ECLI:NL:RBDHA:2024:593

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
NL24.29
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 januari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hem op 11 december 2023 een maatregel van bewaring was opgelegd op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De maatregel was opgelegd omdat er een risico bestond dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en hij de voorbereiding van zijn vertrek of uitzettingsprocedure ontweek.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 28 december 2023 is opgeheven, maar dat dit niet betekent dat de maatregel onrechtmatig was. De rechtbank heeft de gronden voor de maatregel beoordeeld en geconcludeerd dat deze voldoende waren onderbouwd. Eiser heeft niet betwist dat hij niet op de voorgeschreven wijze Nederland is binnengekomen en dat hij geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen reden was om te twijfelen aan de inhoud van het validatierapport dat door verweerder was overgelegd, waaruit bleek dat de maatregel rechtsgeldig was ondertekend.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen sprake was van een gebrek in de ophouding, ondanks dat eiser niet was gewezen op de mogelijkheid om contact op te nemen met familie of hulpverleningsinstanties. De rechtbank heeft de belangenafweging in het voordeel van verweerder laten uitvallen, omdat eiser niet had aangetoond dat hij daadwerkelijk contact had willen opnemen met hulpverleners. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, met de conclusie dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.29

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigden: mr. M. Lorier en mr. S.C. van Paridon).

Procesverloop

Bij besluit van 11 december 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 28 december 2023 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 15 januari 2024 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1987.
2. Omdat de bewaring op 28 december 2023 is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vorderde, omdat het risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontweek of belemmerde. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4. De feitelijke juistheid van de gronden die aan de bewaringsmaatregel ten grondslag zijn gelegd zijn door eiser niet betwist. Evenmin heeft eiser het risico op onttrekking aan het toezicht, dat uit deze gronden volgt, bestreden. Ambtshalve ziet de rechtbank geen aanleiding om de gronden onvoldoende te achten. Deze kunnen de maatregel naar het oordeel van de rechtbank dragen.
5. Eiser voert aan dat artikel 5.5, tweede lid van het Vb 2000 en paragraaf A2/4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) is geschonden, nu hij er niet op gewezen is dat hij contact kan opnemen met familie/verwanten en hulpverleningsinstanties. Naar de mening van eiser betreft dit een gebrek in de ophouding, wat de bewaring onrechtmatig maakt. Eiser had wellicht contact op willen nemen met de oogarts waarbij hij onder behandeling is (geweest).
5.1
Verweerder heeft ter zitting van de rechtbank erkend dat inderdaad niet in het
gehoor voorafgaande aan de inbewaringstelling staat vermeld dat eiser daarop gewezen is,
zodat er vanuit moet worden gegaan dat eiser daar niet op gewezen is. Naar de mening van
verweerder betreft dit echter geen gebrek in de ophouding, nu eiser heeft verklaard geen
familie in Nederland te hebben en met zijn 3 broers in Frankrijk geen contact te hebben.
Verder is niet duidelijk in hoeverre eiser contact zou hebben gewild, als hij daarop gewezen
was. Subsidiair is verweerder van mening dat een belangenafweging in zijn voordeel moet
uitvallen.
5.2
Verweerder heeft erkend dat eiser niet is gewezen op de mogelijkheid om contact op te (laten) nemen met naaste verwanten en hulpverleningsinstanties. De rechtbank ziet anders dan verweerder geen grond voor het oordeel dat met deze verwanten alleen verwanten in de Europese Unie zouden zijn bedoeld, zodat hier sprake is van een gebrek in de ophouding. De rechtbank concludeert daarom dat sprake is van een gebrek in de ophouding.
