ECLI:NL:RBDHA:2024:5910
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak
In de zaak tussen de verzoeker en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 april 2024 uitspraak gedaan. De verzoeker had een voorlopige voorziening gevraagd naar aanleiding van het besluit van 18 januari 2024, waarin zijn tweede opvolgende asielaanvraag kennelijk ongegrond was verklaard. De verzoeker stelde dat de rechtsgevolgen van dit besluit opgeschort moesten worden totdat er op zijn beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Tijdens de uitspraak werd verwezen naar een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank in een andere zaak (NL24.2704), waarin al op het beroep was beslist. Hierdoor was de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig, en werd het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen.
Daarnaast werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.J. Schouw, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.