ECLI:NL:RBDHA:2024:5854

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
C/09/661863/ KG ZA 24-143
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over de nakoming van een overeenkomst tot overname van aandelen en schorsing van een bestuurder

In deze zaak heeft Toogwijk Holding B.V. (hierna: Toogwijk) een kort geding aangespannen tegen Avjlac Holding B.V. (hierna: AVJLAC) en een gedaagde, die procedeert in persoon. De zaak betreft de nakoming van een overeenkomst tot overname van aandelen in [bedrijfsnaam 1] B.V. door AVJLAC van Toogwijk. De partijen hebben een akkoord op hoofdlijnen bereikt over de koopprijs en de betalingstermijnen, maar AVJLAC heeft tot op heden de eerste termijn van de koopprijs niet voldaan. Toogwijk vordert dat AVJLAC wordt veroordeeld om de aandelen over te nemen en de koopprijs te betalen, alsook om AVJLAC te schorsen als bestuurder van [bedrijfsnaam 1].

De voorzieningenrechter oordeelt dat er voldoende aannemelijkheid is dat de bodemrechter de vordering van Toogwijk zal toewijzen, gezien de gemaakte afspraken en het feit dat AVJLAC de overeenkomst niet nakomt. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van Toogwijk toe, met uitzondering van de vordering tot persoonlijke borgstelling door de gedaagde, omdat er onvoldoende bewijs is dat hierover definitieve overeenstemming is bereikt. Tevens wordt AVJLAC met onmiddellijke ingang beperkt in zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid als bestuurder van [bedrijfsnaam 1], totdat de eerste termijn van de koopprijs is voldaan. De kosten van het geding worden aan AVJLAC opgelegd, terwijl Toogwijk in de kosten van de gedaagde wordt veroordeeld.

De uitspraak is gedaan door mr. H.J. Vetter op 11 april 2024.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/661863/ KG ZA 24-143
Vonnis in kort geding van 11 april 2024
in de zaak van
Toogwijk Holding B.V.te Den Haag,
eiseres,
advocaten mrs. S.S. van Dam en M. IJsebrands te Den Haag,
tegen:

1.Avjlac Holding B.V. te Den Haag,

2. [gedaagde]te [woonplaats] ,
gedaagden,
procederend in persoon,
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘Toogwijk’, ‘AVJLAC’ en ‘ [gedaagde] ’. AVJLAC en [gedaagde] worden gezamenlijk aangeduid als gedaagden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 februari 2024 met producties 1 t/m 53;
- de nader door Toogwijk ingediende producties 54 t/m 72;
- de schriftelijke reactie van [gedaagde] ;
- de op 25 maart 2024 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door Toogwijk pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[gedaagde] is enig aandeelhouder en bestuurder van AVJLAC. [naam] (hierna: [naam] ) is enig aandeelhouder en bestuurder van Toogwijk.
2.2.
Toogwijk houdt 30% en AVJLAC houdt 70% van de aandelen in [bedrijfsnaam 1] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 1] ). Toogwijk en AVJLAC zijn ook de bestuurders van [bedrijfsnaam 1] en zijn ieder zelfstandig bevoegd.
2.3.
[bedrijfsnaam 1] houdt zich onder meer bezig met projectontwikkeling.
2.4.
[bedrijfsnaam 1] houdt 50% van de aandelen in [bedrijfsnaam 2] B.V., die zich bezighoudt met de herontwikkeling van drie monumentale kantoorpanden naar twaalf appartementen (hierna: project [bedrijfsnaam 2] ). [bedrijfsnaam 1] houdt ook 50% van de aandelen in de projectvennootschap [bedrijfsnaam 3] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 3] ), die zich bezighoudt met de ontwikkeling van twee locaties in [het project] (hierna: [het project] ). De overige 50% van de aandelen in [bedrijfsnaam 3] wordt gehouden door de samenwerkingspartner van [bedrijfsnaam 1] , [bedrijfsnaam 4] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 4] ).
2.5.
[bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 4] zouden ieder voor 50% voorzien in de financieringsbehoefte van [bedrijfsnaam 3] . [bedrijfsnaam 4] heeft de financiering van [bedrijfsnaam 1] , van € 1,6 miljoen, voorgeschoten, omdat [bedrijfsnaam 1] de financiering niet rond kreeg. [bedrijfsnaam 1] diende dit bedrag uiterlijk op 1 juli 2023 aan [bedrijfsnaam 4] terug te betalen. Tot zekerheid van terugbetaling vestigde [bedrijfsnaam 1] ten behoeve van [bedrijfsnaam 4] een pandrecht op 50% van de aandelen van [bedrijfsnaam 1] in [bedrijfsnaam 3] .
