ECLI:NL:RBDHA:2024:5859

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
09-309761-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring gewelddadige overval op een avondwinkel met vrijspraak voor betrokkenheid bij een tweede overval

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 april 2024 uitspraak gedaan in een jeugdstrafrechtelijke kwestie. De verdachte, geboren in 2006, werd beschuldigd van een gewapende overval op een avondwinkel, waarbij hij samen met anderen een medewerker bedreigde met een mes en een schroevendraaier. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan de overval op de supermarkt 'Mira' op 25 november 2022, waarbij hij 600 euro en andere goederen heeft weggenomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 44 dagen en een werkstraf van 152 uren, waarvan 100 uren voorwaardelijk. Daarnaast is er een vordering tot schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, die immateriële schade heeft geleden door de overval. De rechtbank sprak de verdachte vrij van betrokkenheid bij een tweede overval op de avondwinkel 'Quick E', omdat er onvoldoende bewijs was om zijn betrokkenheid bij deze overval te bevestigen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij bij deze tweede overval aanwezig was, ondanks de sterke overeenkomsten in modus operandi met de overval op de supermarkt. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 2.000 vorderde, toegewezen, inclusief wettelijke rente vanaf de datum van de overval.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-309761-22
Datum uitspraak: 11 april 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaken tegen de verdachte:
[de verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag 1] 2006 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzitting van 28 maart 2024.
De officier van justitie in deze zaak is mr. N. Bakker en de advocaat van de verdachte is mr. I.A. van Straalen. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 25 november 2022 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 600 euro, althans enig geldbedrag en/of sigaretten en/of e-smokers en/of (andere) rookwaren, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] en/of supermarkt ‘Mira’, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welke geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- voorzien van een geheel of gedeeltelijk voor zijn/hun hoofd/gezicht getrokken sjaal/doek en/of muts/capuchon, althans (in ieder geval) voorzien van een geheel of gedeeltelijk bedekt gezicht en/of plastic handschoenen en/of,
- zich naar/in voornoemde (avond)winkel heeft/hebben begeven en/of
- ( vervolgens) over/achter de balie heen is/zijn geklommen en/of gekomen en/of
- ( vervolgens) een (vlees)mes en/of een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op/richting de buik, althans het lichaam van die [naam 1] heeft/hebben gericht, althans (in ieder geval) een (vlees)mes en/of een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [naam 1] heeft/hebben getoond/voorgehouden en/of
- ( daarbij) dreigend tegen die [naam 1] heeft/hebben geroepen: "dit is een overval, ik ga je steken, ik ga je steken" en/of "hoe gaat deze kanker kassalade open", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2
hij op of omstreeks 25 november 2022 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 600 euro, althans enig geldbedrag en/of sigaretten en/of e-smokers en/of (andere) rookwaren, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [naam 1] en/of supermarkt ‘Mira’, in elk geval aan een derde toebehoorde(n) welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- voorzien van een geheel of gedeeltelijk voor zijn/hun hoofd/gezicht getrokken sjaal/doek en/of muts/capuchon, althans (in ieder geval) voorzien van een geheel of gedeeltelijk bedekt gezicht en/of plastic handschoenen en/of,
- zich naar/in voornoemde (avond)winkel heeft/hebben begeven en/of
- ( vervolgens) over/achter de balie heen is/zijn geklommen en/of gekomen en/of
- ( vervolgens) een (vlees)mes en/of een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op/richting de buik, althans het lichaam van die [naam 1] heeft/hebben gericht, althans (in ieder geval) een (vlees)mes en/of een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [naam 1] heeft/hebben getoond/voorgehouden en/of
- ( daarbij) dreigend tegen die [naam 1] heeft/hebben geroepen: "dit is een overval, ik ga je steken, ik ga je steken" en/of "hoe gaat deze kanker kassalade open", althans woorden van gelijke aard en/of strekking
3
hij op of omstreeks 20 november 2022 te ’s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 190 euro, althans enig geldbedrag, en/of sigaretten en/of vapers en/of (andere) rookwaren, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 2] en/of [naam 3] en/of avondwinkel "Quick E", in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) :
- voorzien van een geheel of gedeeltelijk voor zijn/hun hoofd/gezicht getrokken sjaal/doek/mondkap en/of een muts/capuchon, althans (in ieder geval) voorzien van een geheel of gedeeltelijk bedekt gezicht,
- ( gewapend met een mes althans een scherp en/of puntig voorwerp) voornoemde avondwinkel binnen te gaan en/of
- ( vervolgens) over/achter de balie heen is/zijn geklommen en/of gesprongen en/of gekomen en/of
- ( vervolgens) achter de (vluchtende) voornoemde [naam 2] aan is/zijn gelopen en/of
- ( vervolgens) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op/richting het lichaam van die [naam 2] heeft/hebben gericht, althans (in ieder geval) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [naam 2] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of
- ( vervolgens) de kassa(lade) open te slaan en/of open te maken en/of
- ( daarbij) tegen die [naam 2] hebben geroepen “geld, geld”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het onder 1 en 3 ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde bepleit. Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat dit feit kan worden bewezen verklaard.
