ECLI:NL:RBDHA:2024:5861

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
09-008132-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in jeugdstrafzaak wegens onvoldoende bewijs van dwang bij poging tot verkrachting en aanranding

In deze jeugdstrafzaak heeft de rechtbank Den Haag op 11 april 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van (poging tot) verkrachting en aanranding van een medeleerling, aangeduid als [naam 1]. De tenlastelegging omvatte verschillende handelingen die de verdachte op 11 januari 2022 in een toiletruimte in Rijswijk zou hebben verricht, waarbij hij [naam 1] zou hebben gedwongen tot seksuele handelingen door middel van geweld of bedreiging. Tijdens de zitting op 28 maart 2024 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten en een voorwaardelijke jeugddetentie geëist, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte op basis van onvoldoende bewijs.

De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer, [naam 1], zorgvuldig gewogen. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor de gestelde dwang. De verklaring van [naam 1] werd niet ondersteund door ander bewijs, zoals camerabeelden of forensisch bewijs dat geweld of dwang aantoont. Het NFI-onderzoek naar DNA-materiaal op de binnenste schaamlippen van [naam 1] bevestigde weliswaar de aanwezigheid van het DNA van de verdachte, maar dit was niet voldoende om de vereiste dwang voor verkrachting of aanranding te bewijzen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de ten laste gelegde feiten had begaan, en sprak hem vrij.

Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, [naam 1], die schadevergoeding eiste, niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de kosten van de verdediging van de verdachte in verband met deze vordering op nihil begroot.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-008132-23
Datum uitspraak: 11 april 2024
Tegenspraak
Vonnis (vul parketnummer in)van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[de verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] ' [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzitting van 28 maart 2024.
De officier van justitie in deze zaak is mr. L. Post en de advocaat van de verdachte is mr. A.R. Rens te 's-Gravenhage. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 11 januari 2022 te Rijswijk door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door [naam 1] onverhoeds aan de arm, althans het lichaam vast te pakken en/of (vervolgens) mee te trekken/nemen in de toiletruimte en/of (vervolgens) in een toilethokje en/of (vervolgens) het toilethokje op slot te doen en/of (vervolgens) zijn, verdachtes, hand op de mond van die [naam 1] te leggen en/of (vervolgens) de broek en/of onderbroek van die [naam 1] naar beneden te trekken en/of de handen van die [naam 1] vast te pakken/houden, [naam 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 1] , te weten het betasten van de vagina en/of de schaamstreek en/of (vervolgens) het duwen/drukken van zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [naam 1] ;
2
hij op of omstreeks 11 januari 2022 te Rijswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [naam 1] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 1] , immers heeft hij
- onverhoeds de arm, althans het lichaam van die [naam 1] vastgepakt en/of
- ( vervolgens) die [naam 1] meegetrokken/meegenomen in de toiletruimte en/of
(vervolgens) in een toilethokje en/of
- ( vervolgens) het toilethokje op slot gedaan en/of
- ( vervolgens) zijn, verdachtes, hand op de mond van die [naam 1] gelegd en/of
- ( vervolgens) de broek en/of onderbroek van die [naam 1] naar beneden getrokken en/of
- ( vervolgens) (meermalen) zijn penis in en/of tegen de vagina van die [naam 1] heeft gebracht/gedrukt en/of
- de handen van die [naam 1] vastgepakt/gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 11 januari 2022 te Rijswijk, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door [naam 1]
- onverhoeds te (tong)zoenen op/in haar mond en/of
- onverhoeds te betasten aan haar vagina en/of heupen en/of billen, althans haar lichaam die [naam 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het (tong)zoenen op/in haar mond en/of het betasten van haar vagina en/of heupen en/of billen, althans haar lichaam.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden met een proeftijd van twee jaren, met als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van die proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit. De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf, bestaande uit een leerstraf, te weten Tools4U Verlengd Plus, voor de duur van 35 uren, subsidiair 17 dagen vervangende jeugddetentie gevorderd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is. Hij heeft daartoe aangevoerd dat [naam 1] (hierna [naam 1] ) heeft verklaard over de ten laste gelegde handelingen en gedragingen die gaan over dwang en geweld maar dat zich in het dossier geen andere bewijsmiddelen bevinden voor het geweld en/of dwang en dat dat noodzakelijk is om de ten laste gelegde feiten te kunnen bewijzen.
3.3
Beoordeling
In deze zaak draait het om de vraag wat er op 11 januari 2022 tussen de verdachte en [naam 1] is gebeurd in de toiletruimte op hun middelbare school in Rijswijk.
Verklaring [naam 1]
heeft driemaal een verklaring afgelegd. Dat is gebeurd op 11 januari 2022, de dag van het voorval in het kader van een informatief gesprek bij de politie, op 3 februari 2022 en op 4 maart 2022 als getuige bij de politie.
[naam 1] heeft bij de politie verklaard dat zij de verdachte, met wie zij bevriend was, bij het toilet zag staan. Zij hebben toen even gekletst. De verdachte heeft haar daarna van achteren beetgepakt om haar een knuffel te geven. Dat vond zij oké. Hierna heeft de verdachte haar pols gepakt en haar meegetrokken naar de toiletruimte. In de toiletruimte heeft de verdachte haar meegetrokken in een wc-hokje, de deur op slot gedaan en haar vervolgens op de mond gezoend. Zij heeft steeds geprobeerd om haar hoofd weg te draaien en geprobeerd harder te gaan praten. De verdachte heeft toen zijn hand voor en over haar mond gedaan. Vervolgens heeft hij haar broek en onderbroek naar beneden getrokken en zijn geslachtsdeel tevoorschijn gehaald. Hij probeerde zijn geslachtsdeel in haar vagina te stoppen door haar benen uit elkaar te duwen, maar dat lukte niet omdat zij aan het tegenstribbelen was. Hij heeft vervolgens zijn vinger in haar vagina gedaan. Zij probeerde zijn hand weg te duwen, maar dat lukte niet omdat hij haar handen gekruist vast had bij haar polsen.
Verklaring verdachte
De verdachte heeft verklaard dat [naam 1] en hij die dag via snapchat bij de toiletten hadden afgesproken en dat zij in de toiletruimte hebben gezoend. Hieraan heeft [naam 1] volgens de verdachte vrijwillig meegedaan. De verdachte ontkent dat er andere seksuele handelingen hebben plaatsgevonden.
(Steun)bewijs ten aanzien van dwang
Voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde, te weten (poging tot) verkrachting dan wel aanranding, is vereist dat de verdachte dwang heeft uitgeoefend op [naam 1] . Daarvoor dient vast komen te staan dat de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat [naam 1] de tenlastegelegde handelingen tegen haar wil heeft ondergaan en dat die dwang heeft plaatsgevonden door middel van geweld of een andere feitelijkheid, dan wel bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid als in de tenlastelegging nader omschreven.
De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of er voldoende bewijs is dat de verdachte [naam 1] heeft gedwongen seksuele handelingen te ondergaan.
Allereerst stelt de rechtbank voorop dat bij de beoordeling van het bewijs in een zedenzaak zich vaak de situatie voordoet dat alleen het slachtoffer en verdachte aanwezig zijn geweest bij de bewuste handelingen en dat zij verschillend verklaren over wat er is gebeurd.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige, in dit geval die van [naam 1] . De hier bedoelde regel van het bewijsminimum strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt om tot een bewezenverklaring te komen als de verklaring van één getuige met betrekking tot de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vereist een beoordeling van het concrete geval. De Hoge Raad heeft bepaald dat het steunbewijs op relevante wijze in verband moet staan met de verklaring van de getuige. Niet is vereist dat seksuele handelingen als zodanig bevestiging dienen te vinden in ander bewijsmateriaal. Voldoende is dat de verklaring van de aangever op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen.
Nu het onderdeel dwang een essentieel bestanddeel is van verkrachting en aanranding dient hiervoor naar het oordeel van de rechtbank op dit onderdeel naast de verklaring van [naam 1] enig ander (steun)bewijs te zijn om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten te kunnen komen.
Bij [naam 1] is een bemonstering van de binnenste schaamlippen genomen. Deze bemonstering is door het NFI onderzocht. Uit deze bemonstering (ZAAE1220NL#02) is een enkelvoudig Y-chromosomaal (‘mannelijk’) DNA-profiel verkregen. Uit het NFI-rapport blijkt dat het Y-chromosomale DNA-profiel van de verdachte overeenkomt met dit profiel. Het DNA-profiel uit de bemonstering is zeer veel waarschijnlijker (dit betekent 10.000 – 1.000.000) wanneer – kort gezegd – de verdachte of een man in de vaderlijke lijn van de verdachte de donor is dan wanneer dit niet zo is. De rechtbank concludeert hieruit dat de verdachte donor is van het mannelijke celmateriaal op de binnenste schaamlippen van [naam 1] . De rechtbank neemt bij het trekken van deze conclusie de rest van het dossier in aanmerking, waaronder het feit dat er geen aanwijzingen zijn aangetroffen voor betrokkenheid van een man in de vaderlijke lijn van de verdachte.
Het aangetroffen celmateriaal van de verdachte op de binnenste schaamlippen van [naam 1] is een aanwijzing dat er op seksueel gebied, in tegenstelling tot wat de verdachte heeft verklaard, meer heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en [naam 1] dan alleen zoenen. Het aantreffen van dit celmateriaal op deze plekken zegt echter niets over hoe en onder welke omstandigheden het daar terecht is gekomen. Dit betekent dat de uitkomst van het NFI-rapport geen ondersteunend bewijs is voor de vereiste dwang bij een (poging tot) verkrachting en aanranding.
Op 11 januari 2023 is [naam 1] in het Juliana kinderziekenhuis door een forensisch arts lichamelijk onderzocht. Uit dit onderzoek zijn geen sporen van geweld of fysieke dwang op het lichaam van [naam 1] naar voren gekomen.
De rechtbank overweegt voorts dat geen geweldshandelingen zichtbaar zijn op de camerabeelden van de school. In het proces-verbaal waarin de beelden zijn beschreven heeft de verbalisant opgeschreven dat het erop lijkt dat [naam 1] niet tegenstribbelt als de verdachte haar arm vastpakt en haar de toiletruimte in beweegt, maar zij kennelijk met de beweging van de verdachte meegaat de toiletruimte in. Verder zijn ook geen andere relevante elementen uit de verklaring van [naam 1] op de beelden waarneembaar. De rechtbank ziet hierin geen steunbewijs voor de verklaring van [naam 1] , dat zij door de verdachte is gedwongen de door in haar verklaring genoemde seksuele handelingen te ondergaan.
Conclusie
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat in het dossier geen (steun) bewijs aanwezig is voor de door [naam 1] gestelde dwang. Nu het vereiste dwangelement van verkrachting dan wel aanranding niet bewezen kan worden verklaard, dient de verdachte te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.

4.De vordering van de benadeelde partij

[naam 1] , wettelijk vertegenwoordigd door [naam 2] en ter zitting vertegenwoordigd door mr. J.M. Bekooij, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 2.000 te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op immateriële schade. Ook is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering - gelet op zijn pleidooi om de verdachte vrij te spreken van de ten last gelegde feiten - moet worden afgewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte ter zake van de feiten waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken en aan hem dus geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
de vordering van de benadeelde partij
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, voorzitter,
mr. N.I.S. Boers, kinderrechter,
en mr. M.M.C. Limbeek, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mrs. R. van Warners
en E.D.C. Donker Ladrón de Guevara, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 april 2024.