2.6.
[bedrijfsnaam 1] heeft [bedrijfsnaam 4] niet terugbetaald. Op 26 juli 2023 liet [bedrijfsnaam 4] [bedrijfsnaam 1] bij brief weten dat zij zich zou wenden tot de voorzieningenrechter om toestemming te vragen voor onderhandse verkoop van de aandelen van [bedrijfsnaam 1] in [bedrijfsnaam 3] op grond van haar pandrecht op die aandelen.
2.7.
Op 6 augustus 2023 heeft de advocaat van Toogwijk AVJLAC aangeschreven. Toogwijk heeft zich in die brief op het standpunt gesteld dat AVJLAC onrechtmatig heeft gehandeld door [bedrijfsnaam 1] , zonder voorafgaande goedkeuring van het bestuur, geldleningsovereenkomsten te laten sluiten en/of [bedrijfsnaam 1] borg te laten stellen voor geldleningsovereenkomsten die zijn gesloten ten behoeve van ondernemingen van [gedaagde] en dat [bedrijfsnaam 1] door het handelen van AVJLAC en [gedaagde] op een faillissement lijkt af te stevenen.
2.8.
Voornoemde brief heeft geleid tot onderhandelingen tussen Toogwijk en AVJLAC over een uitkoop van Toogwijk uit [bedrijfsnaam 1] door AVJLAC.
2.9.
In augustus en september 2023 hebben partijen diverse (uitkoop)voorstellen aan elkaar gedaan. Geen van die voorstellen heeft tot overeenstemming geleid.
2.10.
Op 28 september 2023 heeft een algemene vergadering van aandeelhouders van [bedrijfsnaam 1] plaatsgevonden. Uit een transcript van die vergadering, blijkt dat [gedaagde] daar het volgende heeft verklaard:
“Oké, nou kijk, Ik ben meerdere leningen aangegaan vanuit mijn holding voor diverse activiteiten. En daar heb ik inderdaad getekend, ook vanuit [bedrijfsnaam 1] , als borg zijn, ik dacht dat (…) ik daartoe bevoegd was en achteraf had ik dat zeker moeten melden. Ja, en daar is dat geld dus naar diverse onderdelen. (…) Dat zijn ook leningen ten name van Interior Service geweest. Ik heb het ook gebruikt voor [bedrijfsnaam 1] zelf vanaf de afgelopen jaren deels. (…) Ik heb het gebruikt voor andere zaken zoals nou, in ieder geval privé Natuurlijk sowieso mijn eigen salaris. Deels in Rijswijk, want daar hebben we wel iets van geld ingestopt, dus Ik heb het eigenlijk verspreid over meerdere projecten. (…)”
2.11.
Op 13 oktober 2023 heeft AVJLAC een nieuw (uitkoop)voorstel gedaan aan Toogwijk:
“Hierbij een aanpassing op mijn voorstel:
[voornaam] [ [naam] ] ontvangt een totale vergoeding van € 800.000,- te betalen op de volgende data:
€ 200.000 per 1-2-2024;
€ 300.000 per 1-11-2024
€ 300.000 per 1-3-2025 of zoveel eerder als mogelijk
[voornaam] is gevrijwaard van eventuele verliezen
Aandelen worden verpand
Ik zorg voor extra zekerheid
Graag hoor ik of dit akkoord is in de basis om het verder uit te werken”
2.12.
De advocaat van Toogwijk heeft als volgt gereageerd:
“1. Welke extra zekerheid heb je exact voor ogen?
2. Welke aandelen worden exact verpand?
3. Wie tekenen er verder mee? (ik ga ervanuit dat [voornaam] ook wenste dat jij in privé zal mee tekenen);
4. Waarom zijn de data 1 feb, 11 november 2024 en 1 maart 2025 gekozen, voorzie jij dan een toename in cashflow of is de financiering dan rond?
5. Wie is exact de financier (als die er is);
6. Waarom is de eerste termijn lager dan de overige twee?;
7. De onderstaande waardering is lager dan [voornaam] in eerste instantie voor ogen had (welke ook al lager is dan de gepercipieerde ondernemingswaarde, [voornaam] zou wellicht 3x een betaling van € 325.000 wel in overweging willen nemen, hoe sta jij daar tegenover?"
2.13.