6. Voormeld gebrek maakt de bewaring echter niet zonder meer onrechtmatig, daarvoor is een belangenafweging noodzakelijk. Deze belangenafweging valt in het voordeel van verweerder uit. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiser tijdens het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling en ook ter zitting (bij monde van zijn gemachtigde) niet concreet heeft gesteld met welke verwanten/hulpverlenende instanties hij contact had op willen nemen. Ter zitting is enkel gesteld dat eiser wellicht contact had op willen nemen met zijn oogarts. De oogarts beschouwt de rechtbank echter niet als hulpverleningsinstantie waarop 5.5 van het Vb 2000 ziet. Daarnaast acht de rechtbank voor de belangenafweging van belang dat de ernst van het gebrek niet opweegt tegen de belangen die, gelet op de niet bestreden gronden van de maatregel, met de bewaring zijn gediend. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Eiser voert aan dat onvoldoende toetsbaar is of de aan eiser opgelegde maatregel rechtsgeldig is ondertekend door de bevoegde ambtenaar, zodat de bewaring van aanvang af onrechtmatig is. Naar de mening van eiser dient die handtekening door gemachtigde eiser en door de rechtbank zelf, middels hun eigen computersystemen, gevalideerd te kunnen worden.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met overlegging van het validatierapport ondertekening maatregel bewaring afdoende aangetoond dat de maatregel rechtsgeldig is ondertekend. Dat de rechtbank en de diverse gemachtigden in het land niet beschikken over alle handtekeningcertificaten van alle personen die bevoegd zijn een maatregel van inbewaringstelling te ondertekenen, zodat zij dit niet eigenhandig kunnen controleren, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de inhoud van het door verweerder overgelegde validatierapport. Ter vergelijking: bij een met natte handtekening ondertekende maatregel kan de authenticiteit van de handtekening evenmin zonder meer worden geverifieerd door rechtbanken, advocaten of belanghebbenden. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Eiser voert voorts aan dat het besluit tot inbewaringstelling niet is uitgereikt in overeenstemming met het bepaalde in artikel 5.3 van het Vb 2000 en de uitspraak van de Afdeling daarover van 5 november 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4180). Verweerder vermeldt in het dossier weliswaar dat een folder in Arabische taal is uitgereikt aan eiser met informatie over zijn bewaring, maar deze folder bevindt zich niet in het dossier. Daardoor kan zowel de gemachtigde van eiser als de rechtbank de juistheid van de inhoud van de folder niet checken en dus ook niet checken of de folder, zoals verweerder stelt, aan de eisen voldoet die voortvloeien uit voormelde Afdelingsuitspraak.
9.1
Verweerder bevestigt dat de uitgereikte folder zich niet in het dossier bevindt, maar
gezien de vermelding in het verslag van het gehoor voor inbewaringstelling én de maatregel zelf van de uitreiking, is er naar de mening van verweerder geen reden om daaraan te twijfelen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat met de uitreiking van de folder wordt voldaan aan de uitspraak van de Afdeling van 5 november 2023. In de betreffende folder staan weliswaar niet de gronden voor de oplegging van de maatregel vermeld, maar dat hoeft ook niet omdat de Afdeling in de uitspraak van 5 november 2023 heeft overwogen dat vertaling van de hele maatregel niet nodig is. Ten aanzien van de inhoud van de folder wijst verweerder de rechtbank op de website van DT&V en de daarop geplaatste folder “U bent in vreemdelingenbewaring geplaatst, u moet Nederland verlaten” [1] . Subsidiair verzoekt verweerder in het kader van een eventuele belangenafweging die belangenafweging in het voordeel van verweerder uit te laten vallen.
9.2
Niet in geschil is dat een folder in de Arabische taal, met uitleg over vreemdelingenbewaring, aan eiser is uitgereikt. Deze folder bevindt zich niet in het dossier. Nu verweerder in deze zaak expliciet heeft aangegeven dat de inhoud van de aan eiser uitgereikte folder overeenkomt met de voormelde Nederlandstalige folder
“U bent in vreemdelingenbewaring geplaatst, u moet Nederland verlaten”,zal de rechtbank daar in deze zaak van uitgaan. Het is voor een goede beoordeling van het beroep dus niet noodzakelijk dat de in het Arabisch opgestelde folder (alsnog) aan het dossier wordt toegevoegd.
