ECLI:NL:RBDHA:2024:5851
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing urgentieverklaring voor woning door gemeente Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag om een urgentieverklaring, ingediend door [eiser] namens zijn echtgenote [eiseres] en hun kinderen. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag afgewezen op 3 februari 2023, en na bezwaar bleef deze afwijzing in stand bij het besluit van 10 augustus 2023. De rechtbank heeft het beroep op 26 maart 2024 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder.
Eisers stelden dat hun huidige woning in slechte staat verkeert, met vocht, tocht en schimmel, wat leidt tot gezondheidsproblemen. Daarnaast is de woning te klein voor het gezin en ervaren zij burenoverlast. Verweerder weigerde de urgentieverklaring, omdat eisers twee passende woningen hadden geweigerd en de geschetste problemen volgens het beleid van verweerder geen urgente woonproblemen opleveren. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht de aanvraag heeft afgewezen, omdat er meerdere weigeringsgronden zijn en eisers niet hebben aangetoond dat hun situatie schrijnend genoeg is om een urgentieverklaring te rechtvaardigen.
De rechtbank concludeert dat de belangen van de kinderen door verweerder voldoende zijn meegewogen, maar dat de problemen niet uitsluitend door verhuizing kunnen worden opgelost. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eisers geen urgentieverklaring krijgen en ook geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangen. De uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland en is openbaar uitgesproken op 23 april 2024.