Op 15 oktober 2023 heeft [gedaagde] namens AVJLAC op de vragen van Toogwijk gereageerd:
“1. Extra zekerheid nog te overleggen maar ben bezig om de uitkoop door een derde te financieren en diegene zou dan mee moeten tekenen.
2. De aandelen van [bedrijfsnaam 1]
3. De financier zal mee moeten tekenen. Ikzelf in privé niet.
4. Die data zijn gekozen omdat ik dat als een reële data zie om gelden binnen te krijgen.
5. Ik heb een aantal lijntjes uitgegooid en wil graag tot 1 november de tijd krijgen om het rond te krijgen. Zodra er op hoofdlijnen een akkoord is, zal het voor mij makkelijker worden om het af te wikkelen.
6. Begrijp je punt niet?
7. Ik vind 800.000 EURO al heel veel geld en zeker in de huidige markt en zeker ook gezien de verliezen die er aan zitten te komen met Bellevue en de [bedrijfsnaam 2] .”
2.14.
De advocaat van Toogwijk heeft daar een reactie op gegeven (hierna
cursief en onderstreept). Op 16 oktober 2023 heeft [gedaagde] daar weer op gereageerd (zijn reacties weergegeven
cursief en vetgedrukt):
"1. Extra zekerheid nog te overleggen maar ben bezig om de uitkoop door een derde te financieren en diegene zou dan mee moeten tekenen.
Zoals gezegd is dit een harde eis, zonder liquide financier die goed voor zijn of haar geld is komt er geen overeenkomst (op hoofdlijnen) tot stand;Akkoord
2. De aandelen van [bedrijfsnaam 1]
Alle aandelen van [bedrijfsnaam 1] worden ter zekerheid van de vordering van [voornaam] aan hem verpand waarbij het stemrecht op deze aandelen aan [voornaam] toekomt als en voor zover er 1 termijn wordt gemist;Akkoord
3. De financier zal mee moeten tekenen. Ikzelf in privé niet.
Zie hiervoor; jij moet in privé mee tekenen;Moet ik overleggen.
4. Die data zijn gekozen omdat ik dat als een reële data zie om gelden binnen te krijgen.
Indien er voldoende zekerheid is kan [voornaam] akkoord gaan met een gespreide termijn, met boetebeding indien een datum niet wordt gehaald; Er zal wel een plausibele verklaring moeten komen waarom er in het geval van een financier er alsnog in termijnen moet worden betaaldAkkoord
5. Ik heb een aantal lijntjes uitgegooid en wil graag tot 1 november de tijd krijgen om het rond te krijgen. Zodra er op hoofdlijnen een akkoord is, zal het voor mij makkelijker worden om het af te wikkelen.[voornaam] is van mening dat je ruim voldoende tijd hebt gehad. De keuken staat spreekwoordelijk in de fik en van [voornaam] kan niet worden gevraagd tot 1 november in onzekerheid te blijven zitten.1 november is over twee weken en die tijd heb ik nodig
6. Begrijp je punt niet?
7. Ik vind 800.000 EURO al heel veel geld en zeker in de huidige markt en zeker ook gezien de verliezen die eraan zitten te komen met Bellevue en de [bedrijfsnaam 2] .
Gezien de potentie van de projecten achten wij een prijs van €1.000.000,- meer dan redelijk. Daar zit geen ruimte meer in. Indien er in termijnen wordt betaald zal dit bedrag evenredig worden verdeeld over de termijnen. Indien er eerder opbrengsten zijn zal er eerder worden betaald.900.000 EURO in 3 termijnen"
2.15.
Dezelfde dag nog stuurde [gedaagde] een nader bericht, dat als volgt luidt:
“Nog even aanvullend op mijn laatste email:
- in privé mee tekenen totdat de financier garant staat
- € 1 mio”
2.16.
