ECLI:NL:RBDHA:2024:5934
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres op 26 juni 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de ontvangst van deze aanvraag op 12 juli 2023 bevestigd. Eiseres heeft de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag, met een ingebrekestelling gedateerd op 10 januari 2024. De staatssecretaris heeft bevestigd dat hij deze ingebrekestelling op 13 januari 2024 heeft ontvangen. Eiseres heeft op 14 februari 2024 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet binnen de wettelijk vereiste termijn van 90 dagen heeft beslist op de aanvraag, zoals voorgeschreven in artikel 2u van de Vreemdelingenwet. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, aangezien de staatssecretaris geen verweerschrift heeft ingediend en er geen bijzondere omstandigheden zijn die een andere termijn rechtvaardigen. De rechtbank bepaalt dat de staatssecretaris binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen, maar gezien de achterstanden bij de staatssecretaris, wordt de termijn verlengd naar acht weken.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, aangezien meer dan 42 dagen zijn verstreken. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.