ECLI:NL:RBDHA:2024:5851

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
23_6273
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieverklaring voor woning door gemeente Den Haag

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag om een urgentieverklaring, ingediend door [eiser] namens zijn echtgenote [eiseres] en hun kinderen. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag afgewezen op 3 februari 2023, en na bezwaar bleef deze afwijzing in stand bij het besluit van 10 augustus 2023. De rechtbank heeft het beroep op 26 maart 2024 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder.

Eisers stelden dat hun huidige woning in slechte staat verkeert, met vocht, tocht en schimmel, wat leidt tot gezondheidsproblemen. Daarnaast is de woning te klein voor het gezin en ervaren zij burenoverlast. Verweerder weigerde de urgentieverklaring, omdat eisers twee passende woningen hadden geweigerd en de geschetste problemen volgens het beleid van verweerder geen urgente woonproblemen opleveren. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht de aanvraag heeft afgewezen, omdat er meerdere weigeringsgronden zijn en eisers niet hebben aangetoond dat hun situatie schrijnend genoeg is om een urgentieverklaring te rechtvaardigen.

De rechtbank concludeert dat de belangen van de kinderen door verweerder voldoende zijn meegewogen, maar dat de problemen niet uitsluitend door verhuizing kunnen worden opgelost. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eisers geen urgentieverklaring krijgen en ook geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangen. De uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland en is openbaar uitgesproken op 23 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6273