De advocaat van Toogwijk heeft AVJLAC en [gedaagde] op 17 oktober 2023 een e-mailbericht gestuurd met de volgende inhoud:
“Zoals jullie weten is er een akkoord op hoofdlijnen bereikt. Hieronder vat ik deze hoofdlijnen samen:
 (…)
 Ter beslechting van het Geschil zijn Toogwijk en AVJLAC overeengekomen dat AVJLAC de aandelen van Toogwijk in [bedrijfsnaam 1] (…) zal overnemen (…);
 De voorwaarden en de wederzijdse verplichtingen van partijen zullen worden neergelegd in een schriftelijke vaststellingsovereenkomst (de
VSO);
 De door AVJLAC te betalen koopprijs voor de Aandelen bedraagt € 1.000.000,- (de Koopprijs);
 (…)
 Betaling van de Koopprijs door AVJLAC aan Toogwijk zal plaatsvinden in drie termijnen, waarbij de eerste termijn van € 333.333,33 (…) zal worden op 1 februari 2024, de tweede termijn van € 333.333,33 zal (…) worden betaald op 1 november 2024 en de laatste termijn van € 333.333,33 (…) betaald zal worden op 1 maart 2025 of zoveel eerder als mogelijk (…)
 (…)
 Als zekerheid voor de voldoening van de Koopprijs zal er een pandrecht worden gevestigd op 100% van de aandelen in [bedrijfsnaam 1] (…) waarbij het stemrecht op de verpande aandelen overgaat op Toogwijk onder de opschortende voorwaarde van (i) niet nakoming van de verplichtingen onder VSO en de Akte en (ii) de mededeling van Toogwijk aan AVJLAC;
 (…)
 Als zekerheid voor de voldoening van de Koopprijs door AVJLAC zullen [gedaagde] en de Financier zich in privé borg stellen jegens Toogwijk door mee te tekenen voor de VSO en de Akte respectievelijk de Akte; (…)”
2.17.
Op 29 december 2023 is bij deze rechtbank tussen [bedrijfsnaam 4] en [bedrijfsnaam 1] een vonnis in kort geding gewezen, waarbij de voorzieningenrechter de vorderingen van [bedrijfsnaam 4] , onder meer strekkende tot overdracht van de door [bedrijfsnaam 1] gehouden aandelen in [bedrijfsnaam 3] , heeft afgewezen.
2.18.
Op 21 januari 2024 heeft [gedaagde] aan de advocaat van Toogwijk en aan [naam] het volgende gemaild:
“Op dit moment is er nog best veel onduidelijkheid m.b.t. ons project in [het project] . (…) Nu is het zo dat [bedrijfsnaam 4] meteen voorstel is gekomen en ik weet niet hoe dit zich verder gaat ontwikkelen. Mijn voorkeur gaat uit naar een verkoop van onze aandelen aan een VORM dan wel een eindbelegger van waaruit interesse is momenteel.
Ik wil ca. € 4 mio hebben voor onze projecten in [het project] en daar ga ik vol voor alleen is de situatie nu erg onzeker en ik hoop snel duidelijkheid te hebben waar het naartoe gaat. (…)
Het bedrag waarvoor ik de aandelen over zou nemen zal moeten worden betaald op 50/50 basis waarbij de eerste 50% van het bedrag wordt uitgekeerd bij verkoop/transport van het project aan de [adres 1] te Rijswijk en de andere 50% bij verkoop/transport van de [adres 2] te Rijswijk. Dat is het meest logische.
Ik wil zaken zeker afronden maar ik kan niet in privé mee te kenen want dan moet mijn echtgenote mee tekenen en dat gaat niet gebeuren. Wel kan ik tekenen vanuit mijn holding en dan kunnen we deze week alles afronden.”
2.19.
Tot op heden heeft geen overdracht van de aandelen van Toogwijk aan AVJLAC en/of betaling plaatsgevonden.

3.Het geschil

3.1.
Toogwijk vordert, zakelijk weergegeven:
I. AVJLAC te veroordelen om binnen vijf werkdagen na dit vonnis de aandelen van Toogwijk in [bedrijfsnaam 1] over te nemen tegen betaling van een bedrag van € 333.333,33 (de eerste termijn) en onder vestiging van een pandrecht ter zekerheid van betaling van de volledige koopprijs van de aandelen ten behoeve van Toogwijk op alle door AVJLAC gehouden aandelen in [bedrijfsnaam 1] , waarbij het stemrecht op de verpande aandelen direct zal overgaan op Toogwijk indien niet wordt voldaan aan de betalingstermijn zoals hiervoor bedoeld en de betalingstermijnen genoemd onder II en III;
II. AVJLAC te veroordelen om uiterlijk op 1 november 2024 aan Toogwijk een bedrag van € 333.333,33 te betalen;
III. AVJLAC te veroordelen om uiterlijk op 1 maart 2025 aan Toogwijk een bedrag van € 333.333,33 te betalen;
IV. [gedaagde] te gebieden om direct na de overname van de aandelen ter zekerheid van betaling van de koopprijs, ten behoeve van Toogwijk een persoonlijke borgstelling af te geven in de zin van artikel 7:850 BW, dan wel ervoor te zorgen dat een externe financier een dergelijke borgstelling ten behoeve van Toogwijk afgeeft;
V. AVJLAC met onmiddellijke ingang te schorsen als bestuurder, althans het stem- en/of vergaderrecht van AVJLAC in het bestuur van [bedrijfsnaam 1] te schorsen, totdat AVJLAC heeft voldaan aan de verplichting om de aandelen van Toogwijk over te nemen tegen betaling van de eerste termijn van € 333.333,33, althans totdat een bodemrechter uitspraak heeft gedaan over haar bestuurspositie, althans tot een door de voorzieningenrechter te bepalen datum;
VI. AVJLAC en [gedaagde] te veroordelen alle in het kader van de vorderingen onder I, IV en V noodzakelijke handelingen te verrichten en daar medewerking aan te verlenen, waaronder het verschijnen bij de door Toogwijk aangewezen notaris van [notariskantoor] U.A. te Den Haag en/of het verlenen van een volmacht aan voornoemde notaris alsmede het verrichten van alle andere door voornoemde notaris noodzakelijk geachte handelingen;
VII. te bepalen dat AVJLAC en [gedaagde] ieder een dwangsom verbeuren van € 25.000 voor elke dag of elk dagdeel dat zij in gebreke blijven aan het voorgaande te voldoen, met een maximum van € 1.000.000 per gedaagde;
met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
3.2.