3.3.
Vrijspraak feit 2
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
3.4.
Vrijspraak feit 3
De rechtbank is van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen.
Het betreft hier het medeplegen van een diefstal met geweld (een overval in de avondwinkel Quick-E).
De verdachte heeft ontkend dat hij betrokken was bij deze overval. Hij heeft verklaard dat hij wist van deze overval en dat hij ook is gevraagd om mee te doen aan deze overval, maar dat hij hierop ‘nee’ heeft gezegd.
De rechtbank ziet dat de modus operandi van deze overval sterke overeenkomsten heeft met de overval vijf dagen later in de supermarkt Mira (onder feit 1 ten laste gelegd, bekend door de verdachte). Er is naar het oordeel van de rechtbank echter geen wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte een van de drie overvallers was die op 20 november 2022 de avondwinkel Quick E hebben overvallen. Daarbij overweegt de rechtbank dat, anders dan bij de overval in de supermarkt Mira (feit 1), de kenmerken van de verdachte (lichte ogen en blanke huidskleur), voor zover deze al voldoende specifiek zouden zijn op basis daarvan een verdachte aan te herkennen, niet genoemd worden door de aangeefster [naam 2] . In de uitgewerkte aanvullende aangifte staat namelijk dat de jongen met het mes een lichte huidskleur had, maar in de handgeschreven versie van de verklaring van de aangeefster staat dat hij licht getint (niet blank, niet donker) was. Dit is dus niet correct overgenomen en daarbij is naar het oordeel van de rechtbank de huidskleur op zichzelf ook geen onderscheidend kenmerk dat specifiek ziet op de verdachte op basis waarvan de rechtbank de conclusie kan trekken dat de verdachte bij deze overval betrokken was.
De rechtbank heeft ook overigens geen bewijsmiddelen gevonden, die, alleen of in onderlinge samenhang bezien, de verdachte op de tijd van het misdrijf in of bij de avondwinkel Quick E plaatsen. De rechtbank overweegt daartoe nog als volgt.
In de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft de politie een notitie gevonden die gemaakt is op 18 november 2022, twee dagen vóór de overval. In deze notitie wordt gesproken over een “ov”, 3 fietsen en “P” en “ [naam 4] ”, die kennelijk een eigen wapen moesten regelen. Medeverdachte [medeverdachte 2] , die dit feit heeft bekend, heeft op de telefoon van de verdachte op Snapchat, de naam ‘ [naam 5] ’, hetgeen erg lijkt op ‘ [naam 4] ’. De rechtbank acht het aannemelijk dat het hier dus om [medeverdachte 2] gaat in die notitie. Het telefoonnummer van de verdachte staat in de telefoon van verdachte [medeverdachte 1] opgeslagen als “P”. Dit roept de nodige vragen op, de notitie vormt echter geen bewijs dat de verdachte daadwerkelijk één van de uitvoerders is geweest.