9.3
De rechtbank stelt vast dat voormelde folder louter algemene informatie over het
fenomeen vreemdelingenbewaring bevat. Iedere individualisering ontbreekt, met name van de toepasselijke gronden die ten grondslag liggen aan de aan eiser opgelegde maatregel. Daarmee wordt naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan artikel 5.3 van het Vb 2000 en evenmin voldaan aan de vereisten als vermeld in de Afdelingsuitspraak van 5 november 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4180). De rechtbank haalt in dit verband de relevante passage uit voormelde Afdelingsuitspraak aan:
“(…) de informatieplicht uit artikel 5.3, eerste lid, derde zin, van het Vb 2000 vergt [niet] dat een volledig vertaalde kopie van de maatregel van bewaring aan de vreemdeling moet worden verstrekt. (…) Een schriftelijk stuk waarin de rechtsmiddelen en de mogelijkheid van gratis rechtsbijstand staan vermeld en waarin een overzicht is opgenomen van de van toepassing zijnde juridische en feitelijke gronden van de bewaring, is voldoende. Feitelijke en nadere toelichting van de gronden is daarbij niet noodzakelijk (…).”Het door de Afdeling vereiste overzicht in de moedertaal van de van toepassing zijnde juridische en feitelijke gronden van de bewaring ontbreekt in deze zaak - in de door verweerder vermelde folder - volledig. Doordat niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 5.3 van het Vb 2000 kleeft er aan de maatregel van bewaring een gebrek.
9.4
Dit gebrek maakt de bewaring niet zonder meer onrechtmatig, daarvoor is een
belangenafweging noodzakelijk. Die belangenafweging valt in het voordeel van verweerder uit. In dit geval is eiser kennelijk niet benadeeld door de gang van zaken, aangezien met eiser in het gehoor voor de inbewaringstelling is besproken op welke gronden hij in bewaring zou worden gesteld, zodat hij daarover is geïnformeerd. Daarnaast is aan eiser een advocaat toegekend die namens hem beroep heeft ingediend. Hoewel de informatie niet bij de uitreiking van de maatregel van bewaring in een voor hem begrijpelijke taal aan eiser kenbaar is gemaakt, heeft eiser ook zonder deze mededeling gebruik kunnen maken van de hem toekomende procedurele rechten. De beroepsgrond slaagt niet.
10 Eiser is voorts van mening dat verweerder onvoldoende voortvarend werkte aan zijn uitzetting en voert daartoe de volgende punten aan. Uit het dossier blijkt niet of eiser daadwerkelijk in de gelegenheid is gesteld om naar de voor hem geplande controleafspraak bij de oogarts op 21 december 2023 te gaan. Indien eiser niet naar de oogarts heeft kunnen gaan acht de gemachtigde van eiser dit onzorgvuldig van verweerder, wat naar eisers mening vertaald dient te worden in onvoldoende voortvarend handelen zijdens verweerder. De datum van uitzetting 28 december 2023 getuigt - gezien de datum inbewaringstelling van 11 december 2023 en het feit dat het hier een geplande inbewaringstelling betrof - naar de mening van eiser ook van onvoldoende voortvarend handelen. Eiser meent dat verweerder bijvoorbeeld ook al op 11 of 12 december 2023 een vlucht voor hem had kunnen inplannen.
10.1
De rechtbank ziet in het feit dat onduidelijk is of eiser wel of niet de oogarts heeft
bezocht op 21 december 2023, geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder voorafgaande aan de opheffing van de bewaring onvoldoende voortvarend werkte aan eisers verwijdering uit Nederland. Verweerder heeft op 13 december 2023 een vertrekgesprek met eiser gevoerd, daaruit blijkt dat eiser heeft aangegeven niet te zullen meewerken aan terugkeer. Uit de aanbiedingsbrief aan de rechtbank blijkt voorts dat verweerder op 14 december 2023 een vlucht heeft aangevraagd voor eiser en dat op 19 december 2023 de vluchtgegevens bekend zijn geworden, namelijk de vlucht van 28 december 2023, 09:40 uur. Op 20 december 2023 is eiser nogmaals een vertrekgesprek aangeboden en heeft eiser zijn weigerachtige houding gehandhaafd door niet met de regievoerder in gesprek te willen gaan, waarna eiser op 28 december 2023 is daadwerkelijk uitgezet. Gezien deze gang van zaken kan naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden dat verweerder onvoldoende voortvarend gehandeld heeft. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
11 Het voorgaande betekent dat de beroepsgronden niet leiden tot de conclusie dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is te achten. Met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe de rechtbank gehouden is, ziet de rechtbank evenmin grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is geweest.
12 Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
13 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.T.C. Wijsman, rechter, in aanwezigheid van mr. S.H. Snoeij, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.https://www.dienstterugkeerenvertrek.nl/documenten/publicaties/2018/05/25/u-bent-in-vreemdelingenbewaring-geplaatst-en-moet-nederland-verlaten