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. S. Seker),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. V.C.T. Verkroost).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van de aanvraag om een urgentieverklaring die [eiser] mede namens zijn echtgenote [eiseres] en hun kinderen heeft ingediend.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 3 februari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 10 augustus 2023 op het bezwaar van eisers is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, J. Lakjaa als tolk, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eisers hebben verzocht om een urgentieverklaring, omdat de huidige woning in slechte staat is door vocht, tocht en schimmel. Hierdoor kampt het gezin met gezondheidsproblemen. Ook is de woning te klein voor het gezin en is er sprake van
burenoverlast. Verweerder heeft geweigerd een urgentieverklaring te verstrekken, omdat er weigeringsgronden zijn. [1] Eisers hebben twee passende woningen geweigerd. Ook zijn de slechte staat of onvoldoende kwaliteit van de woning, het te klein wonen, burenoverlast en de psychische problemen die eisers hierdoor hebben volgens het beleid van verweerder geen urgente woonproblemen. [2] Daarnaast kunnen eisers volgens verweerder de woonproblemen op een andere manier oplossen. Ook worden de woonproblemen niet of onvoldoende opgelost met een verhuizing naar een andere woning en hadden eisers de woonproblemen kunnen voorzien. Er is volgens verweerder geen reden om de hardheidsclausule [3] toe te passen.
Wat vinden eisers in beroep?
3. Eisers voeren aan dat verweerder het bestreden besluit onzorgvuldig heeft voorbereid. Hij heeft onvoldoende rekening gehouden met hun situatie. Uit de stukken die zij na de hoorzitting hebben overgelegd blijkt dat de thuissituatie onveilig is voor het gezin en dat de kinderen zijn aangemeld bij JGZ voor traumaverwerking. Voorts is er een verklaring vanuit de school van de kinderen, een verklaring van de verhuurder, een uitdraai van het journaal van de huisarts en bewijs dat hun buurvrouw een camera heeft geplaatst. Zij krijgen hulp bij het reageren op woningen, maar dat heeft tot nu niet tot resultaten geleid. Zonder een urgentieverklaring kan de huidige situatie niet worden opgelost. Er is veel aan de hand met dit gezin. Verweerder zou daarom een advies moeten inwinnen van de GGD. Verweerder stelt ten onrechte dat er geen sprake is van een schrijnend geval. De belangen
van de kinderen zijn onvoldoende meegenomen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank overweegt dat verweerder bij het verlenen van urgentieverklaringen gehouden is aan het opgestelde beoordelingssysteem. Indien zich één van de algemene weigeringsgronden voordoet, wordt een urgentieverklaring door verweerder in beginsel geweigerd. Een inhoudelijke toets om te kijken of de woonsituatie van eiseres door sociale of medische omstandigheden als levensbedreigend of ontwrichtend moet worden aangemerkt blijft in dat geval achterwege. Dit restrictieve beleid van verweerder is door de hoogste bestuursrechter [4] niet onredelijk geacht, vanwege het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het kleine aantal toewijsbare huurwoningen dat beschikbaar komt.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de urgentieaanvraag van eisers terecht heeft afgewezen, omdat er sprake is van meerdere weigeringsgronden. Verweerder stelt terecht dat een te kleine woning en de slechte staat of onvoldoende kwaliteit van de woning en de burenoverlast volgens het beleid geen urgent woonprobleem opleveren. Dat geldt ook voor de psychische klachten ten gevolge van de staat van de woning. Ook heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eisers de woonproblemen op een andere manier zouden kunnen oplossen. De problemen met vocht, tocht en schimmel kunnen zij melden bij de verhuurder en die de gelegenheid geven om de problemen op te lossen. Eisers hebben niet onderbouwd dat de problemen met de buurvouw niet kunnen worden opgelost, bijvoorbeeld via een wijkagent. Verweerder heeft eisers ook terecht tegengeworpen dat deze problemen niet of in onvoldoende mate opgelost kunnen worden met een verhuizing. Het is namelijk niet uit te sluiten dat een andere woning dezelfde problemen met vocht, tocht en schimmel en burenoverlast zal hebben. Ook hebben eisers niet onderbouwd dat de psychische klachten (alleen) te verhelpen zijn door verhuizing. In de informatie van de huisarts staat dat er traumabehandeling en psychische hulp dient te volgen. Verder blijkt niet uit de stukken dat de kinderen door de woning problemen hebben die alleen door een verhuizing kunnen worden opgelost. Voor de gevolgen van de traumatische ervaring van de brand in de woning kan een deskundige traumabehandeling plaatsvinden.
6. Verder hebben eisers twee passende woningen geweigerd. De stelling van eisers dat zij de woningen per abuis hebben geweigerd, mede omdat zij de Nederlandse taal onvoldoende beheersen, leidt niet tot het oordeel dat verweerder dit niet mocht tegenwerpen. Zoals verweerder stelt lag het op de weg van eisers om hulp te zoeken. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat zij eerder een urgentieverklaring hebben aangevraagd om dezelfde redenen en dus op de hoogte kunnen zijn van het traject en de regels omtrent het verkrijgen van een woning. Verweerder mocht eisers ook tegenwerpen dat zij wisten dat de woning beschikt over beperkte ruimte en er toch voor kozen om het gezin met vier kinderen uit te breiden. In zoverre was het woonprobleem voorzienbaar.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder gelet op voorgaande terecht niet is toegekomen aan het toetsen van de medische gronden en daarmee aan een inhoudelijke beoordeling van de aanvraag.
8. De hardheidsclausule wordt alleen toegepast in gevallen waarin het niet toekennen van urgentie leidt tot een schrijnende situatie. Verweerder heeft in redelijkheid kunnen concluderen dat er in het geval van eisers geen sprake is van een dermate schrijnende situatie. Hoewel voorstelbaar is dat de kleine woning voor het gezin van eisers voor problemen zorgt, heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eisers zich onvoldoende onderscheiden van anderen die zich in soortgelijke omstandigheden bevinden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat er geen sprake is van een urgent woonprobleem en dat eisers hun woonproblemen op een andere manier kunnen oplossen.
9. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder de belangen van de kinderen onvoldoende heeft meegewogen. Verweerder stelt dat hij de traumatische ervaring met de brand in de woning, de ontwikkeling en de medische situatie van de kinderen heeft meegewogen, maar dat dit heeft niet geleid tot verlening van een urgentieverklaring omdat een verhuizing de problematiek onvoldoende oplost. Ook hebben eisers niet aangetoond dat de woonsituatie in vergelijking met andere woningzoekenden met kinderen zo schrijnend is dat urgentie moet worden verleend.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen urgentieverklaring krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 4:5, aanhef onder b, c, d, en g, van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019.
2.Artikel 2.1.2 onder a, b, c en o, van de Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019.
3.Artikel 7:3 van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019.
4.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 23 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:857.