Verder is de verdachte weliswaar op 20 november 2022 om 16:42 uur en om 17:16 uur vanuit de telefoon in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 2] en om 19:21 uur en om 19:24 uur vanuit de telefoon in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 1] , gebeld. De verdachte heeft die telefoontjes toen echter niet beantwoord.
Ook het feit dat de telefoon van verdachte gedurende de overval uitstond, hetgeen ook het geval was tijdens de overval op de supermarkt Mira die de verdachte heeft bekend, zijn aanwezigheid in de kelderbox van de medeverdachte [medeverdachte 2] vlak na de overval en het feit dat hij gedurende meerdere dagen nieuwsberichten over deze overval heeft opgezocht roepen, mede gelet op zijn betrokkenheid op de enkele dagen later gepleegde overval op de supermarkt Mira, de nodige vragen op. Echter, ook deze omstandigheden zijn onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de vaststelling dat de verdachte bij deze overval aanwezig danwel betrokken was.
Hoewel de omstandigheden op zichzelf dus wel vragen oproepen, is de rechtbank van oordeel dat deze ook in onderling verband en samenhang bezien onvoldoende wettig en overtuigend bewijs zijn dat de verdachte bij deze overval aanwezig en betrokken was. De verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
3.5.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL2022355206, onderzoek 30Lybra, onderzoeksnummer DH3R022096, van de politie districtsrecherche Den Haag-Zuid, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 531).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van
28 maart 2024;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 25 november 2022
(p. 74-75);
3. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, opgemaakt op 20 december 2022
(p. 64-70).
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 25 november 2022 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen enig geldbedrag en sigaretten en e-smokers
van[naam 1] en/of supermarkt ‘Mira’ heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van bedreiging met geweld tegen die [naam 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
engemakkelijk te maken,
welke bedreiging met geweld bestond uit het:
- zich voorzien van een geheel of gedeeltelijk bedekt gezicht en plastic handschoenen naar voornoemde
supermarktbegeven en,
- vervolgens achter de balie komen,
- vervolgens een (vlees)mes op de buik van die [naam 1]
richten, en een schroevendraaier aan die [naam 1]
tonenen
- daarbij dreigend tegen die [naam 1] roepen: "dit is een overval, ik ga je steken, ik ga je steken" en "hoe gaat deze kanker kassalade open".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straf

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte, rekening houdend met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 193 dagen met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd daarvan een gedeelte van 150 dagen voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) is geadviseerd.
De officier van justitie verzoekt om aanvulling van de voorwaarden met een contactverbod met de aangevers/ slachtoffers, naast het contactverbod met de medeverdachten en een locatieverbod voor de supermarkt Mira en de avondwinkel Quick E. Voorts plaatst zij een kanttekening bij het geadviseerde alcohol- en drugsverbod, omdat deze voorwaarde niet nodig lijkt.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman wijst op het risico van de voorwaardelijke jeugddetentie gelet op de kans dat de verdachte terug gemeld kan worden als hij na een lange periode een keer niet naar school zou gaan. De verdachte kan dan alsnog geconfronteerd worden met een jeugddetentie. Daarom bepleit de raadsman een voorwaardelijke taakstraf. Daarnaast verzoekt de raadsman om een matiging van de straf – met betrekking tot de lengte van het voorwaardelijke strafdeel – gelet op de bepleite vrijspraak van feit 3.
In plaats van het door de Raad geadviseerde alcohol- en drugsverbod, ziet de raadsman grotere meerwaarde in een alternatieve bijzondere voorwaarde zoals ‘het luisteren naar de reclassering als je wordt aangesproken op drank- of drugsmisbruik’. Verder is de raadsman het eens met de uitbreiding van het contactverbod en het locatieverbod, enkel alleen voor zover dit betrekking heeft op het slachtoffer van feit 1 en de supermarkt Mira.