Daartoe voert Toogwijk – samengevat – het volgende aan. Partijen hebben een overeenkomst gesloten over de uitkoop van Toogwijk; zij hebben onder meer overeenstemming bereikt over de koopprijs, de betaaltermijnen en de zekerheidstelling. Gedaagden komen de overeenkomst niet na, zodat Toogwijk een (spoedeisend) belang heeft bij haar vordering tot nakoming van de overeenkomst. Toogwijk heeft ook een (spoedeisend) belang bij haar vordering tot schorsing van AVJLAC als bestuurder van [bedrijfsnaam 1] , totdat de eerste termijn van de koopprijs is betaald. AVJLAC heeft zich misdragen als bestuurder van [bedrijfsnaam 1] en heeft de continuïteit van [bedrijfsnaam 1] in gevaar gebracht. Toogwijk vreest dat AVJLAC [bedrijfsnaam 1] nog meer schade zal toebrengen als zij deze handelwijze voortzet. Het is daarom noodzakelijk dat AVJLAC, zolang Toogwijk nog aandeelhouder en bestuurder van [bedrijfsnaam 1] is, [bedrijfsnaam 1] niet meer kan en/of mag vertegenwoordigen.
3.3.
Gedaagden voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

Overeenstemming overname aandelen?
4.1.
Centraal staat de vraag – kort gezegd – of AVJLAC is gehouden tot nakoming van de door Toogwijk gestelde overeenkomst tot overname van de aandelen van Toogwijk in [bedrijfsnaam 1] tegen de daarin overeengekomen koopprijs en onder zekerheidstelling in de vorm van vestiging van een pandrecht en persoonlijke borgstelling.
4.2.
Volgens vaste jurisprudentie is ten aanzien van geldvorderingen (in hoofdzaak gaat het in dit geval om een geldvordering) in kort geding terughoudendheid geboden. Onderzocht moet worden of het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk is. Dat betekent dat met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten moet zijn dat de bodemrechter haar zal toewijzen. Daarnaast moet sprake zijn van feiten of omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. Voorts dient in de afweging van de belangen van partijen het restitutierisico betrokken te worden.
4.3.
AVJLAC betwist niet dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen; zij beaamt dat partijen een akkoord op hoofdlijnen hadden bereikt. Dat volgt ook uit de correspondentie tussen partijen, waarin [gedaagde] namens AVJLAC schriftelijk akkoord heeft gegeven op die hoofdlijnen (zie 2.14 en 2.15). De advocaat van Toogwijk heeft de afspraken tussen partijen per e-mail van 17 oktober 2023 aan gedaagden bevestigd. Die ‘hoofdlijnen’ zouden wellicht optimaliter nog (schriftelijke) nadere uitwerking behoeven, maar zijn in ieder geval voldoende concreet om als bindende overeenkomst te kunnen gelden, ook zonder die nadere uitwerking op een wijze die voor transacties als deze gebruikelijk is. Vast staat dat AVJLAC tot op heden de aandelen van Toogwijk niet heeft overgenomen en de eerste termijn van de koopsom – die op 1 februari 2024 moest worden betaald – niet is voldaan.
4.4.
