ECLI:NL:RBDHA:2024:5864

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
SGR 23/6380
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Korting op AOW-pensioen wegens onverzekerde jaren en schuldige nalatigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. N. Rastegar, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, vertegenwoordigd door mr. K. Verbeek. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Sociale verzekeringsbank, waarin zijn AOW-pensioen met 8% werd gekort vanwege niet verzekerde jaren en schuldige nalatigheid. Eiser betoogde dat hij al sinds 1974 in Nederland verblijft en dat hij niet in staat was om bewijsstukken te overleggen voor de jaren vóór zijn inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie. De rechtbank heeft op 17 april 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij vóór 21 februari 1975 in Nederland woonde of werkte. De rechtbank volgde het standpunt van verweerder dat de korting op het AOW-pensioen terecht was, gebaseerd op de beschikbare gegevens. Eiser had geen bezwaar ingediend tegen eerdere besluiten waarin hij schuldig nalatig was verklaard met betrekking tot de AOW-premie over de jaren 2006, 2008 en 2009. De rechtbank concludeerde dat de korting van 8% op het AOW-pensioen rechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6380

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N. Rastegar),
en

De Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Verbeek).

Inleiding

In het besluit van 9 maart 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eisers pensioen op grond van de Algemene ouderdomswet (AOW) met 8% wordt gekort vanwege niet verzekerde jaren en schuldige nalatigheid.
In het besluit van 17 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 17 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Overwegingen

Gronden van eiser
1. Eiser voert aan dat zijn AOW-pensioen ten onrechte met 8% wordt gekort. Eiser verblijft al sinds 1974 in Nederland en studeerde toen in Nederland. Het is voor eiser niet mogelijk om dit met stukken te onderbouwen vanwege het tijdsverloop en omdat hij niet eerder wist dat hij over deze periode zou worden gekort. Verweerder kan echter zelf ook niet onderbouwen dat eiser over deze periode moet worden gekort, zodat de korting van 2% voor deze periode onrechtmatig is. Wat betreft de schuldig nalatig verklaringen over de jaren 2006, 2008 en 2009 voert eiser aan dat verweerder geen stukken hierover heeft ingebracht zodat deze jaren ook volledig dienen te worden meegerekend voor het AOW-pensioen. In de jaren 2006, 2008 en 2009 ontving eiser een bijstandsuitkering en naast die uitkering kon hij geen geld of omzet verdienen omdat zijn bijstandsuitkering dan zou worden ingetrokken. De stukken van de Belastingdienst waar verweerder zich op baseert zijn niet in het geding gebracht.
Standpunt van verweerder
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen gegevens bekend zijn dat eiser in de jaren 1973 tot en met 20 februari 1975 in Nederland heeft gewoond en/of gewerkt. Eiser staat pas ingeschreven in een Nederlandse gemeente sinds 21 februari 1975. Eiser heeft niet met bewijsstukken aangetoond dat hij vóór 21 februari 1975 woonachtig en werkzaam is geweest in Nederland. Op de zitting heeft verweerder toegelicht dat verweerder eiser vanaf het moment van inschrijving in Nederland verzekerd heeft geacht en daarmee de regelgeving zo ruim mogelijk heeft geïnterpreteerd. Verder heeft verweerder in het besluit van 11 juli 2013 eiser schuldig nalatig verklaard aan het betalen van op aanslag inkomstenbelasting verschuldigde AOW-premie over 2006 en in de besluiten van 25 september 2013 heeft verweerder eiser schuldig nalatig verklaard aan het betalen van op aanslag inkomstenbelasting verschuldigde AOW-premie over de jaren 2008 en 2009. Eiser heeft tegen deze besluiten geen bezwaar ingediend, zodat die besluiten in rechte vaststaan. Dat eiser de aanslagen over deze jaren wel op tijd en volledig heeft betaald, inclusief bijkomende kosten, blijkt niet uit de gegevens die de Belastingdienst aan verweerder heeft verstrekt.
Beoordeling door de rechtbank
3.1
De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat eiser niet met bewijsstukken heeft aangetoond dat hij vóór 21 februari 1975 woonde of werkte in Nederland. Dat eiser dit gezien het tijdsverloop niet meer kan onderbouwen, komt voor zijn eigen rekening en risico. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de korting over de jaren vóór 21 februari 1975 terecht heeft gebaseerd op de bij hem bekende gegevens uit de gemeentelijk basisadministratie. Wat betreft de korting over de jaren 2006, 2008 en 2009, stelt de rechtbank vast dat eiser geen bezwaar heeft ingediend tegen de besluiten van 11 juli 2013 en 25 september 2013 waarin eiser over de jaren 2006, 2008 en 2009 schuldig nalatig is verklaard. Eiser heeft op een later moment verweerder verzocht deze besluiten te herzien, maar dit verzoek is in het besluit van 5 december 2018 door verweerder afgewezen. Dit betekent dat deze besluiten in rechte vaststaan en verweerder deze besluiten terecht heeft betrokken bij het vaststellen van de hoogte van eisers AOW-pensioen. Eisers stelling dat hij in deze jaren geen geld of omzet kon verdienen omdat hij een bijstandsuitkering ontving is dan ook niet relevant. Uit de door verweerder in beroep ingediende stukken volgt overigens dat eiser nog steeds bedragen inkomstenbelasting en AOW-premie heeft openstaan over de aanslagjaren 2006, 2008 en 2009. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat verweerder de korting wegens schuldige nalatigheid per 1 januari 2024 als gevolg van een wetswijziging heeft laten vervallen, zodat de korting wegens schuldige nalatigheid slechts betrekking heeft gehad op de periode van 15 april 2023 tot 1 januari 2024.
3.2
Eiser heeft ter zitting, samengevat weergegeven, aangevoerd dat hij meer dan 50 jaar in Nederland is, dat hij een onderneming en stichtingen heeft gehad, dat hij al die jaren in Nederland alles heeft betaald, dat hij stelselmatig met de Belastingdienst in strijd is en dat er sprake is van staatsroverij. Deze beroepsgrond slaagt niet. Het betreffende besluit heeft hierop geen betrekking.
Conclusie
4. Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht heeft bepaald dat eisers AOW-pensioen met 8% wordt gekort.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 april 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.