De raadsman verzoekt om het geschorste bevel van de voorlopige hechtenis op te heffen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het gepleegde feitDe verdachte heeft samen met anderen een gewapende overval op een supermarkt gepleegd, waarbij geld, sigaretten en e-smokers werden buitgemaakt. Ze zijn de winkel binnengestormd en hebben de aanwezige medewerker ernstig bedreigd met een (vlees)mes en een schroevendraaier. De drie overvallers hadden hun gezichten bedekt en richtten hun steekwapens op korte afstand op het slachtoffer. Ze riepen daarbij
‘dit is een overval, ik ga je steken, ik ga je steken’. Dit is een ernstig feit dat de verdachte pleegde toen hij nog maar 16 jaar oud was.
De drie hadden geen oog voor het geweld, de angst, schade en het ongemak waarmee de eigenaar, die in de winkel was, werd en wordt geconfronteerd. Bovendien kunnen dit soort overvallen ook andere mensen een onveilig gevoel geven, bijvoorbeeld mensen die in de buurt van de avondwinkel wonen of er regelmatig iets kopen en mensen die van de overval gehoord hebben. De verdachten hebben hier niet bij stilgestaan..
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte. Aan de verdachte is in maart 2023 een werkstraf opgelegd, en in oktober 2021 is een transactie aangeboden, beiden voor overtreding van de Leerplichtwet.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het adviesrapport van de Raad van 16 oktober 2023 en de mondelinge toelichting die daarop door de medewerkers van de Raad en jeugdreclassering ter zitting is gegeven.
Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden de plicht om gedurende de termijn tot schooldiploma behalen onderwijs te volgen, een alcohol- en drugsverbod, een contactverbod met medeverdachten, verplichte begeleiding van de Coach 25 en de meldplicht.
Tijdens de behandeling ter zitting is van de zijde van de Raad en de jeugdreclassering de twijfel geuit of begeleiding vanuit de jeugdreclassering nog aangewezen is, mede gelet op het feit dat de verdachte bijna 18 jaar is. De reden voor deze twijfel was dat de verdachte de afgelopen maanden ‘onbereikbaar’ was. Het was moeilijk om met hem in contact te komen en er zijn opnieuw zorgen over het schoolverzuim.
Er is bij de verdachte een psychologisch onderzoek afgenomen. Daar komt uit dat hij geen stoornis heeft en dat hij slim is maar wel makkelijk beïnvloedbaar: hij heeft vrienden die hem beïnvloeden en hem in lastige situaties kunnen brengen. Tegelijkertijd wordt ter zitting en in het raadsrapport benoemd dat de verdachte het afgelopen jaar niet meer in aanraking met de politie is gekomen, en dat de verdachte over voldoende vaardigheden beschikt om niet in herhaling te vallen.
De verdachte heeft ter zitting spijt betuigd. Daarnaast gaf de verdachte aan dat hij zijn school wil afmaken maar dat hij het tegelijkertijd moeilijk vindt om gemotiveerd te blijven. Vanuit de school waar de verdachte eerder heen ging, is genoemd dat de opleiding misschien te makkelijk is voor de verdachte en dat hij zich daarom niet zo goed kan motiveren.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank komt in lijn met het advies van de Raad tot de conclusie dat een (deels) voorwaardelijke werkstraf met bijzondere voorwaarden een passende straf is. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om nog een voorwaardelijke jeugddetentie aan de verdachte op te leggen.
Wel zal de rechtbank, gelet op de ernst van het feit, een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen. De verdachte heeft 44 dagen in voorarrest gezeten. Gelet op de ernst van het feit, is dit een beperkte tijd geweest. Toch zal de rechtbank de verdachte niet terugsturen naar de Justitiële Jeugdinrichting en de verdachte nu de kans geven om zijn schooldiploma te halen. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de verdachte na het feit waarvoor hij nu wordt veroordeeld, zich niet opnieuw aan strafbare feiten schuldig heeft gemaakt en ook niet meer in de aandacht van de politie is gekomen.
De rechtbank zal de geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen met uitzondering van het alcohol- en drugsverbod. Het contactverbod zal worden uitgebreid, zodat dit ook geldt met betrekking tot het slachtoffer [naam 1] . Een locatieverbod naast een contactverbod acht de rechtbank niet nodig.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1.