AVJLAC verweert zich met de stelling dat – nadat partijen een akkoord op hoofdlijnen hadden bereikt – [bedrijfsnaam 4] een kort geding is gestart tegen [bedrijfsnaam 1] , waardoor de zaken er anders voor zijn komen te staan. Dat kort geding heeft volgens AVJLAC enerzijds invloed (gehad) op de waardering van de aandelen van Toogwijk in [bedrijfsnaam 1] en heeft er anderzijds voor gezorgd dat de financier voor de uitkoop van Toogwijk is afgehaakt. De voorzieningenrechter volgt AVJLAC hierin niet. Toogwijk heeft terecht opgemerkt dat het geschil met [bedrijfsnaam 4] al bestond vóór de start van de onderhandelingen tussen partijen. Toogwijk verwijst in dit verband naar de brief van [bedrijfsnaam 4] van 26 juli 2023 aan [bedrijfsnaam 1] , waarin zij aankondigt een kort geding procedure te zullen starten. De kwestie was bij AVJLAC dus al bekend voordat zij in onderhandeling trad met Toogwijk, terwijl niet is weersproken dat de aard van het geschil met [bedrijfsnaam 4] en hetgeen [bedrijfsnaam 4] verlangde toen al voldoende duidelijk was. Dat het kort geding tussen [bedrijfsnaam 4] en [bedrijfsnaam 1] pas na de overeenstemming tussen partijen heeft plaatsgevonden, maakt dit niet anders. AVJLAC kon hier rekening mee houden en kan zich er niet gerechtvaardigd op beroepen dat de huidige situatie anders is. Ook de omstandigheid dat de financier die AVJLAC op het oog had (kennelijk) is afgehaakt na het kort geding, kan er niet toe leiden dat AVJLAC niet aan de overeenkomst kan worden gehouden. In de afspraken tussen partijen is op geen enkele wijze een voorbehoud gemaakt voor de situatie dat AVJLAC geen financier zou kunnen regelen. AVJLAC voert verder aan dat de koopprijs voor de aandelen pas kan worden betaald op het moment dat er geld wordt verdiend in de projecten [bedrijfsnaam 2] en Rijswijk. De overeenkomst biedt ook daar geen voorbehoud voor; er zijn duidelijke afspraken gemaakt over de betaling van de koopprijs en die afspraken dienen te worden nagekomen. Voor een gerechtvaardigd beroep op een wilsgebrek of op onvoorziene omstandigheden zijn geen of onvoldoende feiten en omstandigheden aangedragen. Gelet op het voorgaande is aannemelijk dat de bodemrechter AVJLAC zal veroordelen tot nakoming van de afspraken.
4.5.
Dit leidt tot de conclusie dat AVJLAC is gehouden om alle aandelen van Toogwijk in [bedrijfsnaam 1] over te nemen tegen gelijktijdige betaling van de eerste termijn van de koopprijs. Het spoedeisend belang van Toogwijk bij haar vordering is naar het oordeel van de voorzieningenrechter gegeven. AVJLAC heeft met voorbijgaan aan de belangen van haar medeaandeelhouder diverse rechtshandelingen verricht waarbij zij duidelijk een (aan het belang van [bedrijfsnaam 1] ) tegenstrijdig belang had, terwijl medeaandeelhouder/medebestuurder Toogwijk telkens niet (of ten minste onvoldoende) geïnformeerd werd. Van Toogwijk kan niet worden verwacht dat zij nog langer verbonden blijft aan [bedrijfsnaam 1] . Onderdeel van de afspraken tussen partijen is, zoals Toogwijk ook onweersproken aanvoert, dat alle aandelen van AVJLAC in [bedrijfsnaam 1] tot zekerheid van betaling van de koopprijs worden verpand aan Toogwijk, waarbij het stemrecht op de verpande aandelen overgaat op Toogwijk indien een van de betalingstermijnen wordt gemist. AVJLAC zal worden veroordeeld om, anders dan gevorderd, binnen twee weken na dit vonnis de aandelen van Toogwijk over te nemen, tegen gelijktijdige betaling van de eerste termijn van de koopprijs.
4.6.
AVJLAC is eveneens gehouden om de tweede en derde termijn van de koopprijs aan Toogwijk te voldoen, te weten op 1 november 2024 respectievelijk 1 maart 2025. Vorderingen II en III zijn eveneens toewijsbaar.
4.7.
