere mogelijkheden voorhanden zijn. Eisers hebben ter zitting desgevraagd aangegeven dat deze bijzondere situatie er in hun geval uit bestaat dat het parkeren van de tweede auto op het eigen terrein hinder met zich brengt dan wel in zijn geheel niet mogelijk is. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze omstandigheid in redelijkheid niet heeft mogen aanmerken als een bijzondere omstandigheid in de zin van de vaste gedragslijn.
5.2
Verweerder heeft daarbij op goede gronden de Nota parkeerbeleid (auto en fiets) Zoetermeer 2019 betrokken. In paragraaf 5.4.1. is vastgesteld dat voor een tweede of verdere auto een loopafstand van 0-200 meter tussen parkeerplaats en bestemming acceptabel wordt geacht maar faciliteert verweerder deze alleen als de beschikbaarheid van bestaande parkeerplaatsen dat mogelijk maakt. Voor auto’s van overige parkeerdoelgroepen zoals onder andere bezoekers, wordt een loopafstand van 0-350 meter acceptabel geacht. In paragraaf 5.4.2. van de Nota wordt een parkeerdruk van 85% in de nacht genoemd als indicator dat maatregelen getroffen dienen te worden. Het is niet door eisers gesteld of verweerder anderszins gebleken dat de in die Nota genoemde normen niet gehaald worden.
5.3
De omstandigheid dat het voor eisers bezwaarlijk dan wel onmogelijk is om twee auto’s op hun eigen terrein te kunnen parkeren is voor de beoordeling van dit beroep niet relevant. De rechtbank gaat dan ook niet in op de beroepsgronden die zien op de norm voor het parkeren op eigen terrein. Daarbij merkt de rechtbank wel op dat zij kan begrijpen dat eisers in de veronderstelling waren dat verweerder deze norm wel relevant achtte bij de besluitvorming, gelet op de wijze waarop verweerder in het dossier gereageerd heeft. Relevant is echter alleen of er een bijzondere omstandigheid is die maakt dat verweerder gebruik moet maken van zijn beleidsvrijheid om een parkeerontheffing te verlenen. Zoals gezegd noopt de bestaande parkeerdruk in de omgeving van de [straatnaam] verweerder daar niet toe. Het betoog van eiser [eiser] ter zitting, dat de norm voor de loopafstand naar een parkeerplaats vroeger minder ver was, valt buiten de omvang van het geschil. Bij de beoordeling van het beroep zijn alleen de normen zoals ze golden ten tijde van het bestreden besluit van belang.
5.4
Nu gebleken is dat de ontheffingen verleend zijn zonder dat er bijzondere omstandigheden bestonden, heeft verweerder op goede gronden de parkeerontheffingen ingetrokken. Daarbij heeft verweerder verder ook de belangen van de startnotitie en de leveringsakte mee mogen laten wegen. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling geweest auto’s te parkeren op het erf. Mochten zich in de toekomst wel bijzondere omstandigheden voordoen kan verweerder daarvan afwijken. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit zorgvuldig is genomen en de belangen van alle partijen op juiste wijze zijn gewogen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat aan de [straatnaam] alleen geparkeerd mag worden op eigen terrein. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 april 2024.
griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.