ECLI:NL:RBDHA:2024:5932
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres op 7 maart 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiseres op 10 oktober 2023. Eiseres heeft vervolgens op 31 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft eerder, op 14 december 2023, het beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Eiseres heeft op 13 februari 2024 opnieuw beroep ingesteld, omdat de staatssecretaris wederom niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris geen verweerschrift heeft ingediend en dat het beroep kennelijk gegrond is. Op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank besloten om zonder zitting uitspraak te doen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen, waardoor het beroep gegrond is verklaard. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 200,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.