Toogwijk vordert onder IV om [gedaagde] te gebieden zich persoonlijk borg te stellen in de zin van artikel 7:850 BW, dan wel ervoor te zorgen dat een externe financier een dergelijke borgstelling afgeeft. Deze vordering wordt afgewezen. Daartoe geldt het volgende. Uit de correspondentie tussen partijen blijkt dat de persoonlijke borgstelling door [gedaagde] een veel besproken punt is geweest (zie 2.13 t/m 2.15 en 2.18). Een borgstelling van [gedaagde] in privé is tussen partijen enkel aan de orde geweest in combinatie met een financier die – een nog op te stellen schriftelijke overeenkomst – mee zou tekenen. Die financier is inmiddels afgehaakt. In latere correspondentie heeft [gedaagde] – terecht – opgemerkt dat zijn echtgenote diende mee te tekenen en dat hij (en mogelijk ook zij) dat niet wilde. Gesteld noch gebleken is dat de echtgenote van [gedaagde] toestemming heeft gegeven of dat sprake is van de uitzondering als bedoeld in artikel 1:88 lid 5 BW. Het is de vraag of een persoonlijke borgstelling door [gedaagde] bij een dergelijke transactie een rechtshandeling is die geschiedt ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van AVJLAC. Tegen deze achtergrond is in het kader van dit kort geding onzeker of partijen op het punt van persoonlijke borgstelling definitief overeenstemming hebben bereikt. Daarmee is onvoldoende aannemelijk dat de bodemrechter deze vordering zal toewijzen, zodat de vordering die ziet op de borgstelling wordt afgewezen. Gesteld noch gebleken is dat deze door Toogwijk gepretendeerde vordering die strekt tot borgstelling een onmisbaar element van de overeenkomst op hoofdlijnen vormt zonder welk er geen overeenstemming bestaat.
Schorsing AVJLAC als bestuurder?
4.8.
Onder V vordert Toogwijk dat AVJLAC met onmiddellijke ingang als bestuurder van [bedrijfsnaam 1] wordt geschorst totdat de eerste termijn van de koopprijs is voldaan. Ter onderbouwing voert Toogwijk aan dat zij er belang bij heeft dat AVJLAC [bedrijfsnaam 1] niet kan vertegenwoordigen zolang Toogwijk nog aandeelhouder en bestuurder van [bedrijfsnaam 1] is. Toogwijk vreest dat AVJLAC (wederom) uitsluitend in eigen belang en voor eigen gewin zal handelen, in welk geval Toogwijk wordt blootgesteld aan aansprakelijkheidsrisico’s.
4.9.
Overwogen wordt dat, zoals Toogwijk aanvoert en AVJLAC niet betwist, vaststaat dat AVJLAC in het verleden diverse geldleningsovereenkomsten is aangegaan en [bedrijfsnaam 1] borg heeft laten stellen voor geldleningsovereenkomsten met AVJLAC als leningnemer. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat hij als (middellijk) zelfstandig bestuurder van [bedrijfsnaam 1] niet correct heeft gehandeld. Ook staat vast dat [gedaagde] het door AVJLAC geleende geld, waar [bedrijfsnaam 1] zich borg voor heeft gesteld, mede voor privédoeleinden heeft gebruikt zonder dat [bedrijfsnaam 1] daar enig belang bij had. Dit is allemaal zonder medeweten en toestemming van Toogwijk gebeurd, terwijl dit (nog los van het bepaalde in art. 2:239 lid 6 BW) in ieder geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid (art. 2:8 BW) buiten twijfel vereist was. Toogwijk voert aan dat het handelen van AVJLAC/ [gedaagde] de continuïteit van [bedrijfsnaam 1] in gevaar heeft gebracht en dat moet worden ingegrepen om verdere schade te voorkomen zolang zij nog aandeelhouder (en bestuurder) van [bedrijfsnaam 1] is. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter met Toogwijk van oordeel dat het niet wenselijk is dat AVJLAC zelfstandig vertegenwoordigingsbevoegd is zolang Toogwijk nog verbonden is aan [bedrijfsnaam 1] . Dat op dit moment nog geen sprake is van enige schade, omdat de leninggevers AVJLAC en/of [bedrijfsnaam 1] alle tijd hebben gegeven om de leningen af te lossen, maakt dit niet anders. Het is noodzakelijk dat AVJLAC niet opnieuw dergelijke verbintenissen kan aangaan namens [bedrijfsnaam 1] . De voorzieningenrechter acht het wel van belang dat AVJLAC/ [gedaagde] betrokken blijven bij de gang van zaken binnen [bedrijfsnaam 1] , omdat [gedaagde] zich in veel sterkere mate dan Toogwijk actief bij de lopende projecten bezighoudt, terwijl bovendien AVJLAC straks (na de betaling van de eerste termijn van de koopsom) enig aandeelhouder zal zijn. Schorsing van AVJLAC als bestuurder van [bedrijfsnaam 1] is om die reden niet wenselijk. Anders dan gevorderd zal de voorzieningenrechter bepalen dat AVJLAC met onmiddellijke ingang uitsluitend tezamen met Toogwijk vertegenwoordigingsbevoegd is, zoals bedoeld in art. 2:240 lid 2 BW (derde volzin), totdat de aandelen van Toogwijk in [bedrijfsnaam 1] zijn overgenomen tegen betaling van de eerste termijn van de koopsom. De vordering wordt toegewezen zoals in de beslissing vermeld. Vanzelfsprekend staat het Toogwijk vrij deze beperking van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van AVJLAC in het handelsregister op te doen nemen en daarvan vaste relaties op de hoogte te stellen.