Inleiding
[naam 1] , heeft zich via zijn gemachtigde mr. L. da Silva, advocaat te Den Haag inzake parketnummer 09-309761-22, als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert een vergoeding van schade van een bedrag van € 2.000, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op immateriële schade. Ook is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en om oplegging van een contact- en locatieverbod.
7.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering geheel en hoofdelijk toe te wijzen, inclusief de wettelijke rente. Tevens is verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de vordering van de benadeelde partij te matigen en voert daartoe het volgende aan. Het doormaken van een overval is weliswaar voldoende om aan te nemen dat er sprake is van letsel, maar de vordering is onvoldoende onderbouwd met betrekking tot de aangevoerde feitelijke omstandigheden.
7.4.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. De rechtbank acht de vordering als vergoeding van de immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar, aangezien voldoende aannemelijk is geworden dat het slachtoffer psychische schade is toegebracht als gevolg van het handelen van de verdachte. Namens de benadeelde partij zijn in de vordering voldoende concrete omstandigheden aangevoerd waaruit dit volgt. De ernst van het strafbare feit, waarbij het slachtoffer met een (vlees)mes is bedreigd en vervolgens beroofd, leidt er zonder meer toe dat het slachtoffer ernstig is aangetast in zijn persoon. De gestelde dreigende uitlatingen zijn ter zitting aan de verdachte voorgehouden (zoals "dit is een overval, ik ga je steken, ik ga je steken") en zijn ook door de verdachte erkend. De rechtbank kan zich voorstellen dat het slachtoffer nog veel last heeft van de gevolgen van deze overval en acht dit ook aannemelijk. Zij acht het gevorderde bedrag niet te hoog en zal dit hoofdelijk toewijzen, inclusief de wettelijke rente.
Deze beslissing brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de (hoofdelijke) verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.000, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 25 november 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [naam 1] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en de maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraakverklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaringverklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.6 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
strafveroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
44 (VIERENVEERTIG) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
werkstraf
veroordeelt de verdachte verder tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
152 (HONDERDTWEEENVIJFTIG) UREN;
bepaalt dat een gedeelte van deze taakstraf, te weten
100 (HONDERD) UREN, niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
76 (ZESENZEVENTIG) DAGEN;
bepaalt dat de veroordeelde, ook in het geval hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, in aanmerking komt voor vervangende jeugddetentie in plaats van vervangende hechtenis;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich meldt bij de Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden te Den Haag en zich daarna gedurende de proeftijd op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen blijft melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht en zijn medewerking verleent aan de daaruit voortvloeiende afspraken;
2. gedurende de proeftijd tot aan het moment dat hij zijn schooldiploma haalt, onderwijs volgt, en totdat het onderwijs geregeld is andere zinvolle door de jeugdreclassering goedgekeurde dagbesteding heeft, zoals het volgen van taalonderwijs in de Nederlandse taal;
3. gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect en ook niet via sociale media – contact zal opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer:
- [naam 1] , geboren op [geboortedag 2] 1991,
en met de medeverdachten:
- [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag 3] 2007, en
- [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 4] 2007,
zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
4. gedurende de proeftijd wordt verplicht zich onder begeleiding van de Coach 25 te stellen;
geeft opdracht aan
Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
7. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
8. zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden
toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek
van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de
jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht,
daaronder begrepen.
de vordering van de benadeelde partij (feit 1)
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 1] hoofdelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [naam 1] , een bedrag van € 2.000, zijnde immateriële schade, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 25 november 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan met veroordeling van de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt - tot op heden begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 2.000, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 25 november 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[naam 1];
bepaalt dat indien volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
0 dagen.
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij dan wel aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste beveltot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.M.C. Limbeek, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter en
mr. N.I.S. Boers, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mrs. R. van Warners en
E.D.C. Donker Ladrón de Guevara, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 april 2024.