ECLI:NL:RBDHA:2024:5934

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
NL24.5551
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis

In deze zaak heeft eiseres op 26 juni 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de ontvangst van deze aanvraag op 12 juli 2023 bevestigd. Eiseres heeft de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag, met een ingebrekestelling gedateerd op 10 januari 2024. De staatssecretaris heeft bevestigd dat hij deze ingebrekestelling op 13 januari 2024 heeft ontvangen. Eiseres heeft op 14 februari 2024 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet binnen de wettelijk vereiste termijn van 90 dagen heeft beslist op de aanvraag, zoals voorgeschreven in artikel 2u van de Vreemdelingenwet. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, aangezien de staatssecretaris geen verweerschrift heeft ingediend en er geen bijzondere omstandigheden zijn die een andere termijn rechtvaardigen. De rechtbank bepaalt dat de staatssecretaris binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen, maar gezien de achterstanden bij de staatssecretaris, wordt de termijn verlengd naar acht weken.

Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, aangezien meer dan 42 dagen zijn verstreken. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.5551

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

Inleiding

1. Eiseres heeft op 26 juni 2023 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent) in het kader van nareis. De staatssecretaris heeft de ontvangst van de aanvraag op 12 juli 2023 bevestigd.
1.1
Eiseres heeft de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Deze ingebrekestelling is gedateerd op 10 januari 2024. De staatssecretaris heeft bij brief van 16 januari 2024 laten weten dat hij de ingebrekestelling op 13 januari 2024 heeft ontvangen.
1.2
Eiseres heeft vervolgens op 14 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
1.3
De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.
1.4
Omdat het beroep kennelijk gegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
3. De aanvraag van eiseres is gedateerd op 26 juni 2023. De staatssecretaris moet binnen 90 dagen beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet. Bij de ontvangstbevestiging van 12 juli 2023 heeft de staatssecretaris eiseres meegedeeld dat zij de beslissing binnen zes maanden kan verwachten, gerekend vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag. Uit de ontvangstbevestiging blijkt niet op welke datum de staatssecretaris de aanvraag heeft ontvangen. Gelet op de datum van de ontvangstbevestiging had de staatssecretaris in ieder geval uiterlijk op 12 januari 2024 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze termijn is verstreken en dat eiseres de staatssecretaris rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld, nu de staatssecretaris de ingebrekestelling heeft ontvangen op 13 januari 2024. Sindsdien zijn meer dan twee weken verstreken. Het beroep is daarom ontvankelijk en gegrond.
4. Omdat de staatssecretaris nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat de staatssecretaris dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet de staatssecretaris dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend en heeft dan ook geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juli 2020 volgt dat bij het bepalen van de lengte van de nadere termijn de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt. De rechter mag geen termijn stellen waarvan op voorhand vaststaat dat het bestuursorgaan die niet kan halen zonder onzorgvuldig te werk te gaan. De rechtbank is bekend met de grote achterstanden bij het beslissen op nareisaanvragen en bezwaarschriften in nareisprocedures bij de staatssecretaris. Daarom zal de rechtbank bepalen dat de staatssecretaris binnen acht weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een besluit bekend dient te maken op de aanvraag van eiseres.
5. De rechtbank bepaalt dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door de staatssecretaris. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
6. Op verzoek stelt de rechtbank de hoogte vast van de bestuurlijke dwangsom die de staatssecretaris op grond van afdeling 4.1.3 van de Awb verschuldigd is. Eiseres heeft verzocht deze dwangsom vast te stellen. Omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb, stelt de rechtbank de verbeurde dwangsom vast op
€ 1.442,-.
7. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in het door eiseres betaalde griffierecht en de gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde van
€ 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt de staatssecretaris op binnen acht weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat de staatssecretaris aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 7.500,-;
- stelt de door de staatssecretaris te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- draagt de staatssecretaris op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.