Overig
4.10.
Toogwijk vordert onder VI AVJLAC en [gedaagde] te veroordelen tot het verrichten van alle noodzakelijke handelingen en het verlenen van medewerking ten aanzien van al het gevorderde. Deze vordering is onvoldoende concreet en reeds om die reden niet toewijsbaar.
Dwangsom
4.11.
Toogwijk vordert aan de veroordelingen van AVJLAC en [gedaagde] een dwangsom te verbinden. De vorderingen ten aanzien van [gedaagde] worden afgewezen zodat voor een dwangsom geen plaats is. Voor zover de vordering ziet op de veroordelingen van AVJLAC tot betaling van de koopprijs van de aandelen, is oplegging van een dwangsom niet mogelijk. Tot levering van de aandelen is Toogwijk gehouden zodra de eerste termijn volledig betaald is door AVJLAC; een dwangsom op te leggen aan AVJLAC om de aandelen af te nemen is niet opportuun. Een dwangsom zal wel worden verbonden aan de veroordeling op de door AVJLAC gehouden aandelen in [bedrijfsnaam 1] ten gunste van Toogwijk een pandrecht te vestigen tot zekerheid van de verdere nakoming van de betalingsverplichtingen.
Proceskosten
4.12.
AVJLAC zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Onder de proceskosten vallen ook de nakosten. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2024: € 178,--). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2024: € 92,--) en de explootkosten van betekening toegekend.
4.13.
Toogwijk zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding aan de zijde van [gedaagde] . De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op nihil, omdat hij ook namens AVJLAC is verschenen en daarom wordt geacht geen (extra) kosten te hebben gemaakt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt AVJLAC om binnen twee weken aan Toogwijk de eerste termijn van de koopprijs van € 333.333,33 te betalen tegen gelijktijdige levering van de door Toogwijk gehouden aandelen in [bedrijfsnaam 1] , op welke aandelen dadelijk een pandrecht zal worden gevestigd tot zekerheid van de verdere nakoming van de betalingsverplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst door AVJLAC;
5.2.
veroordeelt AVJLAC tegelijk met de levering en de vestiging van het pandrecht bedoeld onder 5.1. eenzelfde pandrecht ten gunste van Toogwijk te vestigen op de overige door AVJLAC in [bedrijfsnaam 1] gehouden aandelen (en om te aanvaarden dat het stemrecht op alle verpande aandelen Toogwijk toekomt zodra AVJLAC in verzuim is met de tijdige betaling van de tweede of de derde termijn van de koopsom), op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag dat AVJLAC hiermee in verzuim is, tot een maximum van € 100.000,--;
5.3.
veroordeelt AVJLAC tot betaling aan Toogwijk van de tweede termijn van de koopprijs van € 333.333,33, uiterlijk op 1 november 2024;
5.4.
veroordeelt AVJLAC tot betaling aan Toogwijk van de derde, en laatste, termijn van de koopprijs van € 333.333,33, uiterlijk op 1 maart 2025;
5.5.
bepaalt dat AVJLAC met onmiddellijke ingang uitsluitend tezamen met Toogwijk vertegenwoordigingsbevoegd is als bestuurder van [bedrijfsnaam 1] , totdat AVJLAC de eerste termijn van de koopsom aan Toogwijk volledig heeft voldaan;
5.6.
veroordeelt AVJLAC in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van Toogwijk begroot op € 7.839,12‬,--, waarvan € 1.107,-- aan salaris advocaat, € 6.617,-- aan griffierecht en € 115,12 aan dagvaardingskosten, in voorkomende gevallen te vermeerderen met btw, te vermeerderen met nakosten zoals vermeld in 4.12;
5.7.
veroordeelt Toogwijk in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil;
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2024.
yd