ECLI:NL:RBDHA:2024:5864
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Korting op AOW-pensioen wegens onverzekerde jaren en schuldige nalatigheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. N. Rastegar, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, vertegenwoordigd door mr. K. Verbeek. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Sociale verzekeringsbank, waarin zijn AOW-pensioen met 8% werd gekort vanwege niet verzekerde jaren en schuldige nalatigheid. Eiser betoogde dat hij al sinds 1974 in Nederland verblijft en dat hij niet in staat was om bewijsstukken te overleggen voor de jaren vóór zijn inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie. De rechtbank heeft op 17 april 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij vóór 21 februari 1975 in Nederland woonde of werkte. De rechtbank volgde het standpunt van verweerder dat de korting op het AOW-pensioen terecht was, gebaseerd op de beschikbare gegevens. Eiser had geen bezwaar ingediend tegen eerdere besluiten waarin hij schuldig nalatig was verklaard met betrekking tot de AOW-premie over de jaren 2006, 2008 en 2009. De rechtbank concludeerde dat de korting van 8% op het AOW-pensioen rechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.