In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2024, in de zaak tussen eiser en de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, wordt het beroep van eiser tegen de hoogte van de toegekende uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven beoordeeld. Eiser had een uitkering ontvangen op basis van letselcategorie 2, maar verzocht om een hogere uitkering op basis van letselcategorie 3. De rechtbank oordeelt dat dit verzoek terecht is afgewezen, omdat eiser niet met objectieve medische informatie heeft onderbouwd dat er sprake is van ernstiger psychisch letsel.
De rechtbank stelt vast dat verweerder, de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, een uitkering van € 2.500,- heeft toegekend aan eiser, die als waarnemer van huiselijk geweld tegen zijn moeder ernstig letsel heeft opgelopen. De rechtbank benadrukt dat verweerder beslissingsruimte heeft bij het toekennen van uitkeringen en dat de rechtbank dit besluit terughoudend moet toetsen. Eiser heeft niet aangetoond dat zijn psychische klachten ernstiger zijn dan de criteria voor letselcategorie 2.
De rechtbank concludeert dat er geen strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en dat het beroep van eiser ongegrond is. Dit betekent dat eiser geen recht heeft op een hogere uitkering en